Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43
(1933)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBeeldhouwwerk van Chana Orloff in kunstzaal van Lier, AmsterdamDe moeilijkheid van het bewerken van het materiaal en de kostbaarheid van het materiaal brengen vanzelf al een gelukkige selectie te weeg in de beeldhouwkunst. Schilderen, d.w.z. dragelijk schilderen, zoo, dat de oningewijden, het werk al of niet bewonderend, toch meenen, dat het met de techniek in orde is, schijnt vrij gemakkelijk te kunnen worden geleerd, en verf en doek zijn niet zoo kostbaar, of het is voor duizenden nog mogelijk zich deze materialen aan te schaffen. Maar wie gaat er hakken in een stuk steen, als hij niet daartoe wordt gedreven door een overtuiging en geschraagd door een technisch kunnen? Tegenover de legioenen van schilders en schilderessen, die voortgaan de wanden der tentoonstellingen te bedekken blijft daarom het aantal beeldhouwers gering en het artistiek gemiddelde hooger dan bij de schilders, althans in ons land, waar de salonmatige beeldhouwkunst nooit een zoodanig afzetgebied heeft kunnen vinden, dat die zou kunnen bloeien, gelijk b.v. in Frankrijk, waar - getuige de jaarlijksche Salon - de druipende sentimentaliteit, de officieele heroïek en het academische ‘léché’ nog altijd opgeld schijnen te doen. Dat intusschen datzelfde Frankrijk de traditie van een werkelijk voorname beeldhouwkunst voortzet, wij weten het natuurlijk: men behoeft slechts de namen te noemen van Despiau, Maillol, Bourdelle. Naast deze kennen wij enkele in Frankrijk gevestigde buitenlandsche beeldhouwers, van wie de Hongaar CzakyGa naar voetnoot1) tot de voornaamste behoort. Thans stelde de kunstzaal van Lier te Amsterdam ons in staat, kennis te maken met het werk der Russische beeldhouwster Chana Orloff, sinds 1910 in Parijs wonend en die wij - niet alleen wegens het feit dat zij genaturaliseerde Française is - wel moeten rekenen tot de Fransche beeldhouwkunst. Men zegt zeker niet te veel door te verklaren, dat deze tentoonstelling een belangrijk evenement is geweest, want deze plastiek ademt een rijkdom van sculpturaal uitdrukkingsvermogen, die zeldzaam is. Chana Orloff, in 1888 in de Oekraine geboren, vestigde zich in 1910 in Parijs en debuteerde in 1922 aldaar met beeldhouwwerk, dat men sindsdien op geen belangrijke tentoonstelling meer mist. Zij is nu 44 en haar talent heeft zich ontwikkeld tot veelzijdigen rijkdom. Iets specifieks Russisch in haar werk laat zich niet meer aanwijzen; zou men haar met anderen willen | |
[pagina 70]
| |
vergelijken, dan zou een parallel zijn te trekken met meer dan één ander, want - zonder dat zij ook maar eenigszins haar zelfstandigheid en eerlijkheid prijsgeeft - wisselt haar voordracht naar den aard van het subject, hoewel in al haar werk als kenmerkend element is te beschouwen de drang naar vereenvoudiging, samenvatting der uiterlijke verschijnselen in groote, rustige vlakken. Misschien gaat Czaky hierin nog verder. Czaky lijkt in zijn werk een dieper mensch, die, meer nog dan Chana Orloff, het vermogen bezit om zijn beelden tot een mythe te verheffen. Maar in de allerteederste expressie, die ook bij Czaky zoo roerend kan zijn, is ook Chana Orloff een meesteres, getuige b.v. haar prachtige ‘Moeder en Kind’, met den fijnen adel der moederlijkheid van het eenvoudig gelaat der moeder en het subliem gebaar der hand, die zich legt om het kindervoetje. En niet te vergeten het uit steen gehouwen beeld van haar kleinen zoon, zoo zuiver in kinderlijke onbevangenheid en waarin een alledaagschheid als een matrozenmutsje tot een prachtig stukje plastiek werd verheven. Meer in de fijne Fransche traditie ligt de portretbuste van Maria Lani, de actrice, wier talrijke portretten wij nog niet lang geleden in den Rotterdamschen Kunstkring konden vergelijken. Maar grooter is Chana Orloff in het hierbij afgebeelde, in blanke steen gebeitelde werk ‘femme au fauteuil’. Wie niet volkomen de natuurlijke vormen van den mensch kent en beheerscht, is niet in staat, die vormen te herleiden tot het elementaire. Chana Orloff is een zeer ernstige kunstenares, die in het samenvatten en zelfs in het deformeeren der natuurlijke vormen, altijd de stof blijft beheerschen en elk gebaar, elke beweging vol uitdrukking, elk vlak vol spanning doet zijn. Dit beeld moge er het bewijs van zijn. Het is niet doenlijk, in dit kort bestek, deze tentoonstelling uitvoeriger te bespreken; hoewel men b.v. den lust haast niet kan weerstaan om uit te wijden over dat merkwaardige bronzen beeld van een zittenden man, een corpulenten meneer in pandjesjas, die vergenoegd een pijp rookt, een type als van Manet's beroemden ‘Bon Bock’, met de aanvaarding van al die banaliteiten en toch groot en belangrijk, omdat Chana Orloff een vrouw is met een warm temperament, die nooit iets maakt in verstandelijk overleg, maar bij wie een groot, menschelijk gevoel primair is. In haar werk vinden wij tegelijk de niet te beschrijven teederheid van een heel puur vrouwelijk gemoed en een robuste kracht. Zij kan de innigste ontroeringen oproepen in haar verbeeldingen van het moederschap en in haar kinderfiguren, en ook kan zij met vervaarlijke kracht de felle expressie geven van een gebaar als b.v. in het borstbeeld van den Joodschen dichter Bialik, dien zij ons toont als een hartstochtelijk mensch, wiens in spanning gesloten mond zich straks zal openen tot woorden van flitsende intelligentie en weelderige verbeelding. Zij kan den adel van een schier klassieke rust geven in een naaktfiguur en het alledaagsche verheffen tot allegorie. Haar uitdruk- | |
[pagina 71]
| |
kingsmiddelen vormen steeds een natuurlijk geheel met haar onderwerpen. Het is te hopen dat wij in Nederland nog eens meer van het belangrijk beeldhouwwerk van Chana Orloff te zien krijgen. J.S. |
|