| |
| |
| |
De gebrandschilderde ramen van mevrouw Schilt te Hemmen
door Mr A. de Graaf
Inleiding
DEZE gebrandschilderde ramen in de kapel bij het kasteel te Hemmen, van een leerlinge van wijlen prof. R.N. Roland Holst, zijn nog weinig bekend, wat te betreuren is. De reden kan alleen zijn dat het dorpje Hemmen wat afgelegen ligt, al ligt het aan den trein dicht bij Zetten en aan de andere zijde dicht bij den Wageningschen berg, dus niet ver van Ede.
Het oude kasteel uit de 13e eeuw in het prachtige park is reeds een bezoek waard, maar vooral is dit de kleine 13e-eeuwsche kapel en in die kapel zijn bijzonder interessant de nieuwe, maar in oud-Gothischen stijl ontworpen ramen. Niet alleen interessant uit een artistiek, maar ook uit een kerkelijk-godsdienstig en cultureel oogpunt.
Aan de artiste toch werd gevraagd, door het bestuur van de Vereeniging genaamd ‘de Hemmensche Zendingsstichting’, aan welke het kasteel is vermaakt, of zij zich in staat gevoelde ramen te ontwerpen in deze oud-Gothische kerk, die geheel pasten in den stijl van een vroeg-Middeleeuwsche kapel, maar waar een 20e-eeuwsche protestantsche gemeente zich thuis zou kunnen gevoelen en waar de bezoekers van de conferenties voor inwendige zending geïnspireerd zouden kunnen worden.
Mevrouw Schilt heeft dit aangedurfd; haar fijn artistiek gevoel en haar diep godsdienstige geest hebben de vereeniging tot stand gebracht, zoodat het geheele bestuur dit werk heeft kunnen goedkeuren.
De kapel is teruggebracht in den ouden toestand, zoodat de groote oude steenen weer te voorschijn zijn gekomen, waar de gebrande ramen prachtig tegen uit komen; en ook de kapvormige zoldering, waar oud eikenhout tegen aan is getimmerd, komt nu weer tot haar recht. De preekstoel is links op zijde geplaatst en het klankbord is weggenomen, waardoor de vijf ramen van het koor (Bethlehem, Golgotha, Graf, Opstanding, Pinksteren) geheel vrij zijn gekomen.
| |
| |
Gedeelte van het raam ‘de Barmhartige Samaritaan’. Mevrouw Schilt-Geesink
| |
| |
Merkwaardig is de ontwikkeling die de glazenierster heeft ondergaan gedurende haar werk door een bezoek aan de kathedraal van Chartres. Terwijl het eerste raam ‘de barmhartige Samaritaan’, vóór die reis gemaakt, nog een meer persoonlijk emotioneel karakter droeg, waren de volgende ramen na de reis zoo zeer veranderd, zoo zeer architectonisch van karakter geworden, dat het bestuur zich genoodzaakt zag dat eerste raam door een ander te vervangen, een wijziging, die aan de artiste hoogst welkom was en die, omdat zij uiteraard kostbaar was, wel zeer moet worden gewaardeerd, als pleitende voor het artistieke geweten van deze predikanten (het bestuur bestaat bijna alleen uit predikanten); immers was ook het eerste raam zeer fraai, maar het harmonieerde niet met de overige ramen, niet met de geheele kapel. Het is dezelfde groei, dien het werk van de muurschilderingen van A.J. der Kinderen in het Stadhuis te 's-Hertogenbosch heeft ondergaan.
| |
De leerlinge van Roland Holst
Het kon voor deze glazenierster, om dit werk te maken, niet beter treffen, dan dat zij haar opleiding had genoten van Roland Holst, die immers zelf de belangrijkste leerling was van A.J. der Kinderen, de pionier in ons land van het herstel van gebrandschilderde ramen in den Middeleeuwschen stijl; en het kon niet schooner treffen dan dat haar eerste opdracht was het brandschilderen in een 13e-eeuwsche kapel die hersteld werd in vroeg-Gothischen stijl. Haar leermeester was hierin voorgegaan door het schilderen van de groote ramen van den Dom van Utrecht.
Ook hij stond toen voor het moeilijke vraagstuk van in een Protestantsche kerk Middeleeuwsche ramen aan te brengen, die harmonieerden met de Gothische architectuur en toch de Protestantsche Gemeente in haar geloof niet kwetsen zouden. - Zooals de leermeester van mevrouw Schilt het wiskundige geheim van de architectuur heeft trachten te achterhalen om op vaste rhythmische wetten, waaruit het gebouw ontstond, zijn inspiratie te gronden, heeft ook zij die wetten als haar uitgangspunt voor elke verdeeling gekozen.
| |
De kapel
De Hemmensche Kapel is niet alleen de Kerk van deze kleine Gemeente (de kleinste van ons land) maar staat ook ten dienste aan de Hemmensche Zendingsstichting en moet,
| |
| |
evenals in de Middeleeuwen, voor het godsdienstig onderwijs van de gemeente en van de bezoekers van de conferenties van deze vereeniging dienen.
Het raam ‘Pinksteren’
De Middeleeuwsche Kerk leent zich daar bijzonder toe, omdat zij de kerk in twee deelen verdeelt: het Schip en het Koor, in navolging van den Tempel in Jeruzalem en deze weer in navolging van den Tabernakel in de woestijn.
Het Schip in de Kapel te Hemmen bevat vier ramen, twee ter linker en twee ter rechter zijde, terwijl in het koor zich vijf ramen bevinden, twee ter linker, twee ter rechter zijde, één in het midden.
Deze verdeeling brengt mede dat de eerste twee ramen in het schip voorstellen het leven nog in de wereld en de eerste aanraking met Jezus als Leeraar, de eerste twee ramen in het koor de bekeering in het Heilige tot Christus, die als God's Zoon op aarde neerdaalt, maar daar niet aangenomen, doch verworpen en gekruisigd wordt. Daarna staat de gekruisigde op, rijst ten Hemel, waarna op den Pinksterdag de Heilige Geest op aarde nederdaalt. Dan gaat de mensch als Apostel weer het Schip, dat is de Wereld, in, om het Evangelie dat hij gehoord en gezien heeft aan de menschheid te verkondigen in Woorden en in Daden.
| |
De ramen
De vier ramen in het schip zijn vervaar- | |
| |
digd in medaillon-vorm (in elk raam twee medaillons), om meer licht toe te laten voor het lezen door de gemeente-leden.
Het eerste raam, binnenkomende links: het bovenste medaillon hiervan is genaamd: de barmhartige Samaritaan.
Midden op het medaillon staat de Samaritaan met in zijn armen den gewonde, op wien hij met medelijden neerziet en achter wien de gebogen kop van het ezeltje uitkomt. Boven in het medaillon staan drie boomen: de summiere weergave van den weg van Jeruzalem. Links van den Samaritaan een pot met zalf en een flesch. De Samaritaan aan de eene zijde en de gebogen kop van den ezel aan de andere zijden omvatten te zamen den Zieke; doordat de boomen aan het verleden, den aanval van de roovers herinneren, en de zalf en de flesch de genezende toekomst beloven, is dit te zamen een aaneengesloten concentratie van het drama.
Het raam ‘Bethlehem’
Het onderste medailllon is genaamd: de verloren Zoon.
Voorgesteld wordt het oogenblik waarop de vader den zoon omhelst. Den zoon ziet men op den rug. Op dien rug de handen van den vader, die elkaar met groote innigheid omknellen, terwijl de handen van den zoon uitgespreid tegen de borst van den vader liggen als in gebed. Op den achtergrond de open poort
| |
| |
Gedeelte van het raam ‘Paulus op den Areopagus’. Mevrouw Schilt-Geesink
| |
| |
en ramen, waaruit avondlicht straalt, wat den indruk van een feeststemming maakt. Op den voorgrond schoven tarwe, hetgeen den rijkdom en de welvaart van den Vader symboliseert.
Het geheel een ontmoeting van den rijkdom en de armoede, waarbij de verteederde blik van den vader uitdrukking is van Goddelijke barmhartigheid.
Het tweede raam links, ook in twee medaillons.
Het bovenste medaillon is genaamd: het verloren schaap.
Een herder met honderd schapen dwaalt in den laten avond naar huis, maar ziet dat één schaap niet is meegekomen. Hij aarzelt niet, maar gewapend met zijn lantaarn laat hij de negen en negentig andere in den steek en gaat het verloren schaap zoeken. Het oogenblik is gekozen dat hij het schaap gevonden heeft en daar verheugd mee thuis komt. Vlak vóór hem aan zijn voeten staat het schaap, dat verrukt zijn kop omdraait en met groot vertrouwen naar den Herder opziet. Aan beide zijden van den Herder staan de negen en negentig schapen, een dicht aaneengesloten, onpersoonlijke massa.
Het onderste medaillon genaamd: de pharizeeër en de tollenaar.
In den tempel staat in het rechtsche deel van het medaillon een Pharizeeër met sierlijk lang, slepend priesterkleed aan; hij staat er in een edele danspas met een half opgeheven hoofd, dat met een vromen blik naar boven ziet, terwijl de handen een schoone gebedshouding aannemen, de eene hand op de borst liggende, de andere als het ware een offer aanbiedende. In het rechtsche gedeelte van het medaillon ligt op zijn knieën op de tempelvloer de tollenaar, het hoofd verslagen naar beneden gebogen, de handen gevouwen en in wanhoop naar boven geheven, de geheele figuur berouw uitdrukkende: ‘O God, wees mij zondaar genadig’, terwijl de fraaie priesterfiguur God dankt, dat hij zoo vroom is en zooveel in de tempelbus offert.
Het treffende van deze voorstelling is, dat de pharizeëer niet als een valsche huichelaar wordt voorgesteld, maar dat duidelijk te zien is dat hij begonnen is als een oprechte mystieke figuur, maar die het slachtoffer is geworden van ijdelheid en hoogmoed, terwijl de tollenaar niet wordt uitgebeeld, zooals op vele voorstellingen ten onrechte geschiedt, als een misdadige bedelaar, maar zooals de tollenaars waren: als een rijke, goedgekleede belastingambtenaar, die op een zeker oogenblik van zijn leven tot diepgaand berouw is gekomen.
| |
| |
| |
Het koor
Opgaande in het Koor, komt men in een andere wereld.
In de oude wereld zijnde, zag men den Barmhartigen Samaritaan, den vergevenden, liefhebbenden Vader, den reddenden Herder, maar hier in het Heiligdom zal men God's Zoon zien, die als Koning op aarde komt en den mensch vernieuwen zal. Wonderlijk is de teleurstelling, wanneer men in Bethlehem niet een Hemelschen vorst en een overwinnaar van de wereld ziet, maar een volkomen hulpeloos, pasgeboren kind.
Het is het derde raam, nu geen twee medaillons, maar een doorloopend raam, genaamd Bethlehem, de geboorteplaats van Jezus.
Omlijst met gestyleerde bloemen, daar binnen een reeks van dieren in den stal en in het hart van de voorstelling de Moedermaagd Maria, in een langen, blauwen mantel het Kindje hoog opheffende, terwijl daartegenover, dus in den rechterkant van het raam, Joseph staat, boven het Kind en hoog boven de Moeder. Hij houdt in beide handen een sierlijken doek vast, achter den rug van het kleine kind en opent als het ware dien doek om het wonder daaruit te voorschijn te laten komen. Het kindje is voorgesteld in biddende houding. Boven het Goddelijk Kind is de Engel, wiens gouden vleugels zich naar boven strekken en daar samenkomen in de Ster, terwijl in den top de herders in biddende houding liggen.
Het vierde raam is genaamd Golgotha; het einde van het wereldsche leven van Jezus Christus is een volkomen verlies. Hij die gezegd heeft: ‘Ik heb de wereld overwonnen’, eindigt als een misdadiger.
De artiste heeft het droevigste en meest vernederende oogenblik van den kruisdood van Christus gekozen, niet dus het allerlaatste woord: ‘het is volbracht’, maar het vorige, toen Hij voelde dat God Hem verlaten had en uitriep ‘Eli, Eli, Lama, Sabachthani’, dat is: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten,’ dus dat oogenblik, waarop Christus de zwaarste straf die de mensch heeft verdiend, overgenomen heeft en den mensch daarmede heeft verlost.
Lang uitgestrekt, schier geheel ontkleed, hangt Christus aan het kruis, de armen breed uiteen, even gebogen naar boven, hetgeen, te zamen met het hoofd, wat op zijde, en de naar beneden geslagen oogen, de uitdrukking geeft van volkomen verlatenheid en volstrekte wanhoop.
Aan de beide zijden van den voet van het kruis staan de twee krijgslieden, van wie
| |
| |
de linksche de lans vasthoudt waarmede hij het lichaam doorsteken zal, en rechts de soldaat zit, die de kleeren van Jezus zal verdobbelen, zoodat niets overblijft.
Fel rood en zwart en stekend van vorm is de omlijstende ornamentiek.
Het zesde raam (niet in medaillons maar weer een geheel, zooals het Golgotha-raam). Het stelt voor: de Opstanding.
Midden in het raam hangt Christus nog steeds tegen het Kruis, maar alles is veranderd. Het Kruis zelf herinnert aan het marteltuig, maar heeft nu een feestelijk karakter, de staken eindigen in gestyleerde bloemen. Christus is niet meer naakt, maar draagt een Hemelsch Kleed van een lichte theerozen-kleur. Daaromheen is een tapijt van blaren en warm rood. De armen zijn niet hulpeloos smeekend naar boven uitgestrekt, maar buigen zich zegenend en beschermend naar beneden, naar de wereld, die Hij gered heeft en die Hij reeds half heeft verlaten. Aan den voet van het Kruis staan evenals bij het Golgotha-Kruis twee figuren, maar thans figuren die Hem aanbidden, rechts zijn eigen moeder Maria, die haar handen tot Hem opheft, links Maria Magdalena, die Hij van Zeven duivelen heeft verlost, en die de slippen van Zijn kleed kust.
Aangrijpend is het verschil tusschen dit feestelijke raam met het beangstigende Golgotha-raam en daar tusschen in het raam, ook in twee medaillons, van het ledige graf en van het Avondmaal.
Het zevende raam, ook weer een ononderbroken lang raam, stelt voor Pinksteren, het neerdalen van den Heiligen Geest.
Christus is ten Hemel gevaren en heeft van Boven over zijn discipelen doen nederdalen: den Trooster, den Geest der Waarheid, den indachtig makenden geest, die hun herinneren zou al wat Jezus op aarde tot hen gesproken had. ‘Er geschiedde haastelijk uit den Hemel een geluid gelijk als van een geweldigen gedrevenen wind en vervulde het geheele huis waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen, als van vuur en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest en begonnen te spreken met andere talen zooals de Geest hen gaf uit te spreken.’
Het achtste raam. Weer in het schip. Weer twee medaillons.
Het bovenste medaillon Paulus' bekeering.
Het onderste medaillon op het Paulus-raam: Paulus in Athene.
Paulus in Athene op den Areopagus een rede houdende voor de Grieken. Op den achtergrond een Grieksche tempel. Paulus rechtop staande, in een denkende houding,
| |
| |
Gedeelte van het raam ‘De vrouwen aan het Open Graf’. Mevrouw Schilt-Geesink
| |
| |
de rechterhand steunt den linkerarm. Aan zijn voeten twee belangstellende luisteraars, een man, een vrouw, met een intelligenten, eenigzins sceptischen blik, ‘God dan de tijden der onwetendheid overzien hebbende, verkondigt nu allen menschen alom dat zij zich bekeeren.’
Het laatste raam, ook in twee medaillons, is het Petrus-raam.
Heeft Paulus vooral de gedachten van Christus aan de menschheid gebracht en in de eerste plaats aan de heidenen - waarom hij de heiden-apostel wordt genoemd - Petrus en alle andere apostelen hebben de daden van Christus gebracht, de daden, zooals Jezus aan Johannes den Dooper, toen deze uit de gevangenis van Herodes vragen liet of Hij eigenlijk wel de Christus was, deed antwoorden: ‘Kom en zie: De blinden worden ziende, de kreupelen wandelen, de melaatschen worden gereinigd, de dooven hooren, de dooden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd.’
Op het bovenste medaillon wordt aan Petrus in een Hemelsch gezicht symbolisch duidelijk gemaakt dat de Heilige Geest niet alleen aan de Joden maar ook aan de heidenen wordt geschonken.
‘Petrus zat op het dak en hem hongerde. Toen kwam een laken op dat dak neerdalen, waarin alle dieren der aarde en des hemels, en een stem sprak tot hem: ‘Petrus, slacht en eet’. Maar Petrus zeide: ‘Geenszins, Heer want ik heb nooit gegeten iets dat gemeen of onrein is.’ Daarop geschiedde wederom ten tweeden male de stem tot hem: ‘Hetgeen God gereinigd heeft zult gij niet gemeen maken.’
Petrus zit op het dak te midden van een bonte menigte van dieren, een ree, een zwaan en een pauw met een prachtige staart, allen op het uitgestrekte laken.
Het onderste medaillon van het laatste raam: de schoone poort. Het lenigen van sociale en lichamelijke nooden wordt op dit raam in beeld gebracht door de voorstelling van het genezen van den kreupelen bedelaar aan de schoone poort van den tempel te Jeruzalem door Petrus en Johannes. Om voor goed duidelijk te maken dat ook voor het lenigen van sociale nooden geld niet het eerste en eenige noodige is, worden de woorden van Petrus vermeld: ‘Zilver en goud heb ik niet, maar hetgeen ik heb, dat geef ik u: in den naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel.’
De kreupele zit in het linkergedeelte van het medaillon. Petrus staat vlak voor hem en ziet hem aan met een doordringenden blik. Achter Petrus staat Johannes, die zijn beide handen om Petrus uitstrekt als om hem met alle kracht te steunen.
|
|