Engelsche tieranny
(1781)–Anoniem Engelsche Tieranny– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
Derde samenspraak.VADER.
(In onze eerste samenspraak, heb ik u een beknopt denkbeeld, van Neêrlands Geschiedenis, in zo verre, als dezelve op het gedrag der Engelschen betrekking heeft, gegeeven. De tweede samenspraak, heeft u het algemeen charakter der Britten, uit verscheidene voorbeelden opgemaakt, doen kennen; thans blyft ʼer niets overig, als u door waare voorbeelden te bewyzen, dat zy, door hun gedrag omtrent ons, toonen, dat zy weleer onze bitterste vyanden waren en zulks nog zyn. – Gy weet nu reeds, dat de Hollanders, in veele voorvallen, door hunne Engelsche Geloofsbroederen als hun eigen volk te beminnen, door hunne aankleeving voor de rechtvaardigheid, en wezenlyke dapperheid, te doen blyken, de wereld overtuigd hebben, wat hart zy in hunnen boezem draagen, en dat wy den naam van koel, onhartstochtelyk, ongeestig, en onbeschoft te zyn, niet verdienen. – Nochthans hebben de Engelschen, in onze dagen, ons beschreeven, als een volk waarvan Grootbrittannien, geduurig, de schandelykste en ongewrooken tekens draagt, welken onze hebzucht en wreedheid te kennen geeven Ga naar voetnoota.) ZOON.
Ik heb uit al het voorverhaalde niet kunnen zien, dat de Hollanders, zig aan iets van die natuur schuldig gemaakt hebben. VADER.
De Engelschen zullen ook nimmer die lasteringen kunnen bewyzen. Maar het is hunne gewoonte, op de verachtelykste wyze, van alle Natiën, en byzonder van de Hollanders, te spreeken. – Het is | |
[pagina 67]
| |
hunne gewoonte, ons als het grootste uitschot van ʼt menschelyk geslacht, te behandelen. Men vindt in een werk, getyteld, Gevallen van een Guinje, Ga naar voetnoota een Huis Catechismus van den volgenden inhoud. V. ‘Wat moet een Engelschman doen die zyn vaderland lief heeft?’ A. ‘Alles verachten en verfoeijen, dat niet oorspronglyk Engelsch is, en alles voor zig schraapen dat hy krygen kan.’ V. ‘Hoe moet hy alle vreemdelingen behandelen?’ A. ‘Als schuim van volk, hy moet hen overal verdrukken en benadeelen daar hy kan, en het moet een groote eer voor hun zyn, als een Engelschman zig vernedert om tegen hen te spreeken.’ V. ‘Maar welke vreemdelingen moet men het allermeest verfoeijen?’ A. ‘De Hollanders.’ V. ‘Waarom moet men de Hollanders verachten en haaten?’ A. ‘Om dat zy de Koning willem den derden op den Troon geholpen hebben; om dat ze ons het meest in den koophandel benadeelen; om dat ze Fransch gezind zyn, en de vyanden allerlei toevoer bezorgen.’ V. ‘Wat behoorde de regeering hun daar voor te doen?’ A. ‘Al hun schepen die ze krygen kunnen, – onder voorwendsel van Contrabande in te hebben, – weg neemen; zelfs hunne Oorlogschepen niet te ontzien, alle Tractaaten met hun te verbreeken, en met een woord, hun overal de grootste hoon, smaad en nadeel toetebrengen, die in hun vermogen is.’ | |
[pagina 68]
| |
ZOON.
Hebben de Engelschen waarlyk zulk een Catechismus voor hunne kinderen, Vader? VADER.
(Neen zy hebben die niet. – Maar dat men in Engeland, om gemelde redenen de kinderen dergelyke haatelyke denkbeelden, tegen ons, inboezemd, hebbe ik daar zelve ondervonden, en nog daaglyks zien wy ʼer de verschrikkelyke gevolgen van.) ZOON.
Maar Vader; zy zeggen, onder andere redenen, ons te moeten haaten en mishandelen, omdat wy Koning willem op hunnen Troon geholpen hebben; gy hebt my beloofd die gebeurtenis te verhaalen. VADER.
Wel nu, ik zal myn belofte volbrengen. – Na den dood van karel de tweede, beklom zijn broeder, hertog van York, den Troon van Engeland, onder den naam van jakobus de tweede. – Deeze Vorst, tastte welhaast de voorrechten des volks aan, beleed zelfs in ʼt openbaar, tegen de wetten van het Ryk, den Roomsch Catoliquen Godsdienst, en bestond dezelven met geweld in te voeren. De Koning geenen manlyken erfgenaam hebbende, ontstond ʼer een gerucht, dat de Koningin zwanger was, en daarna zeide men dat zy een Zoon ter wereld gebragt had. Gantsch Europa twyfelde aan de wettigheid deezer geboorte; Engeland was in rep en roer, en die trotsche Eilanders zagen nu angstvallig om, naar die Nederlanders, welken zy zo veracht en mishandeld hadden. Zy smeekten hen om hulp. De Staaten hunne Geloofsgenooten verdrukt ziende, vergaten alle beledigingen; zy rustten een Vloot van vyfhonderd Schepen uit; zonden met dezelve Prins willem | |
[pagina 69]
| |
den derden, die een Leger van veertien duizend man, onder zyn bevel had, naar Engeland, om onder gods zegen, de rechten des volks te herstellen. De Staaten, van ʼs Prinsen moed en beleid bewust, deeden de stoutste onderneeming, welke zedert eenige eeuwen was voorgevallen. Ga naar voetnoota – Jacobus van de aannaderende magt der Holanders kennis bekomen hebbende, verliet den Troon, en vluchtte naar Vrankryk. – De Hersteller van Godsdienst en vryheid, willem de derde, werd met zyne Gemalinne maria stuart, dochter van den gevluchten Koning, door de Engelschen op den Troon verheeven. ZOON.
En verdienen wy daarom zo vreesselyk vervolgd te worden? VADER.
(Indien de Staaten, door hunne schatten te geeven, ja, indien zy, door zig van de middelen hunner eigene beveiliging te berooven, en zig weerloos te maaken, alles waagen, om hunne Vrienden en Bondgenooten te beschermen en te redden, en voor die deugden de wreedste mishandeling verdienen: dan zullen de Engelschen hun volgend gedrag kunnen verdedigen; maar zy kunnen dat niet doen; want nimmer is eenige daad, met verhevener oogmerk ondernomen, dan de voorgemelde door onze vrye Staaten. – Indien lodewyk de veertiende, zyne heerschzuchtige driften, en zyn wensch om Nederland, voor zyn geduchte wapenen te doen bukken, had opgevolgd, zou hy ons in dien weereloozen staat, den laatsten schok hebben kunnen geeven; maar wy zien van achteren, dat het hart der Koningen, door het Alvermogen be- | |
[pagina 70]
| |
stuurd wordt, en dat de Voorzienigheid ons Vaderland, om de uitmuntende daad die het verrichtte, bewaard en beschermd heeft.) ZOON.
God zy daar voor gedankt. VADER.
(Ja myn Kind, voor uitsteekende weldaaden aan Engeland beweezen, moet men van god alleen belooning verwachten. De Britten hadden naauwlyks hunne dierbaarste panden, den Godsdienst en de vryheid, door ons weder gekregen, of zy vergaten, de aan hun beweezene weldaaden. Ja wilden zelfs, zo weinig is het hart der Engelschen met erkentenis bezield, de nadeelige Acte, in het jaar zestienhonderd een-en-vyftig, alleenlyk om onzen Koophandel te benadeelen, gemaakt, niet herroepen. De hulp die Nederland den Engelschen, door hen van de dwingelandy eens laffen Konings te verlossen, had beweezen, maakte lodewyk den veertienden meer en meer tegen ons verbitterd; men verklaarde elkander wederzyds den Oorlog, en onze Bondgenooten, welke verpligt waren, ons met alle getrouwheid, te helpen en te beschermen, zonden, toen Vrankryks Koning ons met zyn zeemagt dreigde, den lafhartigen Admiraal torrinton, welke op de schandelykste wyze, in het heetste van den slag, de Nederlanders aan de magt des vyands overliet. Ga naar voetnoota – Over de geheele Aarde zou dit trouwloos gedrag strafbaar geweest zyn, en ʼer werd ook over Torrington een Krygsraad gespannen; Ga naar voetnootb maar in dezelve wierd die misdaad slegts aangemerkt als tegen Hollanders ge- | |
[pagina 71]
| |
pleegd, dus wierd hy vry gesproken. Dit was het loon der Staaten; dit was de wedervergelding voor de getrouwe diensten, aan hun beweezen. − En ware het hierby nog gebleven! maar neen: want de tot Ryswyk geslotene vrede, door den twist over de Spaansche Troons opvolging verbrooken zynde, speelden de Engelschen ons de haatelykste en laagste trek, die men kan uitdenken. De Staaten hadden zig met Engeland verbonden, om buiten wederzydsche toestemming geen vrede te maaken, en hielden, hoe zeer Vrankryk met hun in onderhandeling wenschte te treeden, trouwhartig woord; doch de Engelschen verbonden zig aan geene wetten van eer; want zy slooten, by de eerst voorkomende gelegenheid, zonder den Staaten daarvan kennis te geeven, Ga naar voetnoota met Vrankryk een stilstand van wapenen. Deeze verraderlyke daad, noodzaakte ons met Vrankryk vrede te maaken, by welke vrede Engeland alle de voordeelen voor zig bedong: Gibralter en Minorka, plaatsen, welken door de Engelsche en Hollandsche Wapenen, gezamentlyk veroverd waren, bleeven in hunne handen alleen, en verstrekten naderhand, den Algerynsche Rovers, ten onze verderve, tot een wyk en schuilplaats.) ZOON.
Hoe Vader! vergunden zy de Mahomedaanen een schuilplaats om ons te mishandelen? VADER.
Dat is altoos hunne gewoonte geweest. − Alle Schepselen gevoelen eene innerlyke nyging om voorwerpen van een zelfd geslacht, van een zelfden Godsdienst, of van dezelfde zeden te verdeedigen en te beschermen; maar in het hart van een En- | |
[pagina 72]
| |
gelschman schynt deeze Natuurwet, niet ingedrukt te zyn.
Waar leeft de Beer in 't Woud, in oorlog met de Beeren?
De felle Tyger zelfs, voor 't wreedste dier geacht,
Leeft, zonder vredebreuk, gerust met zyn geslacht.
Maar de Engelschen neemen zo min natuurlyke, als zedelyke betrekkingen in aanmerking. Reeds in het jaar zestien honderd vyf-en-zestig, gaven zy van dit ontaart gedrag een voorbeeld. De Zeeuwschen Kapitein pieter willemsz, een groot Engelsch en Turks Schip, op zee ontmoetende, raakte met hun beiden slaags en was, na een hardnekkig gevecht, genoodzaakt zig overtegeeven. De Engelschman de buit verdeelende, nam het Schip voor zig, en gaf de overgeblevene Christenen manschap, aan den Turkschen Zeerover voor slaaven. Ga naar voetnoota Desgelyks begunstigden de Britten in het jaar zestienhonderd zeven-en-tagtig, den Algerynschen Zeerovers. Zy gaven dien barbaaren verlof, om in hun eiland Wigt, binnen te loopen; deezen maakten daarvan gebruik, deeden de Hollandsche Scheepvaart onbedenkelyk veel nadeel. Onder veele voorbeelden daarvan, zal het genoeg zyn te zeggen, dat zy een schip veroverden, en de manschap, tot tagtig in getal, waaronder veele Rotterdamsche Burgers waren, in slaverny voerden. Ga naar voetnootb ZOON.
En bleef dit alles ongestraft? VADER.
(Zouden de Engelschen zulke wandaaden straffen! − Hunne voorzaaten hadden reeds, in der- | |
[pagina 73]
| |
gelyke gevallen, de maat der Godloosheid zo vol gemeeten, zonder gestraft te worden, dat de ontaarte nazaat, nu veilig de snoode genygdheid van zyn hart strafloos kon opvolgen. − In het jaar zestienhonderd een-en-zestig, lagen te Lissabon, zes Engelsche Schepen, welken zy verhuurden, om tweeduizend kisten suiker en andere Koopmanschappen naar Livorno en Venetiën te brengen. Eenige Christenen en Jooden, begaven zig als Passagiers mede op reis. In zee zynde, werden de Engelsche Schepen door drie Algiersche Roovers tegengehouden; doch de Britten (Roovers staan elkander altoos ten dienst) maakten met hun een verbond, om saamen naar Algiers te zeilen, gelyk zy deeden, geevende aan de Algerynen de goederen tot buit, en de Christenen en Joodsche Passagiers, tot slaaven, daar voor alleenlyk een gedeelte van de Laading voor zig bedingende. Ga naar voetnoota) ZOON.
Dat zyn verraders. VADER.
(Steeds hebben zy die Barbaaren begunstigd, en als 't ware den vryen teugel gegeeven, om ons, ware het mogelyk, te vernielen. Na den jaare zeventienhonderd veertien, braken de Algerynen de vrede met de Nederlanden. De Engelschen, wendden toen weder alle hunne poogingen aan, om die Roovers tegen hunne Bondgenooten te ondersteunen. Hunne Havens die, wegens de bezwoorene verbonden, voor onze vyanden moesten geslooten zyn, werden allen voor dezelven geopend, en hun den noodigen onderstand gegeeven. − In het jaar zeventienhonderd vier-en-twintig, liep een Algiers Roofschip, onder voorwendzel van storm, te Plymout binnen. Dit schip was, kort geleden, van de | |
[pagina 74]
| |
Hollanders genomen; maar de Engelsche Admiraliteit, om alle genegenheid voor die Barbaaren te toonen, gaf order om hem, na zig van alles voorzien te hebben, door een Engelsch Oorlogschip, veertig of vyftig mylen buiten het Kanaal te begeleiden, op dat geene Hollandsche Oorlogschepen, die te Vaalmoud ten anker lagen hem zouden neemen. Ga naar voetnoota − Dezelfde Roover, door het goed onthaal der Engelschen, zyne natuurlyke vrienden, gelokt, kwam in het volgende jaar weder, en werd niet dan na herhaalde klagten van de Staaten, weggezonden, evenwel, onder het Convooi van Engelsche Schepen. Ga naar voetnootb) ZOON.
Hebben zy dan nooit nagelaaten die Roovers te helpen, en hebben de Staaten dit alles stilzwygende verdraagen? VADER.
(Neen myn Zoon; want toen in het zelfde jaar, een Algiers Roofschip een Hollandsche Prys, in de Haven van Gibralter binnen bragt, en het schip en lading, met verlof van den Gouverneur, ten voordeele van den Roover verkocht werd, klaagden de Staaten daarover in een Memorie aan het Engelsche Hof, en beweezen dat dergelyk een geval nog eens gebeurd was. − De Koning had toen belooft, hierin te zullen voorzien. Thans begeerde Hun Hoog Mog: dat de Gouverneur van Gibralter, zou gestraft worden. Ga naar voetnootc − Ik weet niet of men het ook beloofde; maar ik verzeker u dat het niet geschiedde: integendeel, in den jaare zeventienhonderd zes-en-twintig, maakte het Hollandsch Esquader, dat in de Middelandsche Zee kruiste, jagt, op twee Algiersche | |
[pagina 75]
| |
Schepen, waarvan een door kracht van zeilen ontkwam: het andere werd door twee Hollandsche Schepen zo hevig bevochten, dat het na de Haven van Gibralter vluchtte, en aldaar aan den grond geraakte. − De Kapitein van een Engelsch Oorlogschip, den Roover in gevaar ziende, van te zullen omkomen, zond hem daadlyk werp Ankers en Kabeltouwen, en maakte zynen Turkschen Vriend, in spyt van zynen Christen Bondgenoot, der rechtvaardige straf werd onttogen. − Gemelde Engelschman maakte den Algierschen Roover vlot, en gaf hem eenig volk, om het aan stukken geschooten touwwerk weder te helpen splitsen en knoopen. Ga naar voetnoota − Dit wangedrag is altoos ongestraft gebleven.) ZOON.
Hebben zy hunne tieranny ook niet wel aan andere natien gepleegd. VADER.
(Ja myn Zoon: in de maand September, van 't jaar zeventienhonderd agt-en-zeventig, kochten zy een voornaam Indiaansch Opperhoofd, bernard genaamd, om, ten einde de Spanjaarden, in die tyd nog hunne Bondgenooten zynde, in de Spaansche West-Indien by Rio Matina door vergif om te brengen, en de overgeblevenen te vermoorden, geevende hem daar toe allerhande wapenen, met belofte, van hem voor ydere Spaansche Kop, een menigte Europeesche grove Galanteryen te zullen schenken; eene aanbieding die oorzaak was, dat 'er honderden zyn vermoord geworden. − Deeze Godlooze gebeurtenis, brengt my eene andere te binnen, welke in het jaar zeventienhonderd negen-en-vyftig, in het Kanaal is voorgevallen. − Schipper michiel otte, voerende het Schip de Susanna, | |
[pagina 76]
| |
van St. Crux en Barbaryen, naar Amsteldam stevenende, kwam den negenden van zomermaand, na eerst van een Engelschen Kaper zeer mishandeld te zyn geworden, en zwaare storm geleden te hebben, by Bevesier alwaar hy een Loots aan boord kreeg. Na den middag kwam hem een Britsche Kaper op zy, welke hem negen man aan boord zond, die terstond de luiken openbraken, de goederen deels roofden en deels over boord wierpen. Doch hiermede hun boosaartig gemoed niet gekoeld hebbende, gaven zy den Loots een gedeelte Roode Wyn te drinken, en wilden den Schipper ook noodzaaken daar van te proeven, die zulks volstandig bleef wygeren. − De Kapers vertrokken; − De Loots geraakte terstond buiten zichzelven en stierf den volgenden dag. Zyn lichaam werd op Texel geopend en men bevond, dat die ongelukkige vergiftigd was; het scheepsvolk heeft wegens dit geval een beëedigde verklaaring voor de Magistraat van Amsteldam afgelegd Ga naar voetnoota.) ZOON.
Kan het mogelyk weezen! VADER.
(Beschouw voor een oogenblik de meer dan beestachtige en verraaderlyke handelwys van dit ontaart volk; een volk dat zig niet ontziet, om uit spel en vermaak, het bloed hunner medemenschen te vergieten, en bid den goeden god, dat hy alle onze natuurgenooten bewaare, van in de handen deezer wanschepselen te vallen.) ZOON.
Dat zal ik doen. − Maar Vader, doen deeze Kaperscheepen die wreedheden onder goedkeuring des Konings? | |
[pagina 77]
| |
VADER.
(Ik geloof dat de Koning dergelyke wreedheden in zyn hart verfoeit; maar vermits de booswichten niet naar verdiensten gestraft worden, kan zyne bloote verfoeijing, de gehoonde menschlyke natuur weinig baaten. − Ook zyn het de zeeroovers niet alleen, die zulk geweld pleegen: het volgende zal u daarvan een bewys verstrekken Capitein gerard putter, van Amsteldam na St. Lucar zeilende, werd op den vyfden July, van het jaar zeventienhonderd negen-en-zeventig, in de Spaansche Zee door een Engelsch Koningsschip bestoolen, mishandeld en geslaagen; zelfs werd een der Matroozen over boord geworpen, die op de jammerlykste wyze, om het leven geraakte. − Een dergelyk barbaarsch geval, heeft onze vriend B. in Londen, alwaar de Koning zyn verblyf houdt, strafloos zien gebeuren. − Hoor hoedaanig hy het my verhaalde. − In het jaar zeventienhonderd drie-en-zeventig, kwam een Fransch Heer met de Paket Boot van Amsteldam te Londen. Toen de Comiesen aan de Tolkamer zyne goederen visiteerden, en by dezelven twaalf paar Zydene Kousen vonden, zeide een derzelven, dat een Franschman 'er aan zes paar genoeg had, en sneeden de overigen aan stukken. Wanneer nu die Heer zig tegen zulke onredelykheid aankantte, wierpen zy hem de trappen af, en deeden hem door het graauw, zo vreeslyk met vuiligheid werpen, dat hy uit angst in den Theems sprong, waarin hy zo lang met steenen werd geworpen, tot zy hem zagen zinken. − Ook heeft men, de onmenschlyke wreedheden, in het jaar zeventienhonderd negen-en-zeventig, aan de Amerikaanen gepleegd, met goedkeuring blyven beschouwen. Zie hier het gebeurde. De Heer johnson en de Colonel butter, van Oswege naar Albany langs de Kusten doordringende, staaken alle dorpen en de heerlykste landgoederen in den brand; deeden door een Corps van duizend Indiaanen, honderd en twintig Ameri- | |
[pagina 78]
| |
kaansche Christenen, in koelen moede op het moordaadigst ombrengen. − Anderen lieten zy door de Indiaanen, neus en ooren afsnyden, en zonden hen naakt, tot hunne vrouwen of ouders te rug. − Kan 'er iets by deeze wreedheid haalen? − De mensch, moet zig over zulke gruwelen met schaamte bedekken.) ZOON.
Hebben de Engelschen nooit hun best gedaan om deeze snoodheden, met eenigen schyn van rechtmaatigheid te bedekken? VADER.
(Neen myn Zoon; want zelfs hunne verschoningen, hebben hunnen ontmenschten en tirannischen aart, nog klaarder in het dachlicht gesteld. Ik beroep my onder veele voorbeelden, alleenlyk op het volgende. − In den jaare zeventienhonderd negen-en-dertig, verklaarde Engeland en Spanje elkander den oorlog. De Engelschen, hadden de snoodste geweldenaryen aan den Spaanschen gepleegd: in volle vrede hunne scheepsgoederen weggeroofd, het volk vermoord, en de vaartuigen in de grond geboord. − Ja hunne geweldenaryen gingen zo verre, dat zy die Spanjaarden, welke zy in 't leeven behielden, aan de Westindische Planters voor slaaven verkochten; en wanneer dit schelms gedrag beweezen en 'er aan den Engelschen Gouverneur, die de buit met de Roovers deelde, over geklaagd werd, dan bleeven zy ongestraft, zig verontschuldigende met te zeggen, dat de geele kleur en de gedaante der Spanjaarden, in de Westindiën, alleen de oorzaak was, dat de Engelschen gedwaald hadden. Ga naar voetnoota) ZOON.
Maar Vader, ik had nimmer kunnen denken, dat | |
[pagina 79]
| |
de Engelschen over 't algemeen, bekwaam waren, om zo snood met hunne medemenschen te handelen. Schoon gy 'er my by de beschouwing van hunne Wetten, Godsdienst en Zeden genoeg van overtuigd had. VADER.
(Dat komt, om dat de voortreflyke zeden van Nederland, die niets dan oprechtheid, gevoeligheid en Godvrucht ademen, u door eene Christelyke opvoeding van uwe jeugd af aan, zyn ingedrukt. − Een Hollander is niet bekwaam, zulke gruwelen te bedenken, als een Engelschman in staat is uittevoeren. − By alle volken, mits zy niet als werktuigen, in de hand der Voorzienigheid gebruikt werden, of volgens het recht der wedervergelding, in de noodzaaklykheid waren, om tegen hunne natuur en gewoonte, te handelen, is het den overwinnaar tot eer gerekend, als hy den overwonnenen menschlievend behandelde. Geene, dan laffe dwingelanden, of barbaarsche Natiën, deeden hunne wraak, den weerloozen gevoelen. − By de gantsche Christenheid, worden zy zodanig behandeld, als de overwinnaars zelven zouden wenschen behandeld te worden: − Geen volk, gebruikt tegen eenige Natie, het wreede recht der wedervergelding; maar alle volken, zullen genoodzaakt zyn dat recht, tegen de Engelschen, te gebruiken, ten minsten 'er hen mede te bedrygen.) ZOON.
Hunne behandelingen moeten dan wel zeer slegt zyn, omtrent de menschen die zy gevangen krygen. VADER.
Zy gaan alle verbeelding te boven, wy zouden niet bekwaam zyn, om de dieren een verblyf toeteschikken, zo elendig, als de Engelschen voor hunne gevangenen medemenschen, bereid hebben, − In | |
[pagina 80]
| |
het jaar zestienhonderd vyf-en-zestig, werden de Hollandsche Matroozen, die door de Engelschen gevangen waren, op de allerwreedste wyze behandeld, − Een stuiver daags werd hun tot onderhoud gegeeven, waar voor zy niets dan een weinig slegt brood, en brak water bekomen konden. Daar by was hunne gevangenis, zo klein van bestek en stinkende van lucht, dat zulks de Pest veroorzaakte, waar door 'er, behalven aan den honger, een menigte uit het leven gerukt werden Ga naar voetnoota. − De Franschen en Spanjaarden hebben in onze dagen niet minder schandelyke blyken van hunne wreedheden ondervonden: hunne gevangenen werden in onderaardsche holen, die men niet ongevoeglyk kon aanmerken als wooningen der verrotting en des bederfs, opgeslooten. Eenige stukken zwart brood, hen toegeworpen, verstrekten hen tot voedsel, 't welk die ongelukkigen niet in het leven behield, dan om hen te doen gevoelen, hoe verschriklyk het was, te leeven in de magt der Engelschen. De Amerikaansche Krygsgevangenen, heeft men niet minder wreed behandeld; hoor de Generaal washington spreeken: − ‘Wat de gevangenen aangaat die in 's vyands handen zyn gevallen, verscheiden van hun, zyn omtrent vier dagen lang zonder eenig voedsel geweest en wanneer zy het ontvingen, kreegen zy het nooit in eene genoegzaame hoeveelheid, en altoos van het slegtste soort. − Zy moesten de uiterste elende ondergaan, door de scherpe koude, gebrek aan klederen en de bedomptheid der gevangenis. − Een aantal deezer elendigen, zyn allerjammerlykst in hunne kerkers omgekomen, anderen die men losgelaaten heeft, waren zodanig verzwakt en uitgemergeld, dat verscheidene van hun reeds in de sloepen, die hen aan land bragten, en sommigen op de wegen, | |
[pagina t.o. 80]
| |
gevangenis te torbay.
P:W:
C:B:
De kunst, maalt hier voor't oog de snoodste gruweldaaden.
Zeg, England! dat Gods wet uit wrevelmoed bespot,
Zyn het geen Christnen met wier bloed ge u wilt verzaaden?
Draagt niet, elk dien gy moordt, het levend Beeld van God?
| |
[pagina 81]
| |
langs welken zy hunne afgematte lichaamen thuiswaarts sleepten, den adem uitbliezen. – Nergens heeft men die rampzaligen eenig medelyden beweezen;’ – zouden de Christenen, in de Landen der woeste barbaaren, wel verschrikkelyker kunnen behandeld worden? ZOON.
Neen Vader. VADER.
(En herinner u slegts, in welken jammerlyken toestand, wy de gevangenen, van 't Oorlogschip van den Schout by Nacht krul, hier beschouwd hebben! wat mensch was in staat, die levende dooden te zien, zonder afgryzen en medelyden?) ZOON.
Ja, ik zal nooit vergeeten hoe bedroefd ik was, toen zy ons verhaalden, dat de Engelschen hun in vier-en-twintig uuren tyds, niet meer dan drie vierendeels pond bedorven vleesch, een weinig beschuit, en brak water, voor spys en drank gaven. VADER.
Nooit en nergens hebben zy met de Hollandsche en Fransche gevangen Matroozen, Godvergetener geleefd, dan te Torbay, in het jaar zeventienhonderd een-en-tagtig. – Deeze ongelukkigen, werden in de onreinste gaten opgeslooten. – Men hoorde de doodsnikken der stervenden, gemengd onder het naar gekerm der kranken, die een verschroeiden mond openden, als of zy den dood die rondsom hen zweefde, wilden inademen. – De lyken der verstorvenen, bleeven op den grond liggen, en vervulden de reeds besmette lucht zodanig, dat eenige nedergezegenen, hunne handen en stem, tot god verhieven, en stierven. – Maar hier mede was het beestachtig gemoed der Engelschen nog niet voldaan. – De doode lichaamen | |
[pagina 82]
| |
werden in stukken gehakt, en de armen, beenen, hoofden, en verdere leden, hing men in de Gevangenis op, ten einde verschrikking, pest, en een langzamen dood, onder de nog weinige overgeblevenen te veroorzaaken, en hen te dwingen onder de Engelsche vlag dienst te neemen. Dan in weerwil deezer folteringen, bleeven de meesten dier ongelukkigen, standvastig in hun lyden zynde, hunne beulen verachten. |
|