Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 46
(1936)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
De boekenschatten van Aix-en-Provence en Avignon
| |
[pagina 236]
| |
de lommerrijke platanen, of hangen rond in de tallooze café's. Zouden over het knusse stadje, de geesten van le bon roi René en zijn goedhartige gade (ik zie haar in gedachte - historisch natuurlijk volkomen onjuist - met een karabies in de hand en ietwat moeizaam loopend, op armbezoek trekken) nog zorgend rondwaren? De goede koning René, die Provence zoozeer liefhad, haar de sappige muskaat-druif schonk, kunst en letteren beschermde en - wil men de legende gelooven - in zijn vrijen tijd aandachtig miniaturen penseelde. Heel Aix schijnt voor de geriefelijkheid der burgerij te zijn gebouwd en ingericht. Het drinkwater, elders in de streek zoo schaarsch, stroomt hier overvloedig en heilzaam uit fraaie fonteinen. De nauwe kronkelstraten breken de vaart van den killen Mistraal, de door boomen overschaduwde, grootsch aangelegde Cours Mirabeau weert te felle zon. Midden op straat, tegen een achtergrond van voorname oude woonhuizen, staat allergezelligst een heetwater-bron, waar de huismoeders keuvelend haar ketels vullen. Wat geestelijke goederen betreft, bezit Aix belangrijke musea en bibliothekenGa naar voetnoot1), Faculteiten voor de studie van rechten en letteren en een Academie van wetenschappen, landbouwkunde, schoone kunsten en letteren, die, naast deze veelzijdigheid, jaarlijks aan een der 38.000 inwoners een prijs voor deugdzaamheid toekent. Het moet zoet zijn te leven in Aix-en-Provence. De gemeentelijke Bibliotheek aldaar is een der weinige die door de Revolutie verrijkt noch gedeerd werd. Haar oudste en voornaamste fonds is de verzameling die markies de Méjanes in 1786 aan de stad vermaakte. Nog heden is het een bittere grief van Arles - zijn geboorteplaats - dat de markies, die in beide steden een hoog ambt in de magistratuur bekleedde, de hoofdstad van Provence aldus bevoorrechtte. Hij was een eigenaardige persoon, die zeer de aandacht trok door zijn zonderlinge kleeding en zijn verzamelmanie. Hij leefde armoedig, want hij besteedde zijn groote fortuin uitsluitend aan zijn bibliotheek, tot verdriet van zijn vrouw, die klaagde dat hij haar, om boeken te koopen, het noodzakelijkste onthield. Een spotdichtje was op hem in omloop: ‘Ses livres ont tout son argent:
Il les range dans sa tablette
Et quelquefois les époussete
Qu'il est savant!’
Maar van dit alles trok hij zich blijkbaar niets aan en misschien overwoog hij nooit het niet eenvoudige probleem, of de kostbare collectie die hij voor zich en het nageslacht bijeenbracht, te duur betaald was met het geluk van een vrouwenleven. Toch was hij geen dwaze verzamel-maniak, maar een werkzaam man (in 1776 werd hij eerste consul van Aix) met vooruitstrevende | |
[pagina 237]
| |
denkbeelden (hij verdedigde bijv. de inenting, wat zeer modern was in zijn tijd) en van diepgaande, veelzijdige geleerdheid. Naar geschiedenis vooral ging zijn belangstelling: de algemeene, de Fransche en in het bijzonder de lokale. De groote menigte handschriften, documenten en werken die hij op dit gebied kocht, getuigen van deze voorliefde en van zijn inzicht. Noemen wij in de eerste plaats een waarlijk unieke collectie, bestaande uit 9000 gebonden deelen, waarin hij tallooze losse historische documenten van allerlei aard (veel met betrekking tot de 16e eeuw en de godsdienstoorlogen) - met groote kennis van zaken uitgekozen - gebundeld heeft. Zij vormen een nog nagenoeg onontgonnen veld voor de wetenschap. Verder kocht hij veel middeleeuwsch tooneel en ridderromans: ook deze vormen uitgelezen fondsen, die zeldzame stukken inhouden. De boeken en geschriften waarop hij bijzonderen prijs stelde, maar die hij niet bemachtigen kon, schreef hij over met ijzeren volharding. Zoo kwam een verzameling tot stand, die het verbluffende aantal van 80.000 deelen telde, loopende van het eerste boek, dat hij op tienjarigen leeftijd bezat, tot zijn laatsten brief, vijf dagen voor zijn dood geschreven. Na het overlijden van den markies de Méjanes, werd de aan Aix vermaakte bibliotheek ‘tijdelijk’ geplaatst in de bovenverdieping van het stadhuis, totdat een geschikt verblijf er voor zou zijn ingericht. Die tijdelijke toestand duurt nu al anderhalve eeuw: de boeken liggen er nòg en wachten.... Zoo niet doelmatig als bibliotheek, stijlvol is het 17de eeuwsche stadhuis zeker, met het krachtige rhytmus van zijn lijnen en de sobere Italiaansch-Provencaalsche ornamenteering, waarvan het fraaie smeedwerk, dat toegang tot het binnenhof geeft, in het bijzonder de aandacht trekt. Als een stoere wachter naast het gebouw, verrijst de oude klokketoren, een van Aix' karakteristieke monumenten. Aldus liggen de kostbare boeken en handschriften, aan brandgevaar blootgesteld, in veel te kleine, donkere lokalen; ook de armelijke Leeszaal strekt niet tot aanmoediging van den bezoeker. Vergeten tijdens de Revolutie, werd de Méjanes (zooals men haar doopte) in 1810 voor het publiek geopend: een oude wensch van den markies, die toen pas in vervulling ging. Sindsdien hebben belangrijke giften en legaten haar nog verrijkt, zoodat zij thans ongeveer 226.000 boeken, 1612 manuscripten en meer dan 400 incunabelen bevat, waarbij vele zijn die de groote Parijsche bibliotheken haar kunnen benijden. Door geldgebrek kan zij weinig of geen moderne literatuur aankoopen. Zij bestaat hoofdzakelijk uit collecties die met zorg bijeengebracht zijn door haar begunstigers: voor het meerendeel bibliofielen, kunstkenners of geleerden. Dit overwegende, kan men zich een denkbeeld vormen van haar antiquarische waarde. Het is hier de plaats niet om uitvoerig stil te staan bij de verschillende fondsen: ik bepaal mij tot enkele aanwijzingen. Wie het voorrecht heeft gehad den heer E. Aude, sinds lange jaren conservator, van den inhoud zijner | |
[pagina 238]
| |
‘chère Méjanes’ te hooren vertellen, begrijpt welk een rijkdom aan kunstwerken en welk een ontzaglijk studie-materiaal in deze afgelegen kleine stad verborgen liggen.Ga naar voetnoot1) De toeristen-attractie, het zoogenaamde Getijdenboek van koning René, neemt in de verzameling een eereplaats in. De bewering dat ‘de goede koning’ het zelf verlucht zou hebben - hetgeen nog algemeen verteld wordt - is echter van grond ontbloot. Het belang van dit geschrift ligt in de historische gegevens die het bevat. Van grooter artistieke waarde is het, met talrijke fijne miniaturen versierde, Getijdenboek van koningin Yolande. Maar behalve enkele zeer oude manuscripten - ik noem nog de bekende 13de eeuwsche pastorale van den dichter Adam de la Halle, Le Jeu de Robin et de Marion, met 130 kleine miniaturen beschilderd - is de Méjanes vooral bekend door haar vele geschiedkundige handschriften (meestal Fransche, maar ook buitenlandsche) uit de 16de eeuw en later. Er zijn, naar het zeggen van den conservator, in deze boekerij méér spotdichten op den kardinaal de Mazarin (de z.g.n. Mazarinades) dan in de collectie waarop de Biblithèque mazarine te Parijs prat gaat. Zeer de moeite waard is een verzameling van 3000 historische portretten, die in albums ter bezichtiging liggen en waarbij kostelijke gravures zijn. Verder veel teekeningen en prenten die het oude Provence in beeld brengen; 50 deelen met platen en gravures van modes en costumes sinds de 17de eeuw; 2000 werken over toegepaste kunsten en ambachten (er is te Aix een Ecole Nationale d'Arts-et-Métiers). Door de giften en legaten van vrienden der Méjanes, treft men er allerlei onverwachte fondsen aan, o.a. een van Spaansche literatuur, een van Egyptologie - die naar men mij zeide bijzonder belangrijk zijn - en een verzameling protestantsche strijdschriften (interessant materiaal voor een proefschrift) waarbij unieke exemplaren van veroordeelde werken. Door plaatsgebrek is veel van dit alles nog niet geclasseerd en de geduldige snuffelaar kan er allerlei ontdekkingen doen. Van en over den moralist Vauvenargues en den staathuishoudkundige Mirabeau - beide uit Provence afkomstig - is veel aanwezig. Men kan er het exemplaar van Vauvenargues' Introduction à la Connaissance de l'Esprit humain bekijken, dat volgekrabbeld is met pittige autografe aanteekeningen van Voltaire. Dit alles en ook de menigte eerste of zeldzame drukken (er is bijv. een exemplaar van het eerste boek dat in Frankrijk gedrukt werd) interesseert vooral bibliofielen en specialisten, maar de leek kan er te gast gaan aan mooie 17de en 18de eeuwsche geïllustreerde uitgaven, kostbare bindwerken of teekeningen en gravures van meesters uit verschillende tijdperken. Een keuze uit het belangrijkste is, op aanvraag van den bezoeker, te zien in een afzonderlijk vertrek, waar een buste van Méjanes, gebeeldhouwd door | |
[pagina 239]
| |
Houdon, en een van diens mooiste scheppingen, aandachtig neerblikt op zijn schatten, zoo liefdevol beheerd, zoo armzalig behuisd. Als wij staan voor dien expressieven kop, met den prachtig levenden oogopslag, vergeten wij een oogenblik den markies en zijn bibliotheek, om in stille verrukking te zien naar de zachte rondingen van het marmer, dat, door de meesterhand bewerkt, tot een haast doorschijnend materiaal werd.
* * *
Avignon ziet men het schoonste bij avond, op neveligen afstand, zooals het dan, besloten in zijn krans versterkte muren, ligt te droomen op de rots, gelijk de fantastische vestingstadjes, die men ziet afgebeeld op miniatuur of kerkraam. Van dichtbij gezien is het teveel gerestaureerd, behaagziek ‘geschminkt’ voor toeristen-oogen. Oud en nieuw zijn er al te zeer dooreengemengd en telkens valt het uit de historische rol die het tracht op te zeggen. Avignon, in de 14de eeuw een bloeiende stad, waar een reeks pausen door hun liefde voor kunst en praal de welvaart bevorderden, later - tot de Revolutie - belangrijk door haar industrie, teert nu voornamelijk op ouden roem: het biedt den bezoekers wèlverzorgde antiquiteiten, die op aangename wijze te bezichtigen zijn: wat wil men méér? Juist minder zou ik wenschen. De bibliotheken van Avignon en het naburige Carpentras - thans een dood plaatsje, eertijds verscheurd èn verlevendigd door kerkelijke twisten (in 1314 werd er een conclave gehouden, gevolgd door handgemeen) - zijn vol herinneringen aan den grooten tijd, toen die streek nog pauselijk domein was en een centrum van cultuur, waar Fransche en uitheemsche kunstenaars elkaar ontmoetten. Petrarca woonde in beide steden. Naar bekend, zag hij Laura voor het eerst te Avignon, in de kerk der zusters van Sainte Claire (1327). De boekerij van Carpentras kon eenige jaren geleden uit haar inhoud een tentoonstelling organiseeren van ‘Petrarca, zijn vrienden, zijn meesters en zijn tijd’; Avignon bezit bijzondere uitgaven van den grooten dichter. In de nabijheid der pausen en onder hun bescherming, kwam in dienzelfden tijd de miniatuurkunst tot hoogen bloei. In de Avignonsche boekerij is een aantal 14de eeuwsche handschriften, waarvan verschillende ter plaatse verlucht zijn. Ook kan men er manuscripten zien, die den pausen en hun gevolg toebehoorden, of door hen ten geschenke gegeven werden, als bijv. een missaal met miniaturen van Urbaan V, een bijbel van Clemens VII e.a. De gemeentelijke bibliotheek van Avignon werd - met vele andere - tijdens de Revolutie gesticht en bestond aanvankelijk uit 26000 boeken en een zeshonderdtal handschriften, ontnomen aan de kloosters in den omtrek. Een museum met kunst van dezelfde herkomst werd er naast gesticht. Later hebben de giften van twee verzamelaars de bestaande collecties aanzienlijk vermeerderd. De eerste was Esprit Calvet (1728-1810) een Avignonsch geneesheer. Hij was een origineele persoonlijkheid. ‘Van nature aangetrokken | |
[pagina 240]
| |
tot de studie en het celibaat,’ zooals hij van zichzelf getuigde, verdeelde hij zijn vrijen tijd tusschen zijn boeken en het verzamelen van kunstvoorwerpen, antiquiteiten en penningen. Tegenover zijn beroep schijnt hij wat sceptisch gestaan te hebben: ‘de medicus,’ placht hij te zeggen, ‘is een man die den zieke wat bezighoudt, tot de natuur hem genezen heeft’. Hij zocht omgang met binnen- en buitenlandsche geleerden (zijn nagelaten correspondentie getuigt het) en was onder hen een bekende figuur. Eens kreeg hij bezoek van Boerhaave's achterkleinzoon, hetgeen hij aldus beschreef: ‘Ik onderhield me vier uren met hem.... Die Hollander is koel en eenvoudig gelijk zijn overgrootvader, en evenals deze, begaafd, kundig en diep van geest. Hij reist in een postwagen met zes paarden, een knecht, twee lakeien voorop, een vriend - wat méér waard is dan al het overige - en een jas als die van Hendrik IV: met gaten in de ellebogen.’ Calvet moet over een aanzienlijk fortuin beschikt hebben. In 1810 liet hij bijna zijn geheele bezit aan de stad na: 1382 boeken (een prachtige studiebibliotheek: geschiedenis, archeologie, klassieke letteren; deze laatste voornamelijk in de beroemde uitgaven van Elzevier en Alde) èn zijn kunstcollecties, met gelden voor het onderhoud van dit alles. Allerlei, soms lastige, stipulaties waren aan die schenking verbonden: de gelden mocht men uitsluitend in grond beleggen. De boeken en handschriften moesten gescheiden blijven van die der stedelijke bibliotheek en gehuisvest worden in een door de stad aan te wijzen gebouw, mèt de kunstcollecties en mèt een tot celibaat gedoemden bibliothecaris, want, aldus was uitdrukkelijk bepaald, géén vrouw mocht er haar intrek nemen. Een raad van acht geletterde Avignonsche burgers moest het toezicht over de verzamelingen uitoefenen. Zoo geschiedde en zoo is de toestand nog, behalve eenige kleine wijzigingen: de bibliothecarissen bijv. zijn, als onwillige vrijgezellen, niet meer intern. En, tweede afwijking, aangezien Calvet's boekerij niet bij die van de stad gevoegd mocht worden, heeft men, ten gerieve van het publiek en de administratie, het omgekeerde gedaan: zoowel het gemeentelijke museum als de stedelijke bibliotheek zijn aan de stichting-Calvet ten geschenke gegeven. De administratie van deze gemeentelijke boekerij is dus geheel verschillend van alle andere in Frankrijk. De stad bekostigt het salaris van het personeel en het onderhoud van het gebouw; Calvet's nagelaten fondsen strekken tot verrijking en instandhouding der verzamelingen. Na eerst elders te zijn ondergebracht, verhuisden in 1835 bibliotheek en kunstcollecties - thans tezamen den naam Musée Calvet dragend, naar het tegenwoordige gebouw, het mooiste van Avignon: een patriciërs-huis uit het midden der 18de eeuw. Eigenlijk is het een klein paleis, met zijn voorname cours d'entrée, monumentaal trappenhuis en imposante reeks ineenloopende vertrekken, versierd, naar den smaak van den tijd, met fijngebeeldhouwde boiseries. In zijn Mémoires d'un Touriste beschrijft Stendhal op lyrische wijze hoe hij bekoord werd door die oude zalen met schilderijen, | |
[pagina LIII]
| |
pagina uit het z.g. getijdenboek van koningin yolande
15e eeuw - aix-en-provence bibliothèque méjanes | |
[pagina LIV]
| |
titelblad van la destruction de troye la grant (lyon 1500) en onder: de dood van hector; rechts: titelblad van vita antichristi (lyon, ± 1488) - aix-en-provence, bibliothèque méjanes
| |
[pagina LV]
| |
initiaal uit begin 13e eeuwsch missaal uit avignon
avignon, bibliotheek van de stad en het museum calvet | |
[pagina LVI]
| |
een houtsnede uit logicalia xii tractatuum van petrus hispanus (antwerpen, 1486)
mattheus uit het evangeliarium van st. andré de villeneuve (9e eeuw) - avignon, bibliotheek van de stad en het museum calvet
de salle calvet in het museum
| |
[pagina 241]
| |
omgeven door een verlaten tuin en hoe hij er de wijding van de stilte onderging, gelijk aan die in schoone Italiaansche kerken. De tweede groote begunstiger - de talrijke kleinere laat ik ter zijde - van de stedelijke boekerij, was Esprit (een veel voorkomende naam in die streken) Requien (1788-1852) leerlooier van beroep, literator en natuurvorscher uit liefhebberij. Hij beheerde het Musée Calvet geruimen tijd en heeft het verrijkt met tal van boeken en kunstvoorwerpen en met een belangrijke natuurhistorische verzameling. Geleerde van naam - het ministerie van onderwijs belastte hem met wetenschappelijke expedities - veelzijdig van kennis en smaak, had hij uitgebreide relaties onder de beroemde lieden van zijn tijd en de verzamelingen hebben daar zeer van geprofiteerd: Ampère, Fauriel, Liszt kwamen bij hem aan huis en de schrijver Mérimée was zijn beste vriend. Avignon was een bezochte stad en het musée Calvet lag in het centrum der belangstelling. In het thans stille toeristen-plaatsje staan de duizende boeken (ongeveer 200.000 boeken, 703 incunabelen, 5367 handschriften) te weinig gekend, te weinig gebruikt en houden veel schoons en belangrijks geheim, dat beter tot zijn recht zou zijn gekomen in minder afgelegen boekerijen. De Leeszaal, eenvoudig versierd met de boiseries van een oude kloosterbibliotheek, wordt voornamelijk bezocht door de lokale intellectueelen, kranten en tijdschriften lezend publiek en de bekende weetgierige en snuffelgrage oude heertjes, die Frankrijk's bibliotheken en collegezalen tot een hoog percentage bevolken. Boekerij en Museum staan onder leiding van den kunstzinnigen geleerde, den heer Joseph Girard, die door tentoonstellingen en talrijke wetenschappelijke publicaties, reeds veel uit den rijkdom der verzamelingen in het licht heeft gesteld. Ook hier kan ik slechts enkele grepen doen om den lezer een indruk te geven van wat deze bibliotheek alzoo bezit. Er is een uitgebreide collectie werken en handschriften betreffende de natuurlijke historie, waarbij interessante Duitsche documenten, afkomstig van Alex. von Humboldt. Geschiedkundigen vinden er, onder veel meer, gedeeltelijk nog onuitgegeven brieven van Mazarin en diplomatieke stukken uit zijn tijd, de merkwaardige Gedenkschriften (hs.) van baron de Corberon - die aan het eind der 18de eeuw aan het gezantschap te Petersburg verbonden was - de Mémoires (hs.) van den beruchten Chevalier d'Eon en een groot fonds (duizende boeken, 3000 manuscripten en talrijke prenten) lokale geschiedenis. Letterkundigen treffen er een verzameling literatuur uit het romantische tijdperk, waarbij veel manuscripten en autografe brieven van bekende schrijvers; volgens den conservator is dit, na wat men te Parijs vindt, de belangrijkste van dien aard. Er zijn in totaal 9000 deelen literatuur uit de 19de eeuw, waarbij veel boeken uit de bibliotheek der Goncourts. Vrijmetselarij, occultisme, Saint-Simonisme, 17de en 18de eeuwsche theologische twisten, middeleeuwsche godgeleerdheid | |
[pagina 242]
| |
en rechtswetenschap, vormen fondsen van bijzondere waarde voor de specialisten. De schoone kunsten zijn o.a. vertegenwoordigd door teekeningen van Van Dijck, Van der Meulen, Fransche meesters uit de 18de en 19de eeuw, geïllustreerde prachtuitgaven, prenten, oude muziek (bijv. de Armide van Lulli in handschrift) enz. Het is om toevallige redenen dat ik, onder de bibliotheken in de Fransche provincie, die ik gelegenheid had te bezoeken, juist voor de ‘Méjanes’ en voor de boekerij van het musée Calvet de aandacht vroeg. Eerstgenoemde is weliswaar een der bekendste en de laatste behoort bij een stad met een interessant historisch verleden, maar ook van andere zou veel te vertellen zijn, want zij hebben alle een eigen karakter. Dit is verwonderlijk genoeg, aangezien de meerderheid in hetzelfde tijdperk (de Revolutie) en uit een zelfde soort fondsen (verbeurd verklaarde boeken en handschriften, soms gevoegd bij reeds bestaande collecties) gevormd werd. Toch blijven zij gemakkelijk te onderscheiden. Elke gemeentelijke bibliotheek wordt naar eigen goeddunken geadministreerd, wat betreft aankoop, systeem van catalogus, openingsuren, vacanties, het al of niet uitleenen van boeken naar buiten enz. Bovendien bepaalt de persoonlijkheid van den conservator en de wijze waarop hij zijn taak opvat, zeer sterk de sfeer van een boekerij. Ook de omgeving is een belangrijke factor: het historische gebouw waarin de verzameling besloten ligt en zijn geschiedenis. En laten wij de gulle bibliofielen, die de eerste fondsen stichtten of verrijkten, niet vergeten: die fondsen dragen hun stempel en vertellen of het leeken, priesters, kunstenaars, geleerden, veelzijdige dilettanten, of maniakale verzamelaars waren. Maar de voornaamste oorzaak van dit markante onderlinge verschil ligt, naar ik meen, in het feit dat het Fransche bibliotheken zijn en het Fransche volk, in wat het sticht en voortbrengt - ik denk hier evenzeer aan zijn wijnen en kazen als aan de boekverzamelingen - uiteraard evenzeer naar differentiatie gericht is, als het Amerikaansche naar uniformiteit. In bijna elke historische provinciestad waar een bibliotheek aanwezig is, kan de bezoeker uren vol afwisseling doorbrengen, hetzij tusschen de boeken en handschriften, hetzij met het bezien van de teekeningen, platen, munten en kunstvoorwerpen op verschillend gebied, dikwijls onverwacht rijke verzamelingen, die aan de boekerij zijn toegevoegd. Te consulteeren: P. Neveux en E. Dacier, Les Richesses des Bibliothèques de Province (2 dl. Parijs 1932); E. Renouard, Notice sur la Biblioth. d'Aix, dite de Méjanes (Paris 1831); E. Aude, Le Marquis de Méjanes, in Trésors des Biblioth. de France nr. 13 (Paris 1931); Catalogue général d. ms. des Biblioth. de France (Aix-en-Provence); (Paris 1894); J. Girard, Les vrais Bibliophiles: Calvet et Requien, in Les Trésors enz. nr. 14 (Paris 1931); Catal. général enz. (Avignon); J. Girard, Avignon, Histoire et Guide (Avignon 1930); P. Pansier, Historie du Livre et de l'Imprimerie à Avignon (3 dl. Avignon 1922). |
|