Tai Aagen Moro, Levend Speelgoed. A'dam, Van Holkema & Warendorf, 1937.
Hoe komt het toch dat we bij de mode, die tegenwoordig heerscht om in de litteratuur een sprookjessfeer te doen herleven - telkens weer bevangen worden door een verlangen naar dien grooten dichter en verteller, die ieder levenloos ding door zijn woord levend maakte.... Andersen?
Men mag toch niemand het recht ontnemen op zijn manier sprookjes te schrijven? Maar als Henriëtte van Eyck alles laat leven, tot een zonnestraal toe die een mannetje wordt, als bij Dé van der Staay het olie- en azijnfleschje dierbare gesprekken gaan voeren en Tai Aagen Moro (van wie we zoo iets heelemáál niet verwachten) laat een steenen kikker met een speelgoedaapje de wereld in trekken, dan bekruipt ons het heimwee, dat we hierboven trachtten te schetsen. Het is alles goed en wel, maar er is in dit verschijnsel iets dat niet heelemaal echt is.
Het ligt geloof ik aan den levenwekkenden adem van een groot mensch die werkelijk, diep in het hart, geloofde dat al het bestaande bezield is - waardoor wij lezers, mèt hem gelooven.
En al is Tai Moro's verhaal over levend speelgoed niet zoo erg gek, ja, zelfs wel eens boeiend, overtuigen in dieperen zin doet het ons toch niet.
Ik weet niet waarom ik er iets op tegen heb, dat die antieke, met steenen bezette kikker in menschentaal spreken kan en dat zelfs gaat doen tegenover doodgewone, ja, banale menschen, die dus geen speciale ooren kunnen hebben om de sprookjestaal te verstaan. Deze totaal onvoorbereide menschen slaan dan ook van schrik achterover!
Bij Grimm zal men iets van dien aard nooit vinden, daar spreken wèl de dieren, doch niet de voorwerpen. Andersen bezat nu eenmaal de unieke kracht, waarmee hij voorwerpen - een kachel of een halsboord, - tot wezens maakte, die een geheimzinnig, eigen aura uitstraalden.
Veel minder dan de pad is de kikker een sprookjesfiguur, en déze kikker wordt voorgesteld of hij in China het symbool van wijsheid beteekende - wat ook al vreemd is.
Het lieve, onschuldige aapje is werkelijk aardig en de twee jongens, die een tijdlang het levend speelgoed op zolder herbergen, staan ons wel goed voor den geest, zooals zij in de zonnige speelkamer, met oom Paul versche broodjes eten en er het levend speelgoed laten rondspringen.
Er zit ook iets als moraal verborgen is deze geschiedenis! Want duidelijk is het dat het aapje in zijn naïeviteit en liefheid, soms heel wat méér bereikt, dan de kikker met zijn intellectueele superioriteit! Dit boek is bijna geschikt voor kinderen - zij zullen er wel niet álles van begrijpen, maar hun fantasie kan aanvullen, kleuren, voller maken en ze zullen er zeker wel van genieten.
Doch voor ons, critische volwassenen, blijkt het - ondanks gedeelten met uitgesproken charme - niet overtuigend. Het roept de schim van Andersen op en we voelen heimwee naar het stralend paradijs onzer kinderjaren!
Jo de Wit