bloeien weer de iepen langs de grachten, als elk jaar, en ligt er een goudbruin waas over de boomtoppen; binnen in het huis gaan weer de bladen grafiek van hand tot hand en spreekt deze stille schoonheid tot vele bewonderaars. Zoo gaat het leven door....
In het nieuwe huis is nu ook een plaats ingeruimd aan de schilderkunst en zoo mocht men in Februari aan Nederland de primeur brengen van de hier tot dat oogenblik volslagen onbekende kunst van den Vlaamschen schilder Jaak Schaepherders, waaraan Albert van Hoogenbemt in ons Maartnummer beschouwingen wijdde. Thans ziet men er schilderijen van dien anderen Vlaming, Reimond Kimpe, sinds den oorlog op Walcheren werkende. Maar de hoofdzaak blijft de grafiek.
Twee grafici stellen er thans ten toon, de jonge Hollander H.A. Henriët en de in Frankrijk werkende Oostenrijker Tony Grosz.
Van Henriët zag men zoo hier en daar, o.a. op tentoonstellingen van ‘De Brug’ een teekening, (het bekendst is zijn ‘hardrijderij op schaatsen’), maar het is goed nu eens wat bijeen te zien, want hier is een talent, waarop men moet letten en dat aanmoediging verdient. Het sympathieke, dat dit werk kenmerkt is, dat het vrij is van aanstellerij en mooidoenerij; dat het geen hinderlijke navolging toont en ook niet topzwaar is van vooropgezette stylistische overwegingen, waarvan het bedachte veelal zoo teleurstellend is. Het zijn bijna allemaal geteekende portretten, die wij hier zien; veel van jonge kinderen, eenige ook van ouderen. In zijn manier van teekenen denken we soms even aan Foujita: het zuiver neerschrijven van de omtrekken en daarbinnen het even en delicaat aangeven van schaduwen. Maar dit werk mist het behaagzieke, dat Foujita vaak eigen is. Henriët toont zich een echt graficus; iemand, die ter dege weet, wat hij met het krijt kan bereiken en die de prachtigste tinten weet te vinden in een kwaliteit van wit en zwart, welke op een hoog peil staat. Dit wat de techniek betreft. Innerlijk is er in deze portretten steeds een drang te herkennen naar psychologische verantwoording en naar het expressief tot uiting doen komen van de menschenziel. Vooral in een paar teekeningen van zuigelingen, waarvan wij er hier een reproduceeren, treft dat sterk. Het is aardig, om die teekeningen te vergelijken met de bekende portretten van baby's, die Jan Sluyters maakte en bij die vergelijking tot de conclusie te komen, dat - al moge Sluyters een habieler teekenaar zijn - de psychologische waarde bij Henriët zeker niet minder is dan bij zijn grooten bentgenoot. Met het weergeven van het uiterlijk van het kind stelt Henriët zich niet tevreden; hij tracht den invloed op te sporen van dat ons verborgen innerlijk leven van het heel jonge kind, dat ons kan aankijken met oogen vol van een ondoorgrondelijke
wijsheid en dat zoo heel stil kan zitten kijken als een kleine oostersche wijsgeer, die over de reïncarnatie denkt. Wonderlijk kan zoo'n klein kind dan ontzettend oud lijken, oud van dagen en oud van wijsheid.