Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 45(1935)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Verzen door J. Slauerhoff Het dorp Het gehucht bestaat uit zes kleine hutten Menschen leven er zonder een woord te spreken De rivier ruischt wel - een brug hangt er nog over: Twee smalle planken, een slaphangend koord. Aan de overkant gaan lègers, karavanen In verdre hoogt verrijst op de berg een tempel De mannen laten zich niet voor krijgsdienst werven De vrouwen offren niet voor vruchtbaarheid Ze leven traag en weten laat te sterven. De zon die achter steile hellingen Laat opgaat vroeg verdwijnt is de eenige lamp Voor het gehucht - zes hutten - waarin alleen Gescholen wordt voor 't weer en 's nachts geslapen - [pagina 106] [p. 106] Terugkeer Na twintig jaar wilde ik mijn stad terugzien. Die lag stillevend aan de horizon. Maar aan de straatweg, vier mijl voor de poort, Stond nog die herberg van de gele reiger Waar 'k vroeger kwam met vrienden uit de stad Daarbinnen werd, loom, als in halve slaap, een fluit bespeeld. Ik hoorde weer het oude lievlingslied Van pruimeblaren vallend in de vijver. 't Was Mei weer, stil lag daar de stad aan 't water, Ik hoefde er niet meer heen te gaan 't Is Mei, ik kom er juist vandaan, O pruimeblaren vallend in de vijver Niets kan vergaan zoo min als jullie kort en ritslend leven Het mijne, lang en vol van zwaar verdriet, Zoo scheen het, maar het was het mijne niet, Ik ben hier altijd mijmrend blijven staan Betreurend wat die andre is geschiedt Terwijl ik luisterde naar 't zinnelooze lied Van pruimeblaren - vallend - in de vijver! [pagina 107] [p. 107] Maannacht De geesten reizen met de wolken De maan - om de doortocht niet te storen - Is, als een gong, in de boom gehangen Tusschen twijgen en blaren gevangen De stroom kabbelt bijna rimpelloos Rondom de neergestreken berg Het is zoo stil dat de manegloor Aandoet als een even hoorbare Begeleiding, soms schijnt de gong In de boom te beven, de takken siddren; Snaren, lichtgeraakt, de blaren ritslen Nog even, dan zijn ze voor ons zichtbaar De geesten neerdalend uit de wolken Warend door boomen, rustend op steenen En nemen weer afscheid met een windstoot. Takken en blaren ritslen na De maangong wordt opgetrokken in De laatste wolk, nog lang vervult Verre gloor, dichtbij gezoem de lucht. Leeg staat de boom op de dorre vlakte De stroom slaat bij de berg de hoek om De geesten zijn met de wolken vertrokken. [pagina 108] [p. 108] Vergankelijkheid De maan staat op de Yu Mei berg; een boordevolle schaal Zijn glans vloeit in de oeverdamp en wordt daar droef en vaal Lang leefde ik met je in deze stad, vannacht moet ik weer varen. Soms heeft een mensch volmaakt geluk maar kan het nooit bewaren. (Naar Li-tai-po) Compromis De berg der stilte kan ik niet bestijgen Door het verwarrend woud herinnering Dus wil ik onder zeil van mijmering Voortdrijven op een zee van eeuwig zwijgen. Vorige Volgende