| |
| |
| |
Proeven uit het journalistieke werk
Jacob Campo Weijerman
Jacob Campo Weijerman heeft zich als auteur op allerlei terreinen bewogen Hij schreef toneelstukken, maar ook een ‘Historie des Pausdoms’ (1725-1728) en hij stelde een schilderslexicon ‘De levens-beschrijvingen der Nederlandsche konstschilders en konst-schilderessen’ (1729) samen. In 1738 verscheen van hem ‘De geheijme Historie der Vrije Metselaars’ en tussen 1720 en 1739 publiceerde hij twaalf weekbladen onder titels als ‘De Amsterdamsche Hermes’, ‘De doorzichtige Heremyt’, ‘Den kluyzenaar in een vrolijk humeur’, ‘De vroolijke Tuchtheer’ en ‘Het oog in 't zeil’ (pas uitgegeven in 1780).
Het is vooral in dit journalistieke werk, dat Jacob Campo Weijerman zijn ‘tegenstem’ heeft laten horen. Het is zijn-meest persoonlijke werk geweest, gebracht in een stijl, die die van de in deze tijd als paddestoelen uit de grond schietende weekblaadjes verre overtreft.
Het is de verdienste geweest van C.M. Geerars, dat hij, zij het in een voorlopige verkenning (in de Annalen van het Thijmgenootschap 1957), de totaal vergeten figuur Weijerman opnieuw heeft belicht en geëvalueerd. Voor wie zich verder met deze figuur wil bezighouden is Geerars' artikel een noodzakelijk begin.
De hierna volgende proeven uit het journalistieke werk van Jacob Campo Weijerman zijn ontleend aan ‘Den kluyzenaar in een vrolijk humeur’ (nr 28, 1733) en ‘Het oog in 't zeil’ (1780).
P.M.
| |
Merae nugae!
‘Ha! altoos bestulpt met oude boeken, en gedompelt in vermufte papieren, gelijk als de huisrot eens Dorpprokureurs; zulk een vlijt past geenszins aan een wijsgeer, die naauwelijks zijn zesde gestamte heeft bereikt. Het is wel waar, dat de eenzaamheid juist niet misstaat aan een natuurkundige Philosooph: doch uw jaaren vorderen meer de wakkerheid van de jeugdelijke vermaaken, dan de vruchtelooze bespiegelingen van den traagen ouderdom. Schud uit dan den Chineeschen tabbaart, kast uw gestalte in een roode of blaauwe vacht, smak de studeermuts op het rustbed, bekrans uw geknotte zwarte maanen met een spierblonde Abéparuik, steek den vogtel op de heup, en ga met mij speelemeijen naar Utrecht, op een Chais bespannen met een paar gevleugelde rossen; bewillig dit vriendelijk verzoek om meer dan eene reden.’ Met deze ochtend aanspraak
| |
| |
begroette mij een jong Advokaat, een man zo taalkundig als Kalepijns Woordenboek, zonder dat zijn oordeel in het minst was bellemmert door alle die 't zamenvoegingen der verschillende taaien: waarlijk een witte Meerl, in deze niet leergierige eeuw. Alzo die persoon nu bij mij stont geboekt voor een kabouter, die niets deet, dan met een wis vooruitzicht, gevest op het vrolijk en het nut, topte ik ijlings zijn beleeft verzoek. Ik kleedde mij in nog min tijd dan een Hofdame besteed in het aanpassen van een paar kabretleere handschoenen; en na ons te hebben ontnuchtert op een Pokaal Sereesche Sek, wipten wij op de Chais, en reeden uit avontuuren.
Onder het rijden zei de Advokaat, dat hij mij zou brengen ten huizen van een Virtuoso, (dat is, een wijsgeer op alles bedacht, uitgezondert het Nut) die zich beijverde om de konst van zwemmen te leeren, trots een Eend, in zijn studeerkamer, onder het opzicht van een Leermeester zijns gelijk. Ik vroeg aan Themis kampioen, of die Virtuoso dan een vijver had gepraktiseert in zijn studeervertrek? Het antwoort was neen; doch dat ik echter de waarheid bevinden zou van zijn gezeg. Ik lachte met die toezegging, en dacht dat den Advokaat mijn nieuwsgierigheid scherpte met een schertspraatje: geen zeldzaame gewoonte bij de Heeren Praktisijns, welke meerendeels leeven en zich geneeren op praatjes van die natuur, of wel ten duurste uitgevent aan twistzoekende pleitgezinden.
Te Utrecht hielden wij halte voor een schoon huis, waar op mijn knecht van de Chais sprong, de schel trok, en vroeg, of mijn Heer den Virtuoso thuis was, en niet belet? Na den ontvangst van een voldoend bescheid, traaden wij uit ons Rijtuig, gingen in huis, en klauterden naar boven. Ik zeg, wij klauterden naar boven; doch niet op de tweede of derde verdieping, maar tot op de vliering, alwaar de Virtuoso zijn studeerkamer had geplaatst, opdat zijn bespiegelingen te meer zouden medeneigen met de dunheit des luchts.
De wanden en de tafels van dat studeervertrek waren om en om behangen, en belegt, met spraakbuizen, verrekijkers, vergrootglazen, hoorntjes, Zeeschulpen, kruipende diertjes, opgevulde slangenhuiden, vliegende vischjes, en, al zulk poppengoed van een zeker bijsoort natuurkundige wijsgeeren.
Maar niets scheen mij meer aanmerkelijk te zijn, als den eigenaar van die studeerzaal, leggende vlak voor over te zwemmen op een lange tafel, bij zijn Leermeester in de zwemkunde verzelt. Ongevaar een voet van zijn hoofd stont een groote kom vol water, en daar in een groene zwemmende kikvorsch, wiens lenden waren omgord met een pekdraat, waarvan de Virtuoso het tipje vasthield tusschen zijn tanden, en in die gestalte de zwemstreeken des kikkers navolgde volgens vermoogen.
Maar ik zal alhier den Virtuoso zelf laaten klappen, zo tegens zijn Leermeester in die konst, met den Advokaat, en met den Schrijver van het Oog in 't Zeil, opdat de Leezer des te maklijker deszelfs uitgestrekten geest meetkundiglijk kome te bevatten.
| |
| |
De Zwemmeester
Treffelijk gestreeken! mijn Heer; die slag was verwonderlijk! let op den kikvorsch; haal de armen een luttel naader op tegens het licghaam, en stootze dan stoutelijk voorwaards. Puik? binnen een kort tijdbestek zal de gaauwste stichtsche kikvorsch u niet voorbij zeilen: alhoewel een iegelijk moet belijden, dat een groene kikvorsch alle halfslachtige dieren den loef afsteekt, op den text van ras en cierlijk te zwemmen.
De Virtuoso, staat op
Laat ik een luttel ademhaalen. Het is verwonderlijk, de gaauwheid van dat aardig dier waar te neemen, want alhoewel ik deszelfs beweeging strem, door de vasthouding van den pekdraad, die een ligatuur maakt om zijn lenden, waardoor het beest dikmaals wordt genoodzaakt het hoofd onder te haalen, nochtans verrijst het met dezelve handigheid, en weet genoegzaamlijk zijn geheel lighaam te doen vlotten op de oppervlakte van dat vochtig element.
Het Oog in 't Zeil
Geleerde Heer, gij zult de konst op dezelve hoogte doen verrijzen nevens de natuur, indien gij die milde moeder niet komt te overtreffen.
De Virtuoso
Ik stel geen de minste zwaarigheid in een halfslachtig dier te worden binnen kort: de toeëigening van eenige hoofdstoffe, hangt maar af van den mensch. Gij weet Heeren, dat veele Wijsgeeren niet konnen vliegen; doch ik ben zo verre gevordert in de vliegkonst, dat ik reeds een rans-uil dat wigtig dier kan voorbij vliegen; ook zou mij de snelste windhond niet vermoogen te vatten, zelfs op den kalm sten dag, als ik in mijn volle vaart ben geraakt. Zo ver verhoop ik die konst te brengen binnen een kort tijdbestek, dat het alommers zo gemeen zal zijn een paar vleugels te gaan koopen om te vliegen naar de Maan-waereld, als het is voor een sloeproeier een paar laarzen te gaan bedingen om op de Walvischvangst te vaaren.
De Advokaat
Een verstandhouding met de tot de Maan behoorende waereld, zou onze ondermaandsche Staatkunde oneindiglijk verbeteren en bevoordeelen.
De Virtuoso
Gij bevat de zaak, mijn Heer; want dewijl de Maan is de Meestres der
| |
| |
vochtigheden, en de bestierster der vochtige lighaamen, voert zij de heerschappij over alle eilanden; en deszelfs invloeiendheid is de oorzaak dat ‘er onder ons zo veele krankzinnige en maanzieke menschen gevonden worden. De Heeren zijn welkom in mijn arm studeervertrek; en kan ik dezelve van eenig nut zijn omtrent konsten of wetenschappen, mijn natuur is mededeelende, en, mijn kennis uitgestrekt.
De Zwemmeester
De gansche geletterde waereld is overtuigt van uw natuurwerktuigelijke uitmuntendheden.
De Virtuoso
Ik beken niet ongelukkig te zijn aan dien kant: doch waare ik voortreffelijk in natuurwerktuigelijke naaspeuringen, gelijk als gij zijt in cierlijke zedekonstige pligtpleegingen, zou ik voor niemant wie het mogt zijn, willen wijken.
Het Oog in 't Zeil
Hoe! klaauwen de Ezels malkanderen?
De Zwemmeester
Indien gij zodaanig toeneemt in de zwemkonst, enkelijk nog voor vijf of zes weeken, zult gij tegens een Dolfijn van uw lengte en breedte konnen zwemmen, om een weddingschap van duizent Stichtsche dukaaten.
De Advokaat
Waar omstreeks zwemt mijn Heer in het water?
De Virtuoso
Ik zwem nooit in het water, mijn Heer, maar te land overkeurlijk. Ik ben vergenoegt met het beschouwent deel der zwemkunde en niet gestelt op de praktijk. Zeer zelden maak ik iets werkstellig, kennis is mijn uiterste oogwit.
Het Oog in 't Zeil
Gij hebt gelijk, Heer Virtuoso, kennis slacht de deugd, en is haar eigen belooning. Wat nieuws is er onlangs betreffende de natuurkunde bij u ontdekt?
| |
| |
De Virtuoso
Ik heb ontdekt het gebruik van de ademhaaling, bestaande in een beweeging van de borst en de long, waar langs de lucht wordt aangedreeven door de neus, mond, en luchtpijp, in de long, en van daar vorders uitgedreeven om het bloed te beärbeiden, door hetzelve te verkoelen, en te scheiden van zijn zoetachtigen waassem.
De Advokaat, zagtjes
Naauwelijks loopt er een barbiers jongen met het scheerbekken onder den arm aan wien dat geheim niet is bekent.
De Virtuoso
Nog heb ik ontdekt, dat een dier, wiens windpijp is afgesneeden, in 't leven kan worden behouden door een leere aandrijving, namelijk, door het dier wind in te blaazen langs een vlierhoute blaaspijp.
Het Oog in 't Zeil
Indien Simon de Vries nog ademhaalde, die een boek heeft geschreeven, getytelt de Wonderen op en in de Zee, was er kans dat loflijk, schoon onvermaart Vertoog, te verzeilen door een tweede deel, gedoopt de Wonderen in en om het Sticht.
De Virtuoso
Ha! ha! Ook heb ik mirakelen gewrocht langs de overstorting des bloeds, namelijk door het bloed van het ene in het ander dier overtegieten.
De Zwemmeester
Inderdaad, ten opzichte van die Operatie, vermag geen Virtuoso dezen Wijsgeer te naderen op voeten noch vaamen; dat wonder is mij gebeurt te moogen zien in een huislijk dier, genaamt een schurfde waterhond, en in een min hongerig dier, in 't gemeen bekent bij de benaaming van een Engelsche buldog. Ei lieve, mijn Heer, ontvouw die zeldzaaheid aan de Heeren.
De Virtuoso
Wel, Heeren, op een en denzelven tijd maakte ik dat paar dieren uitschietende en ontvangende, na zeer vaste banden te hebben gelegt, beducht dat ik die dieren
| |
| |
mogt komen te verworgen, tot opblaazing van de Strotaderen, waar na ik te gelijk de Slag- en de Strotaderen van die dieren opende, en noodzaakte bloed te ruilen tegen malkanderen.
De Zwemmeester
Waarlijk het gevolg op die Operatie was wonderbaarlijk, de besmette waterhond wiert gezond, en de gezonde buldog wierd schurft.
De Virtuoso
Dat was nog niets bij het gevolg vergeleeken; de trotse bulhond veranderde in een waterhond, en de waterhond wiert een buldog.
De Zwemmeester
Eens aandachtiglijk overwoogen de beleefde en gulhartige gemoedsgesteltenis en borgerlijke opvoeding van den waterhond, tegens de ruuwen inborst en slechte opvoeding van den bulhond, verdient dan die weergaalooze Operatie niet met recht den naam van een onvergelijkelijk wonder?
De Advokaat
Zulk een Virtuoso verdient alommers zo wel een standbeeld uit goud, opgerecht op de Sint Jans plaats te Utrecht, als er een uit metaal ter eere van Erasmus staat te prijken, op de groote Markt te Rotterdam.
De Zwemmeester
Nog zeldzaamer was de Operatie, toen het bloed van een schaap wiert overgestort in de aderen van een dol mensch.
De Virtuoso
Min dan niets, want ten opzichte van ontelbaare wonderen te verrichten, wil ik den Abt Paris zoo luttel toegeeven, dat het geen naam verdient. Ik verzeker de Heeren, dat ik in een menschelijk lighaam vierenzestig oneen schaapen bloed heb overgestort, het pond van zestien oneen Stichts. Het schaap stierf onder de Operatie, doch het dolmensch leeft nog, alhoewel in den beginne min ofte meer ontzet. Het schaapen bloed zijnde andersoortig, wierd menschelijk binnen den tijd van zeven uuren, en vijf minuuten.
| |
| |
De Zwemmeester
Ja, maar het vervolg schijnt ongelooflijk, en is echter zo waar en zo bewijsbaar, als de weezenlijkheid van den Steen der wijzen.
De Virtuoso
De Lijder, zijnde voorens een dol mensch, wierd geheel schaapachtig en kleinhartig; hij blaete gestadiglijk, en herkaauwde zijn voedsel op den duur. Zijn lighaam wierd bedekt met wol in meenigte, en thans komt er een staart te voorschijn, die reeds is uitgebot ter lengte van anderhalve duim.
Het Oog in 't Zeil, zagtjes tegen den Advokaat
Ik vertrouw indien het bloed van een Ezel wierd overgestort in een Virtuoso, dat geen Engelsch noch Delfs vergrootglas het minste verschil zou konnen speuren tusschen dat tweelingschap.
De Zwemmeester
Geen Wijsgeer op de oppervlakte der aarde is zo verwonderlijk bedreeven in de natuur der Mieren, Vliegen, Hommels, Wespen, Duizentbeenen, Kaasmaaden, Ruspen, Spinnekoppen, en dat gansch adelijk kroost van de zon van een dubbelzinnig geslacht.
De Virtuoso
Ja, vrij zeldzaamer altaarsgeheimenissen heb ik ontdekt in alle de bovengenoemde bijster kleine diertjes, als in lighaamen van een uitgestrekter grootheid.
De Advokaat
Is een Mier niet wel het Prinsje onder alle de eiers leggende diertjes?
De Virtuoso
Ja, en uit de volgende drie soorten bestaat dat geslacht, zwart, donker bruin, en feuillemort. De zwarte Mier is een erfvijand van de donkerbruinen, en hij maakt er zo lang jagt op, tot dat hij dien vijant onder het bereik van zijn schaar krijgt, en dan is donkerbruin een lijk: op die zelve wijze behandelt de laatste, feuillemort.
| |
| |
Het Oog in 't Zeil
Wat belang heeft toch een Wijsgeer om zo veel hooi overhoop te haalen in het navorschen van een Mier?
De Virtuoso
ô! Grootelijks is hem daar aan geleegen; alles wat kennis betreft raakt den Wijsgeer, gelijk als blijkt in Boyle, die een zeedekundig en wijsgeerig vertoog heeft opgestelt over de hoedaanigheden van een beezemstok.
| |
Eenige aanmerkingen over de dood
De meeste menschen vreezen de dood, en de meeste kinders zijn vervaart voor 't duijster; gelijk als nu die laatste vreeze wort versterkt in de kinders door vertellingjes, aldus vermeert de eerste vreeze door omstandigheden. Waarlijk de Stoïsche wijsgeeren maakten al te veel waters vuijl over de doot, en zij deeden die meer schroomlijk schijnen door hunne groote voorbereidingen. Het is zo natuurlijk te sterven als het is te werden gebooren, en veelligt is het een zo pijnlijk als het ander aan een jong kint.
Ook is 't aanmerkelijk, dat 'er geene hartstogt huijsvest in den mensch, die niet den baas speelt over de vreeze des doods: gevolglijk is de dood zulk een vreeslijke vijant niet aan den mensch, dewijl den laatste door zo veele vrienden is omringt, welke hem de overwinning konnen doen behaalen; als bij voorbeelt. De wraak zeegepraalt over de doot; de liefde veracht de doot; de eere haakt na de doot; de droefheijt vlugt tot de doot; en de vreeze baant zich een weg tot de doot. Ja dat meer is, ik heb meermaals geleezen, zegt den Kluijzenaar, dat zelfs het medelijden, die tederste aller hartstogten, zo nu als dan menschen heeft gaande gemaakt om te sterven uijt loutere deernis. Zelfs voegt 'er Seneka de keurigheijt en verzadigheijt bij, en hij zegt, ‘Dat den mensch trek krijgt na 't sterven, alhoewel hij noch dapper is noch elendig, alleenlijk uijt verdriet van dagelijks een en het zelve te bedrijven.’
Men verhaalt ten dien opzigte van een Armenisch koopman, woonachtig tot Amsterdam, dat hij op een zekere ochtenstond met zich zelven deeze alleenspraak ontgon, onder het slorpen van zijn Mocha's boonzop. ‘Wat is toch het leeven ingezien van nabij, en vooral daar de dood ons verstrekt tot een gebuur. Ommers wort 'er dagelijks niets gespeelt als de oude klucht, bestaande in eeten, drinken, beezigheden, slaapen, waaken, en zo voorts. De vogels des luchts, de dieren des velds, en de visschen der zee, sterven om ons te doen leeven, en zij vinden hunne algemeene grafsteden in onze maagen. Mijn god! door hoe veele dooden worden onze leevens opgeflikt! Wel aan, 't voornaamste werk des
| |
| |
leevens bestaat in dit punt, om het te verliezen aardiglijk. Dit hebbende gezegt, zette hij een gelaaden pistool voor de kop, en hij bloes zijn leevenslamp uijt, op hoop van een grooter rust.
Dat een groot verstant somtijds zich vermaakt ten koste van den scherminkel de dood, zal ik bewijzen met een befaamt voorbeelt.
Den naam van de schoone Hortensia Mazarini heeft noch meer geruchts gemaakt, als alle de gestijfselde avontuuren van Mevrouw Pluymaluyn, welke laatste doorgaans een galant op het Slot-erf opsnapt tegens de vreeze des nachts. Die gulle Hortensia betrouwde den Hartog van Meilleraye, een heer zo vloeibaar van Humeur, gelijk als het misbak van Rotfoort bevallig is aan 't oog; daar zij integendeel zo sappig was van gesteltenis, gelijk als een Montagne-persik die dagelijks wordt gekust bij de Zuijder zon. Diete gelijk bekoorlijke en geestrijke Hartogin wiert eijndelijk dood krank, doch haar vrolijk humeur hielt echter voet bij stek in dat hagchlijk punt des tijds. Zij betuijgde tot aan haar laatsten snik een ijskoude onverschilligheijt voor den godsdienst; en als ik zeg, dat zij zo onachtzaamlijk stierf als of alles met haar zou eijndigen, spreek ik de waarheijt. Een malsche kamenier die haar van tijd tot tijd laafde met een bouillon van eau de Barbade, ziende de maagere moord schrijlings zitten over haar meestresse, begon quansuijs te schreijen; waar op de stervende Dame glimlagchte, en zeij, ‘Schreij niet, malloot, ik gaa maar alleenlijk vooruijt, om het winterquartier te betrekken voor mijn vriend Saint Evremont.’
Onlangs is de stichting Jacob Campo Weijerman opgericht. Zij stelt zich ten doel leven en werken van deze illustere 18de-eeuwer bekend te maken bij een groter publiek d.m.v. het zelf verzorgen of subsidiëren van (her)uitgaven, geannoteerde edities, facsimiles, het beheren van een archief, het organiseren van tentoonstellingen en bijeenkomsten enz. U kunt dit werk steunen door ‘Vriend’ te worden van deze stichting voor f 20,- per jaar (studenten f 10,-). Dit bedrag gelieve u over te maken op postrekening 3848148 t.n.v. de Stichting Jacob Campo Weijerman p/a Herengracht 330-336 te Amsterdam onder vermelding van ‘Vriend’. U wordt dan regelmatig op de hoogte gehouden van de vorderingen van de stichting, van op handen zijnde gebeurtenissen, de nieuwste uitgaven en tevens ontvangt u de ‘Mededelingen’.
|
|