Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 45(1935)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 264] [p. 264] Vervreemding door Karel Jonckheere Word ik niet een vreemde, Moeder, in dit huis, waar ik, eerste zoon, eens gleed uit Uwe leden? En blijft gij niet als een te rijpe vrucht, waaruit het leven mij, Uw kern, heeft gesneden? Of ben ik als het jong verwaande dier, dat van de oude nok de luchten vliegt te peilen, om op zijn broze vlerken, zwijmelend van durf, de meren van een nieuwe wereld langs te keilen? Tot plots een fijner triller hem een wolk uit drijft, zijn kele pijnt en wild zingt hij zijn zinnen, hij strijkt in 't dalen van den daggloed neer, de zon bloedt in het riet, zijn hart zwelt in beminnen. De nacht weegt vreemd, met huiver, geur en lied, 't mirakel van het vleesch heeft zich voltrokken, doch in den roes, die heesch zijn gorgel nijpt, komt heimwee naar het moedernest reeds lokken. - Zóó treed ik 't huis nu binnen, met den schroom, als ware ook ik dit moederhart ontvlogen. Doch in één enklen blik sterft beider vreemd verdriet: wij vinden ons blij weer in 't weenen onzer oogen. Vorige Volgende