Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 48(1938)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 409] [p. 409] Zilvermeeuw Door Jaap Moulijn Een zilvermeeuw ligt aangereden, dood. Ik vind een ring, geslagen om zijn poot. Ik buk mij: - Helsingfors, - zoo lees ik zacht. Jij hebt die ring van 't Noorden hier gebracht naar Amsterdam, jij snelle zilvermeeuw, dus snerpend heeft jou schelle, schrille schreeuw van Finland af geklonken over 't land van zee doorbroken. Over wadden, strand en langs de branding klonk je vrijheidskreet, die boven 't bulderen zich hooren deed. Met duizend' andren trok je zuidwaarts mee en zocht er voedsel langs de zilte zee en zocht er zon en warmte op je tocht, terwijl je krij schend om de vangsten vocht. Dat jou, die in de wijde ruimten steeg, dat jou de dood hier in zijn klauwen kreeg, dat jij hier, kleine zwerver, die de zon in zilver op je vleugels vangen kon, den dood bij 't zoeken naar het Zuiden vond en jij dit wreed gebeuren niet verstond, is denkbaar, want zelfs menschlijk intellect, dat innerlijk ook aldoor zuidwaarts trekt of tracht te trekken, peilt het raadsel niet; hier zijn wij één, 't ligt buiten ons gebied. Hier zijn wij samen zwervers, zilvermeeuw, zoo is 't reeds jaar na jaar en eeuw na eeuw. Wij hebben allen onzen weg te gaan en zullen het na dezen eerst verstaan. Al vliegen wij door schaduw of in licht, de dichte kimmen bieden weinig zicht. Wij slaan het leven op een wiekslag door en volgen achtereen hetzelfde spoor. Vorige Volgende