dezen maecenas beschikbaar gestelde gelden gebouwd werd. Opmerkelijk is de groot e gaafheid, waarmede deze gobelins bewaard zijn gebleven. Zij zijn zoo ongerept, dat men moeite heeft niet te gelooven, dat ze in onzen tijd gemaakt werden; ware het niet, dat hun ouderdom zorgvuldig vastgesteld is. Zij zijn tentoongesteld in een speciaal daartoe gebouwde zaal, die een voortreffelijk milieu vormt voor deze schoone wandtapijten.
Het onderwerp der gobelins is de jacht op den eenhoorn, die als een allegorie van de Incarnatie opgevat is, waarbij de eenhoorn als symbool der reinheid den gejaagden en gevangen Christus voorstelt. Deze eenhoorn, een volkomen fantastisch dier, die op velerlei wijze in de middeleeuwsche kunst verbeeld is geworden, wordt in deze serie wandtapijten voorgesteld door een wit paard met een langen hoorn op het voorhoofd. Ondanks het religieuse symbool van den eenhoorn, zijn de gobelins toch geen religieuse kunst te noemen. Het accent is geplaatst op een middeleeuwsche jachtpartij, die waarheidsgetrouw en in een brillante compositie verbeeld werd.
De totaalcompositie, de details, de kleuren zijn te prachtig om in woorden te beschrijven. En geen afbeelding - hoe goed de zwart-wit photographiën, die hier afgedrukt worden ook zijn - kan meer dan een flauw beeld geven, van wat hier gewrocht is.
Het eerste wandtapijt stelt voor het begin der jacht: de jagers met hunne honden in een wonderschoon geweven landschap. De jagers staan aan den rand van het woud, hunne honden in bedwang houdend, gereed om voorwaarts te stormen.
De vier volgende tapijten geven een beeld van de eigenlijke jacht. Men ziet in het tweede gobelin, hoe de jagers den eenhoorn omringen, die knielend zijn hoorn in een fontein, symboliseerend de wateren van het eeuwige leven, doopt. Behalve de jachtpartij zien wij ettelijke andere dieren, als leeuw en leeuwin, een hyena en een fasant, die het beeld verlevendigen, doch tevens als symbolen van den Christus zijn op te vatten.
In het derde tapijt, tracht de eenhoorn te ontvluchten, waarvan hier een detail afgebeeld wordt, terwijl hij in het vierde gobelin een der jachthonden dreigt te doorsteken. Van de twee volgende stadia der jacht zijn slechts - op zich zelf uitstekend bewaard gebleven - fragmenten overgebleven. Het eerste stelt voor een jagersknecht in een glorieuze landschapsverbeelding, het tweede den eenhoorn, gevangen door een maagd.
Het vijfde tapijt stelt voor: De gedoode eenhoorn wordt als jachtprijs aangeboden aan den Heer van het kasteel en zijn Vrouwe. Welk een diep aangrijpenden indruk maakt de doode eenhoorn, die over den rug van een der jachtpaarden gelegd is. Hoe machtig is ook hier de eenheid tusschen landschap, dieren en menschen en het kasteel op den achtergrond.
In het zesde, tevens meest eenvoudige, doch misschien allerschoonste der gobelins, ziet men den eenhoorn, symbool van den herrezen Christus, ge-