spoedig op zijn beide beenen. Nu speelde hij met die acrobatische kunsten wel een van zijn hoogste troeven uit, maar verslagen is hij daarom toch nog geenszins. Hij verzint van alles, ook het onmogelijkste, om haar in het gevlei te komen.
Doch van haar kant is de toenadering uiterst gering en een beetje timide komt hij bij mij om een koekje.
En dat is bedenkelijk. Want hij neemt daarmee zijn toevlucht tot andere middelen, dan zijn eigen aantrekkelijkheden.
Nu kan ik natuurlijk weigeren. Doch ik heb meelij met mijn jongen, die, ik weet het wel, voor een hopelooze zaak vecht.
Ik geef hem het koekje.
Dat is van zelfsprekend een onvergeeflijke fout. Want daarmee moedig ik een verhouding aan, waarop ik, en alle huisgenooten met me, niet gesteld ben.
Maar ik ben me er ook van bewust, dat in deze aangelegenheid mijn stem van nul en geener waarde is en bovendien het leven in de liefde toch altijd zijn gang gaat.
En ik zie tot mijn vreugde - een moeder is maar een moeder - dat het koekje zijn uitwerking niet mist. De jongedame wordt werkelijk handelbaarder.
Ja, het komt zelfs zoover, dat de overmoedige het waagt onder haar groote hoed te duiken en haar, ten spijt van haar vuile neus, een heel teer kusje te geven. En terwijl hij nog even onder de luifel toeft, zie ik aan zijn heele houding, dat hij haar gouden bergen belooft.
Zoo'n verleider!
Zoo voor het oog spelen ze nu werkelijk eendrachtig.
En toch, ik vrees dat als de nasmaak van het koekje verdwenen zal zijn....
En ja, daar heb je 't al!
Plotseling breekt de jongedame bruusk het spel af, loopt den tuin uit en gaat op den weg spelen, iets dat hem verboden is.
Doch opgeven doet hij het daarom toch nog niet. Geduldig wachtend hangt hij op het hek en volgt haar met zijn oogen. Wanneer zij op 't punt is om den hoek van de laan te verdwijnen, dreigt hij over het hek te zullen vallen.
Maar zij komt terug!
Even plotseling als zij verdwenen is, staat zij weer bij hem in den tuin. Overgelukkig neemt hij haar mee.
Doch hoe hij ook zijn best doet, het wil nu heelemaal niet meer vlotten. Zij doet landerig en verveeld en nogmaals komt hij bij me om steun. Ditmaal wil hij een toffee hebben.
Helaas, nu moet ik hem teleurstellen.