Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 48
(1938)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
Nieuw werk van M.C. Escher
| |
[pagina LXVII]
| |
m.c. escher, ‘dag en nacht’, houtsnede (39 ç 68) in twee blokken, februari 1938 - onder: ‘lucht en water’, houtsnede (44 × 44), juni 1938; rechts: ‘ontwikkeling’, houtsnede (44 × 44), november 1937
| |
[pagina LXVIII]
| |
m.c. escher, kringloop
lithoghaphie (47.5 × 28 cm), mei 1938 | |
[pagina 313]
| |
van vele grijzen, beter voor zijn tegenwoordige werk, maar aangezien de druk te zeer onderhevig is aan kans op mislukking, wat met de houtsnede niet het geval is, heeft hij meer houtsneden dan steendrukken gemaakt, hoewel de xylographie geenszins als een ideaal van graphische techniek voor zijn speciale werk te beschouwen is. Op de houtsnede van Mei 1937 ziet men rechts een soort Chinees op een zwart fond, die verandert in grijs en wit, verstrakt tot symmetrischer figuren in zwart, wit en grijs om tot kubussen te worden, die vervormen tot gebouwen en links eindigen in een kathedraal. Deze houtsnede is het uitgangspunt tot de volgende ‘Ontwikkeling’ in November van hetzelfde jaar gesneden. Deze prent, 44 × 44 cm, is evenmin tentoongesteld en geeft zeer zuiver de bedoeling weer van den kunstenaar. Het is een buitengewoon interessant en knap werk, dat ook het mathematische bezit van zijn nieuwe richting, maar zonder twijfel tevens het aesthetische, al ligt dit meer verborgen. Men zal geneigd zijn de laatste graphiek van Escher te intellectueel te vinden en het valt natuurlijk niet te ontkennen, dat het uitgedacht is, maar onder het werk is wel degelijk een aesthetisch element in de prent ontstaan. Het is verrassend werk en men raakt er niet op uitgekeken. Hierin heeft de kunstenaar het zuiverst, zonder eenige concessie, het best en het meest logisch een idee vertolkt. De ontwikkeling geschiedt geleidelijk op twee wijzen nl. in contrast van toon en in vorm. In den aanvang, dus in den rand, is alles grijs, dat zich ontwikkelt tot volkomen zwart en wit in het midden. Wat den vorm betreft: aan den rand ontwikkelt zich het vierkant gaandeweg naar het midden en vervormt tot den gecompliceerden diercontour. Men moet die vervorming van de vierkanten tot de dieren goed bekijken en zal moeten erkennen, dat het zeer origineel en vernuftig is. Diezelfde vervorming vindt men in ‘Dag en Nacht’, een houtsnede van 39 × 68 cm, van twee blokken gedrukt en in Februari 1938 voltooid. Deze houtsnede heeft in het voorjaar in Pulchri Studio gehangen en daar trok dit werk onmiddellijk mijn aandacht. Er heeft hier feitelijk eenzelfde wisselwerking plaats, als in de litho ‘Kringloop’, maar een dubbele, nl. van nacht en dag. De prent is, technisch gesproken, een wonder van knapheid. De gedachte is duidelijk en klaar uitgedrukt: de witte dagvogels, die uit de lucht ontstaan, vliegen naar den nacht en de zwarte nachtvogels worden uit het zwart geboren en vliegen naar den dag. Onder de vogels vervormen hun schaduwen zich tot land, waar de mensch de akkers, met het oer-motief het parallelogram, heeft bewerkt. De kringloop is dus: lucht, vogel, land (mensch), akker, vogel enz. Het vierde werk ‘Kringloop’ sluit zich nauw aan bij het eerste uit Mei 1937. Deze lithographie van 47.5 × 28 cm is in Mei 1938 gemaakt, dus precies een jaar later. Men ziet hier een eindelooze reeks levende, drie dimensionale mannetjes de trap afstormen. Langzamerhand verliezen zij hun plasticiteit | |
[pagina 314]
| |
- men lette op de kleur van de Meeren en de houding der handen -; zij verstarren, ver‘vlak’ken en worden in den schijnbaar chaotischen hoop van hun ontzielde lichamen tot motief van een georganiseerde regelmatige vlakvulling. Hun gecompliceerd motief vereenvoudigt zich naar boven toe gaandeweg tot hun oervorm, de ruit, welke men ook in ‘Dag en Nacht’ vindt. Drie oer-cellen van verschillende tint, wit, grijs en zwart, vormen tezamen den kubus en krijgen daarmede hun plasticiteit terug. De kubus wordt tot blok, tot huis, en uit het huis, dat menschelijke product, komen de menschen weer te voorschijn om eindeloos hun kringloop te herhalen. Het landschap achter de huizen is bedoeld als maximum van ‘natuur’-lijkheid, als contrast tegenover de mathematische vlakvulling beneden aan de prent. Het bekende tegelvloer-motief op de terrasjes is weer hetzelfde oer-motief van de ruit, de schakel tusschen twee en drie dimensies, het idee, waarop de heele compositie is gebouwd. De litho heeft Escher in staat gesteld, meer dan met een houtsnede mogelijk was, met tinten te werken. Immers gebruikte hij voor zijn ‘Dag en Nacht’ twee blokken (een grijze en een zwarte) om de nuances beter te kunnen geven - vroeger, voor de houtsnede van de Amalfitaansche kust, zelfs zes! Ook deze prent dwingt bewondering af voor de technische vaardigheid van den graphicus, maar ook de gedachte blijft boeien, men is gefascineerd door deze figuren in hun eindelooze herhaling en oplossing. De laatste prent ‘Lucht en Water’, is een houtsnede van 44 × 44 cm in Juni 1938 voltooid. Deze xylographie vertoont alle typische eigenschappen, welke voor een houtsnede karakteristiek zijn. Van experimenten om verschillende blokken te gebruiken is hier geen sprake. Er is gestreefd naar zuiver zwart-wit, naar felle contrasten. Maar in wezen is hetzelfde motief, dezelfde idee uitgangspunt voor deze prent geweest. Het groote publiek - voor zoover men bij prentkunst van een groot publiek kan spreken! - zal zich meer tot deze houtsnede aangetrokken gevoelen, omdat de compositie eenvoudiger is. Ook hier weer is de techniek ongelooflijk knap. Men lette op de ontwikkeling der vogels en visschen, op het uitloopen in den rand. Wie goed kijkt zal ook hier de vervorming zien van de twee diersoorten, die weer in een ruit gecomponeerd zijn. De heele compositie is, na hetgeen over de andere prenten geschreven is, zoo duidelijk, dat er geen commentaar meer bij noodig is. Even klaar is de houtsnede op zichzelf en dogmatisch beschouwd is dit wellicht de knapste van alle prenten Dat Escher met deze prenten vast en overtuigend een nieuwe richting heeft ingeslagen behoef ik niet meer te zeggen; dat hij zeer oorspronkelijk is evenmin. Maar om daarin voort te gaan heeft zij belangstelling noodig. Laten wij hopen, dat hij die vinden zal, zoo niet van het publiek, dan toch van onze musea en de weinige verzamelaars van prenten, die wij in ons land bezitten. |
|