zijn model, ook niet een diepen indruk, doch slechts een aandoening, welke hij echter - ontvankelijk, als hij toch was - innig doorvoelde. Het spreekt wel vanzelf, dat zoo een aandoening fijner dan ooit en het zuiverst kon zijn, wanneer het model geen onwillekeurigen weerstand bood. Kinderen boden geen weerstand; anders dan dikwijls volwassenen, die iets verborgen, of, het zich meer of minder bewust, iets in zich hielden verholen, wat lang geleden verstoken, voortdurend verdrongen, zij nagenoeg hadden vergeten, maar dat er dan toch, belemmerend, was, gaven zij zich direct en oprecht, met een argeloosheid of openhartigheid, die analyse overbodig maakte.
Daar kwam nog iets bij. Tholen hield van kinderen, zooals hij hield van de natuur en nimmer schilderde hij zoo zuiver en goed, als wanneer een teedere, doch ook doordringende genegenheid zijn aandacht warmte en stelligheid gaf. Heeft hij van menschen gehouden? Wat hij in kinderen liefhad, dat moet wel de klaarheid, de oningewikkeldheid of ongekunsteldheid zijn geweest. Menschen zijn zelden ‘oningewikkeld’ en klaar. De heer Bakels verzekert nochtans, dat ‘de eerbiedige toegenegenheid van den schilder voor den mensch’.... neen, niet den mensch in hoogeren zin, de heer Bakels heeft het over ‘den afgebeelde’, u (hij zegt ‘u’, doch hij bedoelt natuurlijk zichzelf, van uw ervaringen weet hij niets) uit Tholen's portretten ‘tegemoet straalt’. En hij zondert niet eens die Tholen in opdracht schilderde, uit!
Laten wij hem tegemoetgaan. Eén portret van een volwassene bestaat er inderdaad, dat weliswaar niets ‘uitstraalt’: daar is het te innerlijk-stil voor, doch dan toch lijkt te zijn beglansd als door een milden schijn van eerbied en genegenheid. Dit is het portretje van de moeder der Marissen, door Tholen geschilderd toen hij nog geen dertig jaar oud, ‘moeder Maris’ reeds een oude vrouw was. Dat dit zoo zuiver, zoo diep, zoo sterk-in-teederheid is kunnen worden, dankt men hoofdzakelijk hier aan, dat Tholen, toen hij het schilderde, niet op latent verweer is gestuit. Argeloos, gul, als een kind, gelijk zij zich gaf, heeft zijn genegenheid gemakkelijk haar nobelen en blijmoedigen eenvoud, zijn eerbied even licht de wijsheid van haar ouderdom gevonden.
Dat dit zoo simpele en toch voorname portret, na lang te hebben gezworven, eindelijk daar is beland waar het thuishoort: in een museum (de kunsthandelaar B.H.A. Unger heeft er de verzameling van het Museum Boymans te Rotterdam mede verrijkt), mag ons zeer zeker verheugen.
Koomen