Een nieuw liedt-boeck, genaemt het Enchuyser bot-schuytjen
(1681)–Anoniem Nieuw liedt-boeck, genaemt het Enchuyser bot-schuytjen, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Stemme: alst begint.1.
ICk sucht Eylaes ick sucht
Wie sal mijn suchten keeren,
Terwijl ick by mijn selfs voel dat de liefde brandt
Hoe datter ick meerder vier en vlam soeck af te weeren,
Hoe felder dat de Min sigh tegens my aen komt.
2.
O Spijt der Mogentheyt
Soo krijgh ick geen Medoogent
Hoe snelder dat de flam sloeg boven aen de Lucht,
Ick wiert geslaghen met de blixem van haer Oogen.
Ick wil om haren wil niet laeten eenen sucht,
3.
Of meent ghy dat ick mijn
Als yvers sal gedoogen,
Wanneer d' Onstekene verruckt den Iongelingh,
Geen end kon krijgen van sijn Suchten en sijn klaghen,
Sigh in het venster van 't overlief versing.
4.
Ick voel een ander licht
En Goddelijcke Stralen,
Wanneer het klare glas vertoont de Rinsche Wijn,
Vondt ick my selfs bedroeft en gluck mijn droncken halen,
Dus sprack moet de Wijn uyt glas verdroncken zijn.
| |
[pagina 49]
| |
5.
Dit hoorde sijn Godin
Sy lonckte van ter zijden,
De lonck viel op mijn hart het glas viel uyt mijn handt
Doen riep ick waerde lief en had haer om medoogen,
Doen sprack sy en de min behielt de overhandt.
|
|