dit niet geheel rechtvaardig is, aangezien datgene wat van die oude kunst bewaard bleef, als het ware een bloemlezing is uit een groote hoeveelheid meest minder goed werk. Maar dit zijn niet meer dan verstandelijke overwegingen: men kan licht begrijpen, dat er onder de hedendaagsche Chineesche schilders vele zijn, die, geboeid door de zekere schoonheid der oude meesters, hun werkwijze trachten na te volgen.
Op deze tentoonstelling van moderne Chineesche schilderkunst zijn de schilders welke volgens de oude regels werken met eenige tientallen stukken vertegenwoordigd. Hoewel er bedreven werk bij is, kan toch geen stuk de hoogte der verheven voorbeelden benaderen. Het beste is wel een rol in zwart en wit van Liu Hai-su (No. 53), voorstellend twee mandarijneenden onder bamboe. Dit paar vogels is in de Chineesche literatuur het zinnebeeld van huwelijkstrouw. Met forsche halen verdeelt de bamboe het vlak diagonaals-gewijze van links naar rechts; onder deze bamboe zitten de twee eenden, hun karakteristieke houding in enkele lijnen uitmuntend vastgelegd. Over het algemeen is op deze tentoonstelling het werk in zwart en wit het beste. De ‘Kalebas’ (No. 4) in inkt en kleuren van denzelfden schilder bij voorbeeld doet uiterst onbeholpen aan. Hij heeft hier getracht met waterverf-kleuren een soort olieverf-effect te bereiken. Ook het werk in inkt en kleuren van Wu Hsing-fen (No. 76, 77), Wu Fu-chih (74), Liang K'ai-shih (40) en anderen is zeer middelmatig. Dat het wel anders kan toont het mooie schilderij ‘Nieuwjaarsdansen’ (No. 26) van Han San-ch'iao. Twee mannen, verkleed als een blauwe en een roode leeuw vullen met hun dans de linkerhelft van het stuk; rechts staat een groep muzikanten, gespannen de bewegingen van de dansers volgend. De volkomen beheerschte techniek en de fijne keuze van kleuren (men zie in het bijzonder het diepe, oud-Chineesche blauw van den eenen leeuw) maken dit tot een evenwichtig en boeiend schilderstuk. Verre van middelmatig is zeker ook het bezonken stilleven van Jen Pai-nien (No. 32, zie de Plaat). Het geheel is in een vlakke, geelachtige tint
gehouden. Er staat een vaas met een paar schriftrollen en penseelen, daarbij een boek en wat bloemen. Dit stilleven is geheel doordrongen van de rustige sfeer van het studeer-vertrek van een geleerde, hetgeen nog onderstreept wordt door de geslaagde compositie en de zekere penseelstreek. Dit is wel een der meest aantrekkelijke stukken der tentoonstelling.
De ‘Jonk in stroomversnellingen’ (No. 11), een bescheiden stuk van de schilderes Ch'en Wei-hua valt op door de teere kleuren en de uitnemende teekening. Alleen de blauwe bergen op den achtergrond links lijken zwak. Zal een der moderne Chineesche schilders ons ooit die onvergelijkelijke, in de verten verzinkende berg-achtergronden der oude meesters kunnen schenken, met hun nauwelijks zichtbare omtrekken, hun in mist vervloeiende glooiingen? De weg die tot deze volmaaktheid voert is lang en moeilijk.