kunsten en andere inrichtingen. Het schouwspel der revolutie van 1917 in z'n eerste jeugd, liet een onuitwischbaren indruk na: het leeft in vele zijner prenten voort. Hij leerde het graveeren van Kravtchenko, een bekend illustrator, dien hij volgde naar Parijs op de Ecole des Beaux-Arts, waar hij leerling was van Pannemaker.
Behalve de houtsneden met tooneelen uit de Russische revolutie welke hij maakte, illustreerde hij verschillende boeken: Notre vieux faubourg door Henriot; Présentation de Haïdoucs door Istrati; La belle saison door Du Gard en z'n meesterwerk, de ‘Poésies priapiques’; kinderboeken als de Robinson Crusoë, Gulliver's reizen en Le mariage de la tour Eiffel door Mazon; sneed hij boekomslagen, ex-libris, waaronder verscheidene voor bekende tijdgenooten, beginletters, vignetten en portretten, zooals dat van een reeder, waarbij de emblemen van het bedrijf constructief om den kop gegroepeerd werden.
Le Campion hield reeds verschillende exposities van zijn werk: in Parijs op den Salon d'automne en op de Exposition internationale du Livre d'art, in Leipzig op die ter eere van Goethe in 1932.
Le Campion heeft z'n artistieke cultuur te danken zoowel aan de Russische school die de traditie der Engelsche houtgravure voortzet en in onzen tijd plaatst, - Favorsky en Kravtchenko zijn enkele harer bekendste vertegenwoordigers -, als aan de Fransche: hij drukt z'n geest en gevoel waarin veel Russisch is, uit in en met een Westersche, latijnsche vorm of stijl.
Toen Goethe de illustraties bekeek, welke Delacroix bij Stapfer's Fransche vertaling van ‘Faust’ maakte, moest hij bekennen, het zelf niet zoo volkomen gedacht te hebben. En op de opmerking, dat zulke prenten zeer veel bij droegen tot beter begrip van het gedicht, zei hij, dat de volmaakter verbeeldingskracht van zoo'n kunstenaar ons dwingt de situaties zoo goed te denken als hij deze zelf gedacht heeft. ‘En als ik nu moet bekennen, dat de heer Delacroix m'n eigen voorstelling heeft overtroffen bij scènes, die ik zelf gemaakt heb, hoe veel meer zullen niet de lezers alles levend en boven hun fantasie uitgaand vinden!’
Laat ons bescheiden zijn en erkennen dat wij ons zonder Le Campion's welgemaakte prenten, die zoo vol in het blad - soms niet grooter dan een postzegel - geplaatst zijn, niet zoo'n helder gevormde voorstelling van de teksten gemaakt zouden hebben. Het ernstige en groote gelukt hem even goed als het vroolijke en liefelijke.
Z'n graveerijzer, dat een knods en een floret kan zijn, gaat van gevechtsscènes, executies, brandende steden, plunderingen, verkrachtingen, vluchtelingen, ‘van huis en hof verjaagd door dolle woestaardij’ over op idylles, op amoureuse paren, liefelijke landschappen en stille en oude stadjes.
Kasper Niehaus