Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] J.C. Bloem Herfstdag De tuinders werkten in de bruine hoven, De wereld was verlaten van gerucht, En het oneindig najaar spande erboven De paarlen sfeer van een gelaten lucht. Zoo was het hier, zoo moest het elders wezen: Herfstland en menschen in een stil verband, Waarboven, in berusting uitgerezen, Een overal gelijke hemel spant. Wat dan te doen, grijs landschap, grijze luchten, Uit de oudste droomen van de ziel gemaakt, Wat met dit hart te doen, welks diepste zuchten Al haast niet meer naar deze dingen haakt? [pagina 19] [p. 19] Levensloop Zoo worden zij gejaagd tusschen de polen En de evenaar, op een vervoerend lied. Zoolang het leven nog klinkt als violen Zijn zij rampzalig en achten het niet. De dwazen: om een vloeibre droom gekrampte Handen, oogen in oogen groot en schouw. De wijzen: als de wolk der jeugd verdampte, Een klein geluk, een onverschillige vrouw. En beiden: 't lichaam, tot den dood verzworven, Waarin het leven niet meer kolkt en schuimt, Het wordt, in een toevallig bed gestorven, Op een vuig kerkhof haastig weggeruimd. Vorige Volgende