gebruikskunst bij voorbaat koud en ongezellig of wel cerebraal buitenissig te vinden, krijgt aldus noch een juist inzicht in haar wezen, noch een hoogen dunk van haar aantrekkelijkheid. En de slotsom is vaak, dat men het nut van stalen meubelen voor kantoren, ziekenhuizen en andere openbare gebouwen wel niet ontkent, maar deze producten toch liever buiten zijn eigen voordeur houdt.
Een hardnekkig misverstand draagt hier het zijne toe bij. Dat is wat men het gemakkelijkst noemt het overwonnen standpunt van de exclusiviteit van den modernen stijl. Toen de functioneele bouw- en gebruikskunst in haar aanvangsjaren verkeerde, weerde men hardnekkig en consequent alles uit haar omgeving dat ook maar in de verte afbreuk leek te doen aan de bekende nagestreefde waarden van een overzichtelijke indeeling, een lijnverstrakking en kleurvervlakking, een toepassing van uitsluitend naadlooze, ongebroken vlakken, en zoo voorts; en deze onverbiddelijkheid was niet de uitkomst van een fanatische Prinzipienreiterei - zooals zoo menigmaal door tegenstanders werd beweerd - maar bleek een onvermijdelijk en alleszins begrijpelijk zuiveringsproces. Om het nieuwe te kunnen verwerkelijken, moest radicaal met het oude gebroken worden, een grondige schoonmaak worden gehouden. Deze drang nu tot ruimtelijke openheid en tot een volstrekte stijlkundige éénheid aller aangewende middelen is ook thans, het spreekt wel van zelf, in den ontwerper werkzaam. Maar duidelijker dan vroeger onderscheidt deze het essentieele van het bijkomstige, in het bijzonder wat betreft het verschil tusschen de beeldende middelen en de louter technische materialen. Eens voor al zijn wij de opvatting te boven, dat bepaalde dingen ‘mogen’ en andere ‘niet mogen’; en dat bijvoorbeeld het beton en het staal ‘modern’ zijn en het hout daarentegen ‘burgerlijk’.... Reeds vele jaren geleden combineerde Van Ravesteyn gevlamde houtsoorten met metaal en Gispen maakt thans houten meubels nevens zijn stalen, al kent hij de laatste waarschijnlijk meer waarde toe dan de eerste.
Een groot deel van het publiek gelooft echter nog altijd, dat de functioneele gebruikskunst zeer drastisch is in een ascetischen zin en dat men onder geen omstandigheden een stalen stoel in huis kan halen zonder al zijn kleeden en kleedjes aan een oudtante of grootmoeder weg te schenken. En gezien dat men zich niet iederen dag deze laatste weelde kan veroorlooven, bovendien niet licht de schoonheid en de behagelijkheid van een Marokkaansch tapijt of een Chineesch kanten theetafelkleedje zal onderschatten - die behagelijkheid en schoonheid staan immers boven iedere verdenking! - riskeert men het dreigend conflict liever niet. Nu is het juist met het oog op deze en verwante gedachtegangen, die voor een groot gedeelte irreëel moeten heeten, dat het mij zoo verheugend toeschijnt dat de ontwerper W.H. Gispen de drie bovenvertrekken zijner nieuw geopende zaak op het Noordeinde te Den Haag, als ‘echte’ woon- en slaapkamers heeft ingericht.