Bij het heengaan van Berlage
Het leven van Berlage is te groot, te rijk geweest dan dat wij over zijn heengaan zouden moeten treuren. De taak, waartoe hij geroepen was, heeft hij vervuld en een lang, in vele opzichten gezegend leven heeft hem in staat gesteld het zaad, dat hij in zijn jonge jaren strooide, overvloedig te zien opkomen. Zijn leven was wél-gebouwd en had de schoonheid eener zeer klare, wijze, geordende architectuur. Hoogbejaard, schouwende over een wereld, waarin zijn stem een veelvoudige echo had gewekt, is Berlage gestorven, omringd van ons aller eerbied. Is hier reden tot treurnis? Het is immers góed zoo....
Het heeft weinig zin, thans reeds te willen uitmaken, wie er grooter was, Berlage de bouwmeester of Berlage de apostel, de theoreticus dernieuwe bouwkunst, maar hoe dit ook zij, Berlage's beteekenis zou weinig geringer zijn geweest, als wij alleen maar zijn levenwekkend woord hadden gehad. Bij Berlage's bouwwerken staan wij, in tijd, nog zoo dicht; wij vinden het eene mooier dan het andere. De Amsterdamsche Beurs, eens bespot door dat soort van burgers, dat in elken tijd elk waarachtig kunstenaar bespot; dat Rembrandt en Seghers verguisde, Millet hoonde, Van Gogh uitlachte, wordt nu wel door duizenden aanvaard als een zeer gaaf bouwwerk. Is niet dit beursgebouw de schoonste vereeniging van wat Berlage als bouwmeester en als apostel voor ons beteekent?
Hoe groot rijst Berlage's gestalte voor ons op, als wij aan dit eene gebouw denken! Die ééne man deed, wat niemand toen kon, eenvoudig zijn en eerlijk in de bouwkunst. Toen de eerste steen van de Beurs werd gelegd, luidde de doodsklok over een beschaving, die uit zelfverdediging te hoop liep en dit werk bespotte. Maar Berlage's overtuiging, in wijsheid en groote kalmte gewonnen, was zóó onwrikbaar, dat hij volhield en overwon. Hoe eenvoudig was eigenlijk de boodschap, die hij ons bracht en hoe oud! Wij hadden dit alles vergeten in schier 100 jaren van verval. Dat het bouwwerk naar buiten moet toonen wat het van binnen is en dus niet iets moet willen schijnen, wat het niet is. Dat elk materiaal moet worden gebruikt naar zijn aard en dat het getoond mag worden.
Berlage begreep, dat geen compromis zijn werk en zijn leer mocht vergiftigen. Want dan zou hij nooit de basis voor een nieuwe bouwkunst kunnen leggen. Hij moest, desnoods met terzijdestellen van eigen verlangens, alles vermijden, wat de zuiverheid van zijn beginselen kon aantasten. Eerst moest de nieuwe bouwkunst er zijn, die in wezen niet anders was dan de voortzetting van de traditie der goede bouwkunst uit vroegere eeuwen. En wanneer dan een betere sociale ordening zou zijn ingetreden, zouden latere bouwmeesters, op zijn werk voortbouwend, de bouwkunst niet alleen goed, eerlijk en waar, doch ook schoon kunnen maken. Want bouwkunst