Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Henri Bruning Voor moeder Uw leven is gebleve', altijd, een vreemd ontberen. En toch werd déze dag uw diepst-verzwegen leed: deze dwong u o moedertje dat g' afstand deed van 't enig' u gebleve': uw onbaatzuchtig geven. Want hij die ver en nors verdoold', uw zoon o moeder (o moeder zonder zoon): zijn nood uw tederheid nooit nam, nooit vroeg, en nooit kwam één genegenheid 't bedeesde hunkren uwer wakend' ogen hoeden; en nu deez handen, eindlik, tederst opengingen - is 't niet om u. Geduldig moedertje, nu bloedt uw hart, uw hart dat alreeds zei: ‘'t is goed, 't is goed: een ander kwam (en mòcht) hem met haar liefd' omringen’; uw moeder-hart dat even kloeg: ‘zoals een vréémde ging hij voorbìj; zoals een plant, die doodgaan mocht, héél bloeien nooit, mijn leven was; dìt, waar 'k mee kocht een troost.... 't Is àl voorbij. O allerlaatste nemen....’ Moeder wees stil. 'k Weet 't zeer van uw verborgenst leven, óók van uw schuchter lachen de bedwongen klacht, want zij die kwam heelde al stroeve pijn zo zacht, en toen moest moedertje dit hart zich u wel geven. [pagina 32] [p. 32] Neen, neen, zij nam u niets: z' heeft u uw zoon hergeven; zìjn tederheid deez dag van diepst verzwegen leed, deez dag lief moedertje, waarop gij afstand deed van 't enig' u gebleve': uw ontbaatzuchtig geven. [pagina *7] [p. *7] HENRI BRUNING Vorige Volgende