van de koeien zittende melksters, waarvan er eene uiteraard door het dier oversneden wordt, vormen pendants. De symmetrie wordt verder fijn verbroken doordat de meid, die melk door een doek zevend in een bus giet, even uit het centrum verplaatst is. Deze in de kleur zeer sober en groot gehouden schildering wordt geflankeerd door verbeeldingen in hoog formaat met appeloogsters, - de een, die op een ladder staat, heeft een hengselmand over den arm; de andere op den beganen grond verzamelt de oogst in z'n voorschoot - en van een moeder met kind, spanceerend in een zonnigen bloementuin. Roland-Holst ziet wellicht liever nuttige dan schoone dingen: het zien van deze melkbussen en gevlochten manden mag hem meer vreugde gegeven hebben dan het beschouwen van z.g. kunstvoorwerpen!
‘Het is duidelijk, dat ons vak moeilijk, gecompliceerd is en ik begrijp alle bekommeringen. Maar een beetje eenvoud en argeloosheid is toch noodig’, zei Renoir eens. Ongetwijfeld moet de monumentale en decoratieve schilderkunst bijzondere formeele wetten vervullen. Roland-Holst houdt zich echter niet aan deze wetten, omdat hij ze geleerd heeft, maar omdat ze hem aangeboren zijn: zijne wandschilderingen zijn verbeeldingen van een architectonischen geest, het zijn tegelijk werken van de vrije schilderkunst en van de gebonden bouwkunst, verbonden tot noodzakelijke en organisch-harmonische eenheid. De onvermijdelijke offers beperken zich slechts tot het onvereenigbare der beide kunsten. De latente krachten in den muur voelen wij achter de muurschildering, die deze verborgen krachten zoowel sluiert als ontsluiert, zonder daarbij naar ruimtegeving of dieptewerking te streven.
* * *
In z'n in 1827 te Leiden verschenen ‘Essai sur les signes inconditionnels dans l'art’, dat een modern schilder als Georges Seurat nog bestudeerde, dacht Humbert de Superville, dat ieder met hem zou erkennen, dat van alle werkwijzen in de schilderkunst het die op glas is, welke het best beantwoordt aan het wezen eener kunst, die uitsluitend de zichtbare uitdrukking der gedachte is. Woorden eens roependen in de woestijn, die pas in onzen tijd door Derkinderen en Roland-Holst levend geworden zijn!
Om Roland-Holst's vensterkunst te leeren kennen, is een tocht naar Utrecht noodzakelijk. Het opmerkelijke, maar te weinig opgemerkte gebrandschilderd glas-in-lood raam van zijn hand, de edelste versiering van de voorhal van het postkantoor te Utrecht, (een geschenk der Utrechtsche burgerij), gebruikt alleen de teekens, die de gedachte zichtbaar maken. Het is naar den eisch geheel vreemd aan alle uitdrukking van stoffelijkheid; er is geen enkele uitgesproken aanduiding van schaduwen; het vleesch der hoofdpersoon is slechts geschilderd als kleurig teeken van den menschelijken vorm, met een lichte, geheel vlakke vleeschtint. Ook zijn er geen verkortingen: die perspectief van het menschelijk lichaam, dat zij verstoffelijkt.