Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 48(1938)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] Het nachtwerk Door J.D. Bierens de Haan Tusschen muren ingesloten, over cijferschrift gebukt, heeft dit werk mijn ziel verdroten en mijn vrijen geest verdrukt. 'k Leef als een door 't lot verstooten, uit zijn gunsten weggerukt. Gansche nachten heengebogen over dit verdord papier, moet ik nu den smaad gedoogen van zijn liefdeloos bestier, dulden 't slinken zienderoogen van 't verholen levensvier. - Neen, ik werp de blinden open, om te vangen 't morgenlicht als de nacht is weggeslopen op mijn dorstend aangezicht, want ik wil de vrijheid koopen die in mijne verten ligt. Ginder zullen heuvlen blinken, voglen zingen in 't geboomt, de eerste morgenglansen drinken, door den nieuwen dag bestroomd, doen de lucht van liedren klinken bandeloos en onbetoomd. [pagina 258] [p. 258] 'k Zal, als 'k uit dit venster schouwe, over de akkervelden heen zien verbaasde wouden blauwen in des uchtends teederheên; zingend wil 'k in de landouwen hunner prille schoonheid treên. Uit de nevlen streeft de toren met zijn spits in 't ijl verschiet om in vrije lucht te boren met zijn zingend klokkelied, dat hij als een stem doet hooren, die der ziel haar lust gebiedt. En voorbij de heuvlen schepen, uitgezeild door 't zeekanaal, zal ik zien hun vrachten slepen tot een stedelijk onthaal; aan de masten wimpelrepen zwierend in hun kleurenpraal. Waarvandaan naar hier gekomen? Uit het wijkend Oost of West? 't verre land van zwerversdroomen, waar Geluk zijn zetel vest? Ziel! word met hen meegenomen, keerend naar hun wingewest! [pagina 259] [p. 259] Ginds de bergen, halfverwaasden in de schemers van 't verschiet; 'k zal mij naar de toppen haasten van dit onbegrensd gebied, waar de berggeur mijn verbaasde ziel met jongen lust omvliet. En o hemelen hierboven, winden, wolken, voert mij mee door uw golvenschuim omstoven naar uw grenzelooze zee, om uw zaligheid te loven als ik in die wijdten treê - - - Ach, het werk wil niet meer slagen dat den ganschen nacht benam, 'k hoor vermoeide geesten klagen en de handen voelen klam. Open! 'k zie het morgendagen, open! voor de zonnevlam. Vorige Volgende