| |
| |
[pagina t.o. 217]
[p. t.o. 217] | |
zoutelande
foto else seifert
| |
| |
| |
Over fotografie en het werk van Else Seifert
door L.Th. van der Waals
ER bestaat geen twijfel aan of de opkomst, men mag thans wel zeggen de bloei, van de filmkunst is een van de belangrijkste oorzaken van de herleving eener sterke belangstelling in de fotografie. Een belangstelling die niet alleen vrij hevig is, doch die ook een breeden bodem vond; een ruim publiek.
In ons land had men in het algemeen, tot voor kort, voor de lichtbeeldkunst bedroefd weinig aandacht over. Men had haar, bijna onbewust, aanvaard als iets dat aardig en dat ook wel nuttig is. Dat er van haar iets sterks en fels kon uitgaan, dat zij plotselinge en verrassende inzichten in het leven kon openen, besefte men niet.
Waar had dat besef ook vandaan moeten komen? Immers levend en bewogen waren haar beoefenaars allerminst. Uit de handen der kunstenaars die haar aanvankelijk beoefenden was de toepassing der fotografie in den loop der jaren overgegaan in die van den kleinen burgerman, die haar ten dienste van zijn levensonderhoud kortwiekte en in zijn atelier met boven- en noorderlicht gevangen hield.
Dat behoort nog slechts kort tot het verleden. Desondanks werd er reeds gedurende jaren voor haar bevrijding gevochten. Reeds jaren, doch op een verkeerde manier en ook vaak door verkeerde voorvechters. Verheugend was het intusschen dat, al werd de lichtbeeldkunst dan niet uit haar kluisters verlost, er tenminste iets gebeurde. De verstarring werd zoodoende eindelijk gebroken. Tallooze tentoonstellingen, zoowel nationale als internationale, werden georganiseerd. Vakbladen publiceerden belangwekkende artikelen en reproduceerden gevoelig, soms zelfs zeer knap werk. Dit alles kwam echter, gewoonlijk, niet onder de oogen van het groote publiek, alleen de aandacht van den direct betrokkene: den fotografeerende ging er naar uit. Misschien is dit wel te verklaren uit het feit dat zij die ernstig fotografeerden zich in den regel aansloten bij vereenigingen, vrijwel besloten vereenigingen, die men zou kunnen vergelijken met de ‘letterlievende kringen’ welke in den tijd der Rethorica zich het monopolie der literatuur toe-eigenden en welke, ondanks alle goede bedoelingen, den natuurlijken bloei eerder belemmerden dan bevorderden.
Hoeveel kracht en arbeid er ook aan geofferd werden, zoo heel veel ging er van de exposities niet uit. Men wilde te veel geven, ieder had eenig recht op een plaatsje en wellicht dacht men ook te kunnen overtuigen door de hoeveelheid en zoo kenmerkten deze tentoonstellingen zich meestentijds door
| |
| |
een overvloed van middelmatig werk, waaronder het verdienstelijke vaak verloren ging. Bijna altijd constateerde men, ook zelfs bij de betere foto's, een gebrek aan frischheid, ondernemingsgeest en een pijnlijk tekort aan durf. Was men te bang voor het oordeel van den medefotograaf, te gevoelig voor de onderlinge bewierooking?
Hier ware een strenge, desnoods eenzijdige, kritiek op zijn plaats geweest, doch die ontbrak vrijwel en niet die alleen. De criticus, vaak uitsluitend schilderkundig ontwikkeld, doch onvoldoende bekend met techniek en mogelijkheden van de fotografie, zocht naarstig naar de benadering van de schilderkunst en wees daardoor in de verkeerde richting. Heel ernstig vatte hij, als gevolg daarvan, zijn werk gewoonlijk niet op. Hij beoordeelde het werk van de fotografen met goedmoedigheid en welwillendheid, met vriendschappelijken spot soms, ongeveer zoo als een ouderwordende oom de teekeningen van een jeugdig neef beoordeelt. Voor enkele afbeeldingen toonde hij genadige goedkeuring, aan het meerendeel ging hij echter met een vriendelijk handgebaar voorbij.
Zoo bleef, mede misschien wel als gevolg van deze onjuiste kritiek, de fotografie jarenlang overschaduwd door de overheersching der schilderijen-namakers en ook nu nog wordt het werk der schilders ijverig en veelvuldig nagebootst. Men behoeft onze fotografisch geïllustreerde tijdschriften maar op te slaan om te zien hoe boven alles geliefd bij hen de geniale meesters der Haagsche schilderschool nog zijn.
Het was deze bewonderende navolging van de schilderkunst, welke de fotografen er toe bracht de techniek op allerlei bedenkelijke wijzen te forceeren en welke hen deed vergeten dat er andere paden bestaan, paden die naar een wijde ruimte voeren.
Al schilderende en schetsende, als slenterende, was men in een slop geraakt die naar het einde toe hoe langer hoe nauwer wordend voor geen beweging meer plaats bood.
Toen verschenen zij voor wie de fotografie geen doel doch middel is, in de eerste plaats cineasten en filmfotografen, en die voor de traditie geen eerbied hadden. Zij zochten naar een vlugge en krachtige wijze van uitdrukken. De teedere, uit rust geboren romantiek van hun voorgangers was voor hen volkomen onbruikbaar. Sterke reactie daartegen was noodzaak. Daarom moesten zij ruim baan maken en vrijwel tegelijk met hen, waarschijnlijk uit hun midden, kwam eindelijk de ernstige en deskundige kritiek voort waaraan reeds zoo heel lang behoefte bestond.
Zonder aarzeling keerden de jonge fotografen terug tot een zuivere techniek, tot eerlijkheid, tot de fotografie-pure en schijnbaar onverschillig voor alles wat naar artisticiteit zweemde, naderden zij de kunst werkelijk vaak veel en veel dichter dan ooit hun zwoegende voorgangers deden.
Men mag aannemen dat thans in de voornaamste kringen het maken van
| |
| |
fotografisch schets- en schilderwerk als een dwaling wordt aangezien. De eindelijke erkenning daarvan heeft de mogelijkheid geopend om andere gebieden te betreden. Er is wijdheid, ruimte, gekomen en dat was in de eerste plaats noodig. Beperkingen zijn krachtdadig weggesnoeid, alom ontbot nieuw leven. Proeven die van moed en oorspronkelijkheid getuigen - die natuurlijk lang niet altijd slagen - worden genomen. Uit deze proeven blijkt bijna steeds een goed begrip van de richting welke de fotograaf moet volgen, wil hij de lichtbeeldkunst tot haar bestemming voeren.
Dit alles wil intusschen nog lang niet zeggen dat van nu af de wind voortdurend en alleen uit den goeden hoek waait en dat, ook nu nog, de zon niet dikwijls achter wolken verborgen blijft. Geenszins. Oude methoden woekeren nog krachtig voort. Vooral onder de amateurs, die jarenlang mede den toon aangaven wordt nog veelvuldig en met bewonderenswaardigen ijver en beklagenswaardige koppigheid de ‘kunstfotografie’ bedreven. Dat kan echter, nu een flinke bries door hun gelederen blaast, zooveel kwaad niet meer. Ook de schilderkunst wordt immers niet geschaad door de talrijke goedmoedige burgerheeren die er op hun vrije dagen op uit trekken, met ezel en schilderkist, om aan den berm der wegen hun landschapjes te schilderen. Rechtvaardigheidshalve moet intusschen vermeld worden dat de gemiddelde amateur-fotograaf over het algemeen in technische bedrevenheid en uitdrukkingsvaardigheid boven den gemiddelden amateur-schilder uitsteekt, dat menig knap en interessant fotografisch werkstuk door amateurs voor den dag is gebracht. Wie weet ook op hoeveel aardig werk vroeger niet de verdiende aandacht is gevallen, en hoeveel opmerkelijks in de portefeuilles van teleurgestelde werkers opgeborgen werd en dus verborgen bleef; misschien komt daarvan naderhand nog wel eens iets tot zijn recht!
Eerst thans nu men de vrij beperkte, doch ganschelijk niet armoedige, mogelijkheden der fotografische techniek doorgrondt en aanvaardt, blijkt de fotografie eindelijk kans te hebben zich te manifesteeren als een sterke en volkomen zelfstandige uitdrukking van den menschelijken geest.
Waarheid en scherpte, de zwarte - vaak vluchtige - figuratie van schaduwen en slagschaduwen, de ijle doorzichtigheid van licht zoowel als de strakke felheid ervan, het in een enkel oogenblik beheerschte labiele evenwicht van tonen en tinten, de vaste greep van één hevig moment (uit een reeks van oogenblikken), alle deze zijn factoren die de aandacht van den modernen fotograaf opwekken. Hij is niet meer de rustige zwerver die door bosch en heide dwaalt of in ochtend- of avondstond door de stilte der steden trekt en die nauwkeurig en uitvoerig zijn opnamen voorbereidt. Eerder kan men hem vergelijken met den vaardigen chauffeur op een drukken verkeersweg. Vlug dient hij de situatie te overzien en tegenwoordigheid van geest dient hij te bezitten, onverwacht, plotseling en toch kalm, moet hij durven ingrijpen, want hij wil, en dat wil hij terecht, de meest karak- | |
| |
teristieke momenten afbeelden van het koele, jagende leven van onzen tijd.
Sterker dan de oude, de geestelijk bezonken, kunsten past zich de lichtbeeldkunst aan het heden aan. Verdieping, wijsgeerigheid is haar gewoonlijk vreemd. Felheid, doordringendheid zijn daartegenover haar sterkste kenmerken. Zij geeft plotselinge, dus gewoonlijk zeer verrassende, inzichten en doorkijkjes. Een lichtschijn wordt gedurende een ondeelbaar oogenblik geworpen in de duisternis van een menschenleven, schemering verrijst; dan dekt de duisternis weer alles dicht. Hetgeen volgt, hetgeen voorafging, speelt zich af in onze verbeelding. Suggestieve kracht is de eisch welke men aan dit soort fotografie moet stellen. Alleen zij wier geestesgaven krachtig genoeg zijn om het vertoonde beeld stevig vast te houden en toch niet in zich te doen verstarren zullen haar ten volle weten te waardeeren en bewonderen. Alle anderen schijnt zij vrijwel waardeloos.
Doordringend als zij, in haar beste verschijningen is, dringt zij ook overal door. Men denke maar eens aan haar succes in het moderne reclamebedrijf, waartoe zij zich zeker veel beter leent dan de teekenkunst. Een suggestief moment in een flits gezien, hoe pakkend is dat! De reclame is een der gebieden waar zij haar triomfen viert, dat is ook het terrein dat nog bijna geheel voor haar open ligt, dat zij nog veroveren kan en dat zij kan zuiveren van veel onoprechtheid en humbug. Onder die reclame mogen wij ook rekenen de fotografische omslagen voor boek en tijdschrift. In korte kenschetsing van het geschrevene, in boeiende fragmenten (in een montage vaak) maakt zij belangstelling voor het boek bij den beschouwer wakker. Nog zelden is in ons land die zoo uitermate sprekende reclame voor en op het boek op de juiste wijze toegepast en als het niet heel goed geschiedt, lijkt zij vrij zinneloos. De ontwerpen welke ik van dergelijk werk op Nederlandsche uitgaven uitgevoerd zag, voldoen - op schaarsche uitzonderingen na - niet aan hooge eischen. Zij missen zoowel bewogenheid als beweeglijkheid. Zij zijn te neutraal, te tam, te braaf-burgerlijk. Men treft dit soort ‘aankondiging’ in haar besten en sprekendsten vorm aan op een aantal in Duitschland verschenen boeken. Een eerste eigenschap welke haar vervaardigers dienen te bezitten is een levendige fantasie, zonder deze toch nadert hun werk de doodelijkste eigenschap, de banaliteit.
In wezen gelijk aan bovengenoemde toepassing van de fotografie is de dikwijls zeer gevoelige en vaak van veel vindingrijkheid getuigende montage, die lang niet altijd als toegepaste kunst (boek- en tijdschriftomslagen, affiches, reclameprenten, ex-libris, ja zelfs sterk verkleind, als post- en sluitzegel, doch ook veelvuldig als vrije kunst wordt beoefend. Het is zeker niet zonder reden dat men in veel gevallen geneigd is haar te beschouwen als een weelderigen nabloei van het expressionisme. Soepeler en minder geforceerd dan dikwijls de expressionistisch geaarde houtsnijkunst van een tiental jaren geleden was, heeft zij met deze toch zonder eenigen twijfel veel
| |
[pagina XLVII]
[p. XLVII] | |
op een hollandsche weide
foto else seifert
| |
[pagina XLVIII]
[p. XLVIII] | |
leerdamsch glas
foto else seifert
| |
| |
gemeen. Zij is echter minder wild van aard. Rustiger en minder verward (overwogener dus) vereenigen zich bij haar grootere en kleinere beeldgroepen. De groepeering is beheerschter, verstandelijker, dus - als keerzijde - niet zoo spontaan. Daar waar zij op haar best is bevat zij een vaardige en bewogen rangschikking van felgeziene levensfragmenten, gebouwd zou men haast zeggen (er is waarlijk iets van architectuur in haar wezen) tot een ondeelbaar harmonisch en sterk suggestief geheel.
Eenigszins verwant aan de fragmenten, de afzonderlijke opnamen, waaruit deze montages zijn opgebouwd, zijn ongetwijfeld de afbeeldingen dier boekwerken welke in een reeks fotografische illustraties, al of niet van tekst voorzien, inzicht trachten te geven in onzen veelbewogen tijd. Meestal is het de hardheid van het hedendaagsche menschenleven welke zij ons voor oogen brengen. Het is de ellende van den oorlogs- zoowel als die van den na-oorlogstijd, het sloopende werk in groote, technisch volmaakt uitgeruste, bedrijven, de armoede van de werkers in de huisindustrie, de moedeloosheid en de verwording van de werkloozen, enz. enz., welke hier in beeld is gebracht. Voor de afbeelding van deze levens is de fotografie boven alles aangewezen. Boven alles omdat zij in den regel niet anders kan weergeven dan de pure werkelijkheid en als gevolg daarvan de betrokken illustrator niet naar gelang van eigen inzicht en stemming, zijn verontwaardiging of medelijden, de afbeeldingen kan vervormen. Alleen in de keuze der opnamen kan hij eenigerlei tendens en aldus iets van zijn persoonlijk inzicht kenbaar maken, doch alles wat hij toont is een greep uit de werkelijkheid en zoo wordt hem nauwlijks de gelegenheid voor lyrische ontboezeming geboden. Als gevolg daarvan zijn deze illustraties, hoe artistiek dikwijls ook, niet in de éérste plaats belangrijk als proeven van lichtbeeldkunst, doch bezitten zij bovenal documentaire en historische waarde. Een waarde welke men zeker niet mag onderschatten!
Boek-illustratie. Fotografische illustratie van werken op het gebied der wetenschap zooals natuurlijke historie, volkenkunde, sterrenkunde, aardrijkskunde enz., wie kan daar beter voor zorgen dan de deskundige fotograaf, die toegerust met verrekijker-lenzen en talrijke andere instrumenten weet te helpen waar de koenste teekenaar machteloos staat. Hoeveel meer weten wij dank zij de fotografie, met haar mogelijkheid tot reusachtige vergrootingen, van het leven van plant en dier. Welk een in- en uitzicht geeft zij ons, ook al door haar vlugheid die o.a. opnamen uit de lucht veroorlooft, op en in anders voor het oog der menschen nauwlijks of niet toegankelijke gebieden! En hoe ongezocht weet zij hier kunst en wetenschap aan elkander nabij te brengen en in elkander te doen overgaan!
Onder die boek-illustraties vinden wij dan ook weer dat fotografisch werk waartoe wij ten slotte na dezen omweg terug willen keeren, tot de stillere fotografie, het bezonkener werk. De zorgvuldige afbeelding van landschap,
| |
| |
van bloem, plant en dier, van bouw- en beeldhouwkunst, van glaswerk en porcelein, terwille van hun schoonheid. Tot die fotografie welke met uiterst verfijnde techniek en zuiver gevoel, die met de liefde voor de tinten van het licht en de schaduw en de nuances der kleur met de schilderkunst verwantschap toont, doch deze in geen enkel opzicht imiteert en wier beoefenaars vóór alles een gevoelig oog voor compositie dienen te bezitten, behoort ook het werk van Else Seifert, een fotografe van wier werk enkele proeven bij dit artikel zijn gereproduceerd en wier arbeid hieronder in het kort wordt besproken.
De fotografieën van Else Seifert, een jonge Duitsche fotografe wier werk op een kleine, zorgvuldig gearrangeerde, tentoonstelling te Amsterdam (gehouden in Juli 1932 in de Amsterdamsche Ateliers voor Binnenhuiskunst, Westeinde 25, aldaar) de aandacht trok, kenmerken zich door liefderijke verzorgdheid. Men ziet direct dat deze fotografe de techniek volkomen beheerscht en dat zij haar met groote voorzichtigheid toepast. Ieder harer werken verrast ons door de weloverwogenheid der compositie, die echter niet van buitengewone oorspronkelijkheid getuigt, zich eer aansluit aan de traditie en die zoo evenwichtig en afgerond is, als ware ieder harer fotografieën een couplet van een, ook metrisch, volmaakt gedicht. Poëtisch zijn ook de onderwerpen, de uitwerking, de kijk op de omgeving, de keuze der belichting, en het arrangement. Iedere opname is met ernst behandeld en met groote nauwkeurigheid uitgewerkt, er gaat bij wijze van spreken niets verloren, en toch.... heeft iedere afbeelding iets fragmentarisch. Dat fragmentarische is strikt genomen de eenige eigenschap welke haar werk met de moderne strooming in de fotografie verbindt. De onderwerpen zelf en de wijze van behandeling liggen vrijwel terzijde van den weg welken de modernisten onder de lichtbeeldkunstenaars bewandelen.
In haar eerste werken vindt men zelfs nog vaak de ietwat te zware romantiek der oudere fotografen terug. Bizonderlijk treft men deze aan in haar opnamen van Duitsche stadsgezichten, pleinen met veel dwaze Barock en stijve renaissance. Betere, vloeiende, romantiek vindt men in een ander stadsgezichtje, het draagt als titel: Hinter der Wache. Het is de afbeelding van een donker straatje leidend naar de openheid van een lichter plein, de achtergrond wordt afgesloten door de schimmig gehouden silhouet van een kerk; het is fijn en atmosferisch. Uit dit stukje blijkt duidelijk hoe ook haar neiging iets te veel in de richting gaat van schilderkunst en van literatuur. Zij heeft dit zelf ingezien, bewust of onbewust, men voelt in al haar latere werk dat zij ervoor op haar hoede is. De neiging tot de schilderkunst weet zij over het algemeen voldoende terug te dringen, sterker blijkt echter het literaire element, een element dat, ofschoon het niet zonder gevaar is, een zeldzame fijnheid en diepte aan haar werk geeft. Voorbeelden daarvan zijn o.a. Flamingo's, Dächer von Zoutelande en de scherpgeziene
| |
| |
en behoedzaam uitgevoerde foto Auf einer holländischen Wiese.
Het valt niet te ontkennen dat deze sterk literaire neiging voor een fotografe een bedenkelijken kant heeft. Het meer wijsgeerige, het herscheppende, daarvan gaat boven de kracht van het fotografische procedé, dat meer tot het vlotte en plotselinge, karaktertrekken van de journalistiek, neigt.
Toch is het Else Seifert gelukt, juist door deze eigenschap van haar talent, in enkele harer afbeeldingen iets heel bizonders tot stand te brengen. Misschien is het ook aan die eigenschap te danken dat zij met zoo'n buitengewoon succes de werken van den Nederlandschen architect Ir. W. Dudok in beeld bracht. Zij heeft diens bouwkunst volkomen begrepen. Krachtig, zonder weifeling, is haar keuze. Steeds kiest zij die fragmenten van een gebouw, welke ons de constructie ervan doen kennen en zij zoekt en vindt de belichting welke de stemmigheid der bouwwerken eer verhoogt dan schendt. Er bestaat verwantschap tusschen de opvattingen van Else Seifert en die van Ir. Dudok. Ook hij, die toch in de hoofdvormen van zijn gebouwen reeds duidelijk verwantschap toont met onze jongste, onze zakelijk-constructieve bouwmeesters, heeft een te sterk literair element in zijn werk, een element dat ook bij hem dikwijls het resultaat verdiept en verfijnt, doch het ook wel eens minder sterk maakt, hem te veel doet geven aan stemmigheid en versiering, en hem aan de romantiek doet offeren door aanbouw van onnoodige torens en bastionachtige uitbouwen. Else Seifert heeft, deze fout uit eigen ervaring kennende, vermeden den klemtoon hierop te leggen. In deze opnamen, en niet alleen daarin, doet zij zich kennen als een voortreffelijk fotografe van bouwwerken. Als voorbeelden van architectonische opnamen mogen vermeld worden: ‘Dünenhaus in Noordwijk’ en ‘Neubau Rathaus’, een foto die den voorgevel van het nieuwe raadhuis te Hilversum in beeld brengt. Tijdens de opname werden juist de stellingen, gedurende den bouw gebruikt, weggenomen. Die beweeglijke afbraak geeft aan het geheel een iets moderner accent. Heel gevoelig zijn ook haar opnamen van binnen-architectuur, men zie ter beoordeeling daarvan de bij dit artikel gereproduceerde: Speelzaal in een Montessori-School. Juist uit
deze opname spreekt weer een goed begrip voor het constructieve. De eenigszins in het verkort genomen afbeelding der opeenvolgende ronde pilaren legt een klemtoon op de draagkracht daarvan, ook de zorgvuldig gekozen belichting werkt daartoe mede. Op deze foto treedt een andere eigenaardigheid van de fotografe sterk naar voren, nl.: haar liefde voor de kleine dingen. Hoe zorgvuldig ziet men den val van het licht weergegeven op de kindermeubels. Hoe bekoorlijk weerkaatsen zachte schaduwen op het glanzende hout en bovenal met hoeveel voorzichtigheid heeft zij de fijne vormen en het wezen der planten bewaard, er zich voor hoedende deze te veel op den voorgrond te brengen.
Bloem en plant genieten wel bizonderlijk de aandacht van Else Seifert.
| |
| |
Dat stilte en rankheid haar bekoren, ziet men op talrijke foto's; genoemd behoeven slechts: Auf einer holländischen Wiese, Aus heiszer Sonne, Edelweisz aus der Ebene von Hillegom en Im Fenster der Scheherezade.
Leeft er toch ten slotte ook iets van het moderner leven in haar? Men zou het zeker wenschen en durft het ook verwachten. Immers haar opmerkelijke opname van een golfbreker bij Vlissingen, van een hoogte afgenomen, wijst er op. Het verwaarloozen van de stofuitdrukking van het water zou in haar andere werk gestoord hebben, hier doet het juist de kracht van het lage bouwwerk, van houten palen en bazalt, ondanks de fijne en gedetailleerde behandeling, sterker tot zijn recht komen. Nog beter is de prent getiteld Gläser aus Leerdam, daarin treft even iets van wat men gewoon geworden is ‘nieuwe zakelijkheid’ te noemen, en welke nergens zoo op haar plaats is als juist in de fotografie. Hier vindt men haar dan zonder nuchterheid en zonder armoede, eigenschappen welke haar zoo dikwijls vergezellen. Prachtig is de stofuitdrukking, hoogst eenvoudig het arrangement. De vierkante kast, de lichtspiegeling in het glaswerk, ook de bekoorlijke potplanten zoo onopvallend staande tegen den muur, dat alles getuigt van beheersching, van juist begrip van hetgeen de fotografie vermag, van de grenzen waaraan zij gebonden is.
Zuiverheid, eerlijkheid, groote liefde voor de werkelijkheid, welke liefde de fantasie niet behoeft uit te sluiten, Else Seifert bezit ze en geen fotograaf kan zonder hen iets bereiken.
Doch behalve deze zoo noodzakelijke hoedanigheden bezit Else Seifert er nog anderen door welke haar werk zich bizonderlijk onderscheidt. De opvallendste van deze hoedanigheden is haar groote, haar zeer bekoorlijke, argeloosheid. Deze argeloosheid geeft aan haar werk, ondanks alle zorg welke zij er aan besteedt, iets zeer kinderlijks. Haar groote zorg, haar overgave, haar ernst, tasten het spelende, dat bijna altijd een kenmerk is van iedere kunstuiting, niet aan. Haar werk heeft iets spontaans, iets opens en iets van een droomerige levenslust. Met het ernstig spelende kind heeft zij ook gemeen het zich zoo geheel verliezen in een, haast gering te noemen, onderwerp. Het zich daarin zoo verdiepen dat dit onderwerp er een wijle door boven zichzelf wordt opgeheven, en ook.... het bijna uitputten van dit onderwerp. Het ‘bijna’ uitputten, want waarlijk in haar latere werk wordt hier de grens nergens overschreden.
Als wij haar verzamelde werken (voorzooverre deze op de bovengenoemde tentoonstelling aanwezig waren) bezichtigen, valt ons al heel spoedig op, en wij kunnen niet nalaten dit te betreuren, dat haar belangstelling tot nu toe nog niet is uitgegaan naar haar medemenschen en het leven derzelven en ook niet naar dat der dieren. Geen enkel portret, geen genrebeeld zelfs waarop een mensch of eenige menschen, zij het slechts een ondergeschikte
| |
| |
paalhoofd in uitvoering
foto else seifert
| |
| |
school te hilversum (arch. dudok)
foto else seifert
| |
| |
rol spelend, voorkomen, kwam ons onder oogen. Toch wil ik de hoop niet laten varen dat dit nog eens anders zal worden want voor een niet gering gedeelte ligt in het voor de toekomst vastleggen van dit menschelijk leven de opgave van de fotografie. Immers niets is zoo vlottend en vol verandering. De bloemen, de planten en de duinen, huizen en voorwerpen lijken daardoor niet zóó vergankelijk als alles wat ons menschen aanhangt. En is het niet juist een der opgaven van de fotografie om het vergankelijke ten bate van het nageslacht in beeld te brengen?
Juist waar de geaardheid van deze fotografe zoo geheel anders is als die van haar fotografeerende tijdgenooten, meenen wij een beroep op haar te moeten doen. Immers wij zien het leven van onze medemenschen tegenwoordig steeds afgebeeld in felheid, in jacht, in zorg en ongerustheid. Zoo gaarne zouden wij deze eenzijdigheid aangevuld zien. Aangevuld met de meer droomerige, de stillere, de met aandacht vervulde, visie van Else Seifert.
Hoe voortreffelijk leent haar wijze van zien en werken zich bijvoorbeeld voor het vervaardigen van het portret. Wij erkennen het, het gevaar bestaat dat zij zich te veel zal verliezen in de details, maar toch gelooven wij niet, dat zij ons niet veel meer zou schenken dan levende stillevens: stillevens van haar, vleesch, oogen en rimpeltjes. Eer verwachten wij van haar een grootsch gecomponeerd, door geen onnoodige lichteffecten of romantische neveligheid geforceerd, beeld; een eenigszins - doch zeker ook niet te sterk - vergeestelijkte afbeelding.
Bij de noodige zelfbeheersching is zij daartoe in staat. Het is een opgave welke haar waardig is, doch zij zou daarbij niet stil mogen blijven staan. De arbeidende mensch, de zich ontspannende mensch, de mensch in al zijn doen en in zijn veelvuldige geaardheid, op den duur mag en kan zij aan hem niet voorbijgaan. De mensch, door de lens betrapt, zijn beeld langzaam en zorgvuldig op plaat en lichtgevoelig papier uitgewerkt, zoo dat ook de fijnere nuances behouden blijven, wie zou ons die beter kunnen toonen dan juist deze fotografe?
|
|