- Je moet nooit omkijken, zei hij, want dan is het niet nieuw meer. Toen zag ze zijn blik, en liep weer voort, ze had begrepen dat hij het liefst de duinen in wilde.
Bij het pompstation kochten ze een toegangskaart, legden ieder een dubbeltje in de hand van een ouden man.
- Zijn al veel menschen ons voor?
- Nee, zei de man - jullie zijn vroeg, en de groote stroom blijft daarginds. Hij wees naar de velden. - Toen keek hij hen aan. - Jou ken ik niet, zei hij tegen Leida.
Aart noemde haar naam en zei lachend: Maar u moet thuisblijven, - Het meisje was al enkele stappen vooruit geloopen.
- Nou, veel plezier, hoorde ze nog zeggen, - en denk eraan: geen bloemen plukken.
De hemel werd nu blauw, met enkele strepen van witte wolken. Ze zei: - Ik ben hier toch wel eens meer geweest, niet zoo vaak, maar -
Hij antwoordde: Het is altijd het beste, dadelijk je naam te zeggen, heel gewoon. Hij wachtte even. - Alles is heel gewoon, voegde hij erbij. Ze begreep nu wel, dat ze hem haar geheim zou kunnen zeggen - en dat het misschien niet eens noodig was. Een vaag gevoel van teleurstelling kwam over haar. Ze zou nooit meer met hem uitgaan, als hij niet luisteren kon en was als alle anderen, die maar grapjes maakten en lachten. - Alles is heel gewoon - wat bedoelde hij daarmee? - Als ze het hem maar dorst te vragen.
Een enkele regendrop glinsterde nog in het gras en aan de struiken. Het wijde, golvende duinland was helder smaragd groen en de hemel daarboven sprankelde van licht.
Ze begonnen te praten over hun werk. Leida was dagmeisje op het buiten ‘Oostbroek’; het ging daar druk en vroolijk toe. De zoons studeerden in Amsterdam, maar kwamen dikwijls thuis en brachten vrienden mee. Vandaag was ze vrij, want de heele familie keek naar het roeien van de studenten. Gisteren was er vooruit gekookt; mevrouw had gerekend op een twintig man aan tafel. - En een honger dat we zullen hebben! had ze gezegd.
- Is het waar, vroeg de jongen, dat mevrouw zoo ruw spreekt?
Leida lachte. - Nou ja, ze vloekt als een dragonder, maar ze is niet ruw, je moest haar maar eens met haar kleinkinderen zien!
- Dus je hebt het er naar je zin?
Ze antwoordde haastig: Ik zou het nergens beter kunnen hebben - en ik leer hier veel, want mevrouw praat met ons. En ze weidde uit over alles wat ze in haar dienst hoorde en zag.
Wat later kwam de beurt aan den jongen. Hij was timmermansknecht en weifelde nog: zou hij in het bouwvak gaan of meubelmaker worden? In het bouwvak was de meeste toekomst, maar een mooi meubelstuk maken, het met je eigen handen schaven en polijsten, dat lokte hem ook.