baar en begrijpelijk. Voor den één zal de schoonheid van een beeldhouwwerk als geheel het sterkst aanspreken door de manier waarop de volumen en de omtrekken van het beeld zich in de ruimte afteekenen; voor een ander zal het evenzeer krachtig als gevoelig behandelen van het détail bron zijn van kunstgenot, terwijl derden in staat zijn zoowel het geheel als de onderdeelen als het ware in één blik te omvormen waardoor, gepaard aan de eigen schoonheid van het bewerkte materiaal misschien het meest des kunstenaars bezielende macht wordt benaderd.
Dat sterk en gevoelig zijn, dat sterk blijven in een gevoelige geaardheid, is waarlijk niet aan ieder kunstenaar gegeven! .... Niet waar, te arbeiden voor de oogenlust zijner medemenschen moge dan al bij de velen het hoogst beschikbare gebleken zijn, de waarachtig geroepene ziet zich voor een hoogere taak gesteld, het bekorende is hem vreemd doch stoer en stug met iets van het bonkerige, dat den steen eigen is, met iets van het harde van het gegoten metaal, zal een dergelijk talent door zijn arbeid aanvankelijk de menigte veeleer afschrikken dan tot zich trekken omdat men in zijn werkstukken het liefelijke mist dat de velen daarin geneigd zijn te zoeken, het gepolijste, ja opgepoetste karakter, dat de leek veelal vraagt maar dat niettemin zoo volkomen willoos en ledig kan heeten!
In dit opzicht nu is de taak van den beeldhouwer dikwijls zwaarder dan van den schilder, waarbij overigens een zichzelf zoeken en.... zichzelf vinden wellicht het meest van des kunstenaars volhardend vermogen vergt.
Dit nu heeft een man als Hildo Krop ten volle ondervonden, die, nu hij vijftig jaar geworden is, geeërd is met een zeer overzichtelijke tentoonstelling van zijn oeuvre in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Veel heeft Krop voor de stad zijner inwoning Amsterdam gemaakt en terecht heeft men hem wel den stadsbeeldhouwer geheeten. Dat is dan in hoofdzaak toegepast beeldhouwwerk aan bruggen en gebouwen, in tegenstelling met het vrije beeldhouwwerk, dat om zichzelfs-wil is ontstaan buiten elke opdracht om. Een verlangen naar eenheid en rust, ook daar waar hij verschillende koppen of gestalten tot een vast-omsloten samenvatting bindt, een pogen tot verinniging van het verstilde gebaar, een streven naar eenvoud en klaarheid met een terzijdestelling van al wat naar pose zweemt, is bij het werk van Krop te herkennen en het besef, nuttig werkzaam te kunnen zijn, doet vooral dezen gewezen kok en sjouwerman méér zijn dan een diep voelend kunstenaar alleen, want in hem valt een man te herkennen met de zoo rustige overtuiging van eigen-waarde zonder ook maar in het minst aan zelf-overschatting te lijden. Want eenvoud is Krop's wapen en daarop stuit alle dik-doenerij af als op een onaantastbaar pantser. Terecht heeft wijlen Just Havelaar eens van hem getuigd: ‘Krop bezit den trouw, den eenvoud van den toegewijden werkman, maar ook heel de fierheid van den zelfbewusten kunstenaar....’