Het in den Haag gevestigde Berlijnsche handelshuis in oude kunst, de firma Bachstitz heeft het daarna in ons land gebracht om het aan den heer Van Beuningen over te doen, die het op de laatste Kerstmis-tentoonstelling in het museum Boymans voor het eerst ter publieke bezichtiging stelde.
Men was het er bij de eerste ontdekking te Lissabon, nu reeds twintig jaar geleden, ook onder de Dürer-kenners lang niet over eens, of het schilderstukje, ondanks het feit, dat de signatuur met het bekende monogram en met de plechtige dateering door Dürer zelf scheen te zijn gezet, als een eigenhandig werk des meesters kon worden aanvaard, daar het moeite kostte, de eigenaardige toets van diens penseel onder de dikke verflaag der retouche te ontdekken.
De meening, dat men hier, wel niet voor de eerste maal, te doen had met een der Dürer-imitaties uit de ateliers der bekende vervalschers Hofmann en Fischer, was nog niet zoo dwaas.
De twijfel over de eigenhandigheid van het stuk kon echter terzijde worden gezet, toen men het paneel aan een radikale, maar met vakkennis uitgevoerde reiniging had onderworpen.
De kleuren kwamen met ongemeene frischheid voor den dag en vergelijking met authentieke vroege werken van den meester liet ten slotte geen ongewisheid meer over, of men had hier te doen met een origineele schepping van Albrecht Dürer, te Neurenberg geschilderd kort na diens terugkeer van zijn tweede reis naar Italië.
Te Venetië was Dürer sterk onder den invloed gekomen van Giovanni Bellini, den reeds bejaarden meester, dien hij in zijn brieven aan zijn vriend en stadgenoot Willibald Pirkheimer als den meest representatieven kunstenaar der Lagunenstad had geprezen.
Deze invloed openbaart zich in het onderhavige geval duidelijk in de madonnafiguur en in zekeren zin tevens in het kindje, waarin men met wat goeden wil het Belliniaansche type kan terugkennen.
Met den voedstervader heeft Dürer blijkbaar minder raad geweten. Der middeleeuwsch-gotieke traditie, welke het gezinshoofd van Nazareth altijd als een niet zeer intelligente, plebeïsche persoonlijkheid beschouwde, was Dürer nog niet ontwassen en ze is dan ook aan de typeering van den heilige niet vreemd gebleven.
Erger nog had echter de man, die het stuk verknoeide, het hoofd van Joseph toegetakeld en zelfs de cosmetische middelen, die hij er aan verspild had, konden niet verhinderen, dat uit de met zorg bewerkte frisuur van haar en baard een aan stompzinnigheid grenzend wezen met wazigen blik in de ruimte staarde.
In 1512 schilderde Dürer een Madonna met kind, eveneens op een paneeltje, dat zich in het staatsmuseum te Weenen bevindt, dat tegelijk met een andere madonna van 1502 uit de nalatenschap van Willibald Pirk-