Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 45(1935)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 318] [p. 318] Ballade van 't verlies door J. Tielrooy De kracht waarmee hij in het leven kwam, De glans, de gloed waarmee hij was geboren, Ze mindren, worden langzaam, dof en lam: Het dooven komt getrouw en kort na 't gloren. Van mindren wou hij gistren nog niet hooren, Maar mindren deed hij al, nog vóór het vreezen. Verliezen is ons lot, vergaan ons wezen. 't Wordt asch wat nu verwarmend, lichtend brandt, Wij houden niets, 't is aan den dood verwezen: 't Glijdt tusschen onze vingers door als zand. 'k Zag in zijn huis de duister-lichte vlam Van geel metaal het donkre hout doen gloren, Betaald met wat zijn voorgeslacht eens nam Van eigen armen, Indiërs en Mooren. Nu gaat dit al, vergeldend, weer verloren. Van 't geen zijn Toren van Ivoor zou wezen Kan niets verzakking en bederf genezen. Al sluiten wij 't bezit in onze hand, Om vreugd' ervan te beuren als vóór dezen: 't Glijdt tusschen onze vingers door als zand. [pagina 319] [p. 319] Ik weet hoe uit zijn zweepend woord de vlam Van geestdrift in de valen werd geboren En hoe hij ook de strengen met zich nam, Hoe hij hun aller Eerste werd verkoren.... Toen is een aarzeling in hem geboren. Hoe is het, peinsde hij, dat ik voor dézen Zóó spreek en doe, verzakend eigen wezen? Wat gunst verschaft heeft, houdt voor niemand stand, Maar 't minst voor wie geheel zichzelf wil wezen: 't Glijdt tusschen onze vingers door als zand. Opdracht Vorstinne Liefd', aan u zijn wij verwezen, Aan u die geeft, gelooft, en steunt wie vreezen. 'k Verzoek dit eene u: hou' 't langste stand, Ofschoon ik weet: ook van uw heil is 't wezen: 't Glijdt tusschen onze vingers door als zand. Vorige Volgende