Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Marnix Gijsen De mislezer ‘....sicut vermis’ Hij is een arm, oud man, de grijze mislezer met zijn kaal hoofd en die der wereld niet behagen kan. Onder het krakend geweld van goud en brokaat, voor een snobsenpubliek leest hij de Mis, gansch in het wit. Hij kent de overspelige vrouw die recht staat, en de woekermeneer die daar zit. Hij is simpel en moe, hij beseft de zonde en den strijd, diep en fel; de vrouw die de wimpers luifelt en van den man, het wulpsch oogenspel. Hij weet de verwaandheid van dit rijk geslacht en hun trots op vleesch en kleed. Hij murmelt zijn snelle gebeden heel zacht en buigt zijn kaal hoofd in leed. Hij zegt geen woord hooger dan de kabellijn van één toon. Hij is eenvoudig en oud, en de nederigste man in Gods woon. Hij opent de armen en teekent een fel kruis, onder die zegening gaan de vunze vrouw en de dikke meneer lachend naar huis; [pagina 80] [p. 80] zij hoorden een half uur, verstrooid, zijn onhoorbare taal. Maar hij schouwt hen aan met de droefheid van Job op zijn vaalt. Onder de vracht van goud en brokaat bidt hij, stil en gebroken. Hij is eenvoudig en oud en zijn kennis is in simpelheid verdoken. Zijn schoenen gapen; zijn hoed heeft kleur noch vorm. Maar hij bidt kindsch en eenzelvig naar Christus, die hangt boven d'aarde ‘lijk een worm’. [pagina *19] [p. *19] Foto Bleuzé FRITS HOPMAN [pagina *20] [p. *20] ROEL HOUWINK [pagina 81] [p. 81] De archeologische vondst Jacquemijne Bolats werd te Leuven begraven in 1520, naast haar man en haar kind. Ze had bei met dezelfde liefde bemind, al haar dagen. Ik heb haar zerksteen gevonden op een regennoen, onder wat mos en veel gele blaeren. Kinderen spelen er rond en bij zomernacht paren geliefden, hier, hun bevenden mond. Zij werd in Antwerpen geboren, - o mijn sterke stad - wie voerde haar de Brabantsche heuvelen over? Daar vond zij een man, daar won zij een kind, en de rust, onder mos en wat herfstig loover. Want, toen God zag hoe volmaakt deze drie stonden in 't licht van een rustig geluk, het jublende kind en dees vredige beiden, toen was hij als David die weenend zijn zoon overwint. Hij kon deze kalme zielen niet scheiden en brak alle drie hunne hulzen stuk. [pagina 82] [p. 82] Zie, zoo lange tijd is aan elk mensch gegeven dat zijn woord rijpe tot lied voor Gods aangezicht. Hoe vaak het hernomen, geaarzeld, getracht, tot duid'lijk en klaar klink' het rythme dat door elk leven vleit; God luistert en wacht, de zanger verdwijnt, maar het zingen ruischt uit in Gods wezenheid. Vorige Volgende