De beeldhouwers hebben het er m.i. het best afgebracht: Moïssi Kogan versierde Jan Engelman's vers ‘Cythera’ met penteekeningen in lijnen van de figuren, die hij anders uit het pleister-graf doet opstaan; John Rädecker dat van A. Roland Holst ‘Dit eiland’ met een ‘vreemd schip’ en een zalig door den hemel vliegend amoureus paar. Het is vooral in deze verluchte manuscripten, dat een kunstelijke overeenstemming bereikt werd.
Een paar dichters illustreerden zelf hun handschriften, op het voorbeeld van Hugo, Hoffmann e.a. Hendrik de Vries versierde zijn Tarantella met de voortreffelijke penteekening eener natuurlijk bewegende danseres; - ook Binnendijk's Rondeel is gesmukt met een danseres van Roelofsz -; Werumeus Buning z'n ‘Catania of de oude wereld’ uit zijn Nieuwe tierelantijnen met een rijk-geornamenteerd Italiaansch schip op hooge zee, dat het anker gelicht heeft om naar een exotische natuur te vertrekken: ‘Waar de vogels dronken zijn tusschen het onbekende schuim en de hemelen.’ De schilder Roelofsz hing onder laatstgenoemd manuscript een teekening, waarbij hij zelf op zijn beurt het aan Engelman opgedragen, als grap bedoelde gedicht ‘Opmarsch’ maakte: hij heeft slechts het air in verzen te schrijven.
Slechts in één geval werd een reeds bestaande litho, Van Dobbenburgh's ‘Doode hond’, gebruikt om Anthonie Donker's ‘Canadeesche episode’ te illustreeren.
Teksten van dichters of prozaïsten bij reeds aanwezige teekeningen of prenten behelsde de expositie helaas niet. Het had het antwoord in poëzie of proza van een schilder of beeldhouwer met een zin voor de litteratuur kunnen uitlokken, zooals Michelangelo riposteerde op het vers, dat een onbekende op zijn beeld der ‘Notte’ aanbracht!
Binnendijk's ‘Dubbel uitzicht’ en Willink's krasse en nauwkeurige teekening van een jongensschoolklasse; Oept's teedere teekening van een spelend kind en Du Perron's ‘Het kind dat wij waren’; Helman's ‘Beatus ille’ en Gestel's decoratief zeestuk; Henriët's merkwaardige illustratie bij Dekker's ‘Aan beide kanten van den drempel’; de interieurs van Citroen en Couwenberg en de manuscripten van Jeanne van Schaik - Willing gaven deze expositie verder het belang dat zij had.
Een unicum is Kuyle's in slechts één exemplaar gedrukt boek ‘Maria en de timmerman’, verlucht met origineele aquarellen en boekversieringen van Eyck. Maar is dit geen ‘misverstand’ van de boekdrukkunst, had dit boek niet beter manuscript kunnen blijven?
Het verbod van het huwelijk tusschen letteren en beeldende kunsten als tusschen bloedverwanten, scheidt hen niet langer vaneen. Na deze eerste aanmoediging tot toenadering zullen er ongetwijfeld meer huwelijken op den Zangberg gesloten worden en wat Apollo vereenigd heeft, mag de mensch niet scheiden!
Kasper Niehaus