Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43
(1933)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
kunsthandel nooit meer iets anders dan winters en wintertjes van hem willen verkoopen. Toch heeft Apol menig zomerlandschap gemaakt, dat in zuiverheid van kleur en atmosfeer de meeste zijner winters overtreft. Had niet een voorkeur, door andere overwegingen dan die van den kunstzin geleid, zich in het bizonder op de landschaps- en stadsbeelden van Jacob Maris gericht, er zouden stellig meer interieurs met figuren van hem bestaan, dan de betrekkelijk weinige, welke de schilder heeft voortgebracht. Was aan een Van Hoytema, een Dysselhof wat meer gelegenheid gegeven zich in de richting der decoratieve kunst te ontwikkelen, wij hadden hun waarschijnlijk nóg belangrijker werken te danken, dan de knappe, geestige en gevoelige vriend van dieren en gewassen, en de fijnzinnige verbeelder van de wonderlijke schijnsels der aquaria ons hebben nagelaten. Zoo kon men voortgaan. Doch waar toe dienden meer voorbeelden van wat immers niemand, die den loop der kunstontwikkeling heeft nagegaan, ontkent? Iedereen weet, dat, niet alleen ten tijde van de Haagsche School, maar ook voor en na deze, en elders evenals hier, de vraag van het publiek naar kunst van een verkozen soort haar invloed op het aanbod en dus middelijk op de voortbrenging heeft laten gelden. Slechts enkele kunstenaars hielden of houden zich vrij van dien invloed: de sterken, de bevoorrechten en ook wel zij, wier werk toevallig een eigenschap heeft, die den overigens niet voor kunst ontvankelijke op eenigerlei wijze raakt of beroert. De meesten evenwel.... il faut gagner la vie. Dan is het dikwijls niet het leven, dat men zelf wenscht, wat men wint, maar een waar anderen den aard of inhoud van bepalen. M. Adamse teekent en schildert stillevens en portretten. Dat heeft men nu eenmaal zoo uitgemaakt. En laat hij het dan maar eens wagen, iets anders te schilderen! Dat hij - is het tien, is het twaalf jaar, of langer geleden? - nogal veel figuren heeft geteekend, is vergeten. Nu hij de figuur hervat, staat men daar wantrouwend tegenover. Wat wil de schilder van stillevens en portretten met die groote ‘Zacharia’, welke hij in Pictura te Dordrecht tentoonstelde? Men vraagt het op een toon, waar de opmerkzame luisteraar schrik en ontstemming in hoort. Zijn de bezwaren, dat de uitbeelding van het karakter misschien niet krachtig genoeg is, de expressie van het gebaar der opgeheven hand wellicht wat indrukwekkender of overtuigender had kunnen zijn? Wel neen. Die tekortkomingen merkt men nauwelijks op. Men neemt eenvoudig aan, dat een stilleven-, nu ja, ook portret-schilder, immers nooit kan voldoen aan de eischen, welke een veelvoudige compositie als deze - Zacharia in den voorhof, door verscheidene bijfiguren omringd: tafereel van schier dramatische bewogenheid - hem stelt en voor nauwkeuriger beschouwing, dan die tot een oppervlakkig oordeel heeft geleid, en precies afwegen van deugden tegen gebreken vindt men dan geen reden meer. Het lijkt echter raadzaam, voorzichtig te zijn. Immers, vooreerst: is Adamse, de schilder van stillevens, wel stilleven-schilder in den eigenlijken | |
[pagina XXIX]
| |
m. adamse
liggend naakt
m. adamse
stilleven | |
[pagina XXX]
| |
miep dehé
knipprent
miep dehé
knipprent | |
[pagina 141]
| |
zin? Ik ga er nu niet meer op in, wat men daar onder heeft te verstaan; deed dit al eerder. Thans bepaal ik mij tot de verklaring, dat hij, stil leven schilderend, er veeleer dan de stilte, den hoorbaren adem van geeft. Zijn bloemstukken van dezen schilder vaak fleurig, zelfs wel eens weelderig, bloeiend in hun kleur, andere, ingetogener en als beschroomd, lijken dan toch dikwijls tenminste na aan den bloei, doorschenen als die zijn van een hier effen glanzend, daar min of meer bont, afwisselend licht. En ook de met gevoelig overleg geschikte groepen schijnbaar levenlooze dingen, een enkelen keer als overgeplaatst in een andere dan de gewone werkelijkheid, staan bijna altijd, vitaal, in een zacht-maar-onmiskenbaar bewogen, stroomende sfeer. Het leven in Adamse's werken leeft in zijn stoffelijkheid. Het is niet zinnelijk, zeker niet grof; maar de materie doet zich toch gelden, handhaaft zich ook tegen een neiging haar te verdringen. Adamse heeft het eenige malen beproefd, de stof niet slechts te vergeestelijken - streven van velen -, doch haar te verloochenen en alleen den geest zelf zichtbaar te maken, immaterieel. Zijn pogingen, op verfijning gericht, leidden echter meestal tot verijling, van het wezen mét den vorm. Toen is hij opnieuw de stof gaan eerbiedigen. Opdrachten, hem als schilder en teekenaar van portretten verstrekt, hadden hem daar trouwens al veel eerder toe genoopt. Directer bleek hij nochtans zich tot de levende stof te hebben gewend, toen hij, nu twee jaar geleden, met een zittend en een liggend naakt verraste, waar mede hij tevens te kennen gaf zijn aandacht, begaafdheid en werkkracht weer aan de figuur te hebben gewijd. Aangenaam was die verrassing evenwel niet. Beide naakten leken onklaar, troebel van kleur; doch erger dan dit, was dat de ‘levende’ stof niet leefde. Erkennen kon men, dat aan het zittende naakt de spanning, hier een noodwendigheid van de houding, niet teneenemale ontbrak. Het andere, even morbide van kleur, was daarentegen ook zwak en gebrekkig van bouw. Een gevolgtrekking, die men slechts terughield om niet, voorbarig, misschien onrechtvaardig te zijn, lag niettemin in de rede. Zoo scheen het althans. Maar hoe uitnemend heeft Adamse haar, nog voor men ze uitsprak, weerlegd. Het liggende naakt, hierboven bedoeld, opnieuw onder handen genomen, bleek nu onlangs in Pictura te Dordrecht zuiver van kleur en in de stof als doorademd van leven geworden. Nog beter een nieuw - wij geven er hier een afbeelding van - dat, voortreffelijk van plastiek, (hoewel de schilder het een houding heeft gegeven, die hem den vormbouw zeker niet gemakkelijk maakte), uitnemend van stofuitdrukking, sterk in haar teederheid, fijn doorvoeld van kleur, buitendien met raak overleg in de ruimte als ook in de sfeer is gezet. Wie dit heeft kunnen volbrengen, wat men nauwelijks van hem had durven verwachten, wekt nieuw vertrouwen, verder strekkend dan dat eerder in hem was gesteld. Koomen |
|