Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina *8] [p. *8] Naar een portretschets v. Lizzy Ansingh 1912 J.W.F. WERUMEUS BUNING [pagina 33] [p. 33] J.W.F. Werumeus Buning In memoriam patris Ik stond op een witten heuvel in een ijskouden wind; op het besneeuwde kerkhof ligt er een die de rust niet vindt. Uit een leven droefgeestig en doelloos en een sterven zonder troost is die ziel heengevaren verschrikt en hopeloos. Het lichaam is gebleven verstard in zijnen nood afkeerig van het leven en niet gereed ten dood; geminacht door eigen vreezen wrevelig heengegaan van leven niet genezen en den dood niet toegedaan. En de ziel uit haar slaap van jaren opgejaagd en verstoord vliegt als een blinde vogel onder witte hemelen voort, woest en armzalig, omgeven van schrik en duisternis, te zoeken waar het leven en het lijf gebleven is. * * * [pagina 34] [p. 34] De wind in barre vlagen steek op en giert langs mij; de witte hemelen jagen rakelings voorbij. En ik herken, aan mijn oogen dezen wind, en aan mijn mond. En het lichaam wordt trotsch en verheven dat hier den dood hervond. In de levende aderen het bloed huivert fier en vrede wordt groot want wij herkennen ons goed, dit ben ik; dit de dood. Een onmetelijk rijk is ontsloten en een stilte wel bekend, de vrede en de aanwezigheid die de ziel in haar zwerven kent. Ik sta op witte bergen in dezen strengen wind waar in de verheven eenzaamheid de ziel haar vriendschap vindt. Wees gegroet, met gesloten oogen, nu ik weer met u verblijf, Gij, die dìt leven beëindigd hebt en gebroken dit ander lijf. En deze is mijn vader geweest. Hoe is het dan dat deze mensch van mijn eigen, gelijken stam dit angstige einde vindt? De dood nam wie steeds heeft gevreesd en wie haar kende zij liet. [pagina 35] [p. 35] Vogelen trekken voorbij en dit is het einde niet. Ach, allen tezamen wij sterven, maar leven niet. Eens helpt de een den ander, maar in het leven niet. Vreemd gaan wij langs elkander. Vergeef het; vergeet het niet. [pagina 36] [p. 36] Oude verzen Gij bleeke roos van mijn bestaan, gij stille duistere roos bij nacht, waar is uw bloeien heengegaan en waartoe hebt gij mij gebracht? Wat is er van de dagen over van vrede, die haar aanvang nam wanneer de schaduw in het loover en schemering in uw oogen kwam? De schaduw valt nog als weleer, iederen avond, maar de dagen gaan heen en nemen hunne keer en uwe vrede is heengedragen. In uwe armen werd de nacht een rust, een groote teederheid. Hoevele uren of ik wacht, de nacht is enkel eeuwigheid, De menschen zijn mij ver en koel, uw mond was steeds bedroefd en warm, ik aarzel naar dit hemelsch doel; ik hunker naar uw slanke arm. Ach, alle herinnering daaraan is afgestorven, ingetogen gelijk het licht in uwe oogen en met de rozen heengegaan. [pagina 37] [p. 37] En nu ook droefenis is gegaan bleef er een vreemde vrede over, nauwelijks verlangd, ruischend als loover, waarin een wind kwam neergegaan die 't willoos zingend heeft bewogen. Ik zoek vergeefsch uw donkere oogen; ik zie God's groote sterren staan. - Vorige Volgende