Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1
(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *10]
| |
Zelfportret
FREDERIK CHASALLE | |
[pagina 41]
| |
Frederik Chasalle
| |
[pagina 42]
| |
den van een schommelende en krijschende papagaaienmuziek. En aan de horizont: het donker beweeg van een aanroeiende vloot sloepen en vaartuigen. De zee is het fond van een zeevarend volk. Ook van Holland, dat al vroegtijdig scheen ingeslapen op zijn ontgonnen, aan de zee ontwoekerd landje, netjes geharkt en beplant tot een onmetelijk saai bollenveldje, waar men windhandelde of tuinierde. Maar het ruime hart van den avonturier leeft, wanneer de Hollander zijn grenzen verlaat, wanneer hij koers zet volgens den wind, het groote Onbekende tegemoet. Het hart vaart uit met zeilen van het verlangen, naar een leven zonder finale, zonder moraal. Zooals het leven der piraten. De galg staat als een kruis, waarvan één arm is afgeslagen. Soms vliegen er engelen over, de engel, die kapitein Kid lossneed, toen hij aan den galg in de zon te Galveston hing zwart te worden.Ga naar voetnoot1) Maar Kid heeft zelfs niet even de pijp tusschen zijn tanden uitgenomen.
Het zonderlingste in den mensch is dit Heimwee. Wellicht hebben de oude zeekapiteins daarom hun papagaaien lief, omdat zij in een van eeuwen ouderdom onverstaanbare taal van verre streken verhalen. Zij eeren hun vogel zooals wij Grootvaders portret met de reddingsmedaille op de borst (de redding zelf is vergeten). Dit Heimwee moet wel de rest zijn, die in de menschenlevens is blijven voortleven van voorouders, die in onzekerder tijden weerbaarder bestaan kenden. | |
[pagina 43]
| |
Thans droomen wij in onze armstoelen. Wij hebben ééns gereisd. Reizen, dat is magisch, is mysterieus vooral. Maar de tijden van reizen zijn voorbij. Reizen is tegenwoordig een vooruit gebaande tamme wandeling door de winkelstraat, waarbij men in verlichte vitrines kijkt en in de winkels iets koopt. De betoovering is verbroken. ‘Alle mechaniekjes heb ik opengemaakt, doch mijn verlangen heeft niets gezien.’ Geen mechaniekjes meer openmaken, geen speelgoed meer aanraken. Genieten in ontbering, genieten in nietbezitten, genieten van een inktkoker, een crapaud, een boek, waar bladen uit zijn, doch dat Grootvader las. Niet meer op reis gaan. Léon Paul Fargue schreef reeds: ‘Ik houd van de “Reis om de Wereld”, ik houd van de “Voyagiën en zeereizen”, ik houd van steden, menschen, landschappen op tabakszakjes, sigarettendoozen, koekjestrommels.’. - Inderdaad, maak de mechaniekjes niet meer open. Waanneer ge Venetië en Sevilla op een briefkaart bewonderenswaardig vindt, blijf thuis. Venetië en Sevilla zouden te veel op uw prentbriefkaart gelijken. De prentbriefkaart is echt. Venetië en Sevilla zouden maar net-echt zijn. Wij droomen in onze armstoelen. Maar onze hartstochtelijke geest ziet den man in het cabaret der avonturiers, die het druipend revolver na het schot in den gordeltasch wegsteekt en met een enorm gebaar zijn glas leegslikt. Het doet er niet toe of de juffrouw achter den toonbank omzichtig een punt | |
[pagina 44]
| |
aan haar potlood blijft slijpen. Onze hartstochtelijke geest hoort den dreun der kanonschoten: donderslag op trillende luchtlagen. Het doet er niet toe of dit schepen zijn, hobbelend en wankelend in het gevecht als het beweegbaar zeeslagje op de antieke uurwerkplaat. Het zijn onze piraten. Voilà! -
Fragment uit ‘Het Moderne Avonturiersleven’ (in voorbereiding). |
|