| |
| |
| |
‘Wapengoet’
door Matty Vigelius
II
HET porselein, dat we in de collectie Klatte aantreffen, valt heel wat moeilijker te determineeren dan het Delftsch. Alle merken of kenteekenen ontbreken hier. En dat valt niet te verwonderen. De gemerkte Chineesche stukken zijn steeds bestemd voor inheemsch gebruik, voor het Hof, geleerden of voor geschenken. Wat voor export bestemd was, de Chineesche werkman vond niet noodig het van een merk te voorzien. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat in onze Europeesche collecties geen van merken voorziene stukken voorkomen. Integendeel, nagenoeg al het blauw is gemerkt. Doch bij dit blauw wist de Chineesche werkman niet voor wie het bestemd zou zijn. Bij de met wapens gedecoreerde porseleinen kon hij echter nagaan, dat ze voor export bestemd waren. De merken op het Chineesch porselein duiden ook zoo goed als nooit den maker aan, doch de tijd, waarin de voorwerpen ontstaan zijn. Ook hebben ze soms betrekking op gelukwenschen of opdrachten. Het wapenporselein van Chineesche afkomst kan uit den aard der zaak nooit iets anders geweest zijn dan het zoogenaamde Oost-Indische porselein of Chine de Commande. Het is geheel of gedeeltelijk naar Europeesche voorbeelden gedecoreerd. De archivalia verschaffen ons weinig licht omtrent de wijze, waarop deze wapenserviezen in China besteld werden. Ging dit door middel van de Oost-Indische Compagnie, of betrof het hier een handeltje, dat de kooplieden, die op de verschillende schepen meereisden om de opdrachten van de Oost-Indische Compagnie uit te voeren, op eigen houtje dreven? De bestellingen porselein in China waren op zich zelve belangrijk genoeg. Ze dienden om de theeschepen op hun terugtocht de noodige stabiliteit te verleenen. Het was niet zoo eenvoudig, een geschikt artikel te vinden, dat bij de thee geladen kon worden. De thee was in den volksmond een ‘fijne joffer’, die hooge eischen stelde aan haar verscheping en verpakking. En zoo was wel het porselein het meest geschikte artikel, om de
theeschepen mede te bezwaren, daar het volkomen reukloos was en in groote hoeveelheden een aanzienlijk gewicht vertegenwoordigde.
Het gelukte onze O.I. compagnie eerst in het jaar 1729 om vasten voet te krijgen in China en een factorij in Canton op te richten. En zij was lang niet de eenige, die er alles wat er maar aan thee of porselein te vinden was, opkocht. Engelschen, Denen en Zweden hadden evengoed als zij den weg naar het Verre Oosten gevonden en zich meester gemaakt van de voordeelige handelsartikelen. Later kwam daar nog bij de z.g. Compagnie
| |
| |
d'Ostende, door een Hollander opgericht, doch die onze O.I. Compagnie veel afbreuk bezorgde.
Zoo kan men dus nagaan, dat ook voor de Chineezen de porselein-fabricage in de eerste plaats een voordeelig zaakje begon te worden, waarbij men het met de eischen van afwerking en decor niet al te nauw meer nam. Het was immers haast niet mogelijk aan de enorme bestellingen te voldoen. Vaak werden eenmaal opgegeven serviezen nabesteld. Er werden monsterboeken van de meest voorkomende en meest gewilde decors aangelegd. Met het wapenporselein kon dit natuurlijk niet. Hierbij werd juist een beroep gedaan op de buitengewone accuratesse van den Chineeschen teekenaar, die op het porselein de gravure, tot in de kleinste bizonderheden imiteerde. Vaak zelfs gaf hij minutieus alle krasjes der etsnaald weer. Vooral bij de z.g. ‘zwarte kunst’ of grisaille, in O.I. inkt uitgevoerd en ook op porselein toegepast, ziet men vaak die minutieuse weergave.
Revenons à nos moutons! De collectie Klatte is zeer rijk aan de verschillende typen van het 18de eeuwsche Chineesche porselein. Zooals we gezien hebben beperkte de belangstelling in Europa zich niet langer uit sluitend tot het ‘blauw’, doch vonden ook de voortbrengselen van de famille verte-, en famille rose-klasse hun weg naar ons land. Van onzen kant ontzagen wij ons niet, den Chineezen precies voor te schrijven, wat zij te maken hadden. ‘Draken en andere gediertes’, waren hier heel wat minder populair, dan ‘blommetjes’. De zinnebeeldige beteekenis dezer Chineesche figuren ging voor de Europeanen verloren, trouwens ze zouden van dit heidensch gedoe toch niets hebben willen weten. Maar er spreekt wel een zeldzame arrogantie en betweterij uit de Europeesche vermetelheid, om de Chineezen nu maar precies te gaan voorschrijven, waarmee ze hun porselein hadden te versieren. En zeer sterk komt dit natuurlijk in het wapenporselein tot uiting.
Bezien we het geheel dezer collectie, dan kunnen we niet een zeker gevoel van vermaak van ons zetten, wanneer we nagaan, hoezeer de wapenrage in de 18de eeuw de goê-gemeente te pakken had. Telkens stuiten we op ‘Wapens’, die nauwelijks dien naam verdienen, fantaziën, waarbij in niet geringe mate aan den slechten smaak geofferd werd. De wapens zelve munten vaak uit door dichterlijke vrijheid en zouden een heraldicus de stuipen op het lijf kunnen jagen. Maar met dat al, werd de hooge kunst der Chineezen van deze zotte mode het slachtoffer.
Blauw ‘wapengoet’ komt men betrekkelijk weinig tegen. Ook de collectie Klatte bezit maar enkele stuks hiervan. Het leende zich dan ook minder om alle heerlijkheden van het wapen, die voor een groot gedeelte in de heraldieke kleuren bestaan tot hun recht te doen komen. Doch let nu eens op, hoe de Chineezen met deze heraldieke kleuren omsprongen. Het mooie heraldieke keel liet zich al heel moeilijk in de porselein-emails bereiden en
| |
| |
dus troostten de Chineezen zich maar met het weeke, bessensapkleurige rood van het famille-rose, dat als heraldieke kleur wel ietwat zonderling aandoet. Of ze gebruikten het donkere ijzerrood, dat ook niet heelemaal de kleur weergeeft.
En toch, ondanks al hun wonderlijkheden oefent dit porselein een bizondere bekoring op ons uit. In de nummers 20, 21, 22 en 24 domineert nog sterk de inheemsche invloed van het famille-rose. Met welk een gratie leggen de sierlijke bloemranken zich langs den rand van het bord. Ondanks zijn beperkende voorschriften is het den Chineeschen kunstenaar toch nog gelukt iets heel moois tot stand te brengen. En bekijk daarbij eens zoo'n ragfijne binnenrand. Hoe veel bekoring bezit dit alles!
Fig. 25 behoort weer tot een eenigszins ander type, ofschoon nog wel onder invloed van het famille-rose staande. De achtergrond, waartegen de ‘perken’ uitkomen, is met heel fijn goud-ornament bewerkt. De Chineesche kunstenaar voelde zich klaarblijkelijk zeer door zijn opdrachtgever belemmerd en werkte het wapen in een heel bescheiden hoekje weg, om zich volle vrijheid te reserveeren voor zijn zuiver Chineesch ornament, waarvan ook de pauw een onderdeel vormt. De uitvoering geschiedde in de prachtige materie van het eierschaalporselein, die de Chineezen ‘onstoffelijk’ noemden. De Engelschen noemen deze stukken famille-rose op gouden ondergrond Canton-ware, wat er op zou kunnen duiden, dat het in Canton werd gedecoreerd en niet in de eigenlijke Chineesche porselein-stad, Ching-tè-Chên, vanwaar nagenoeg al het ‘blauw’ afkomstig is.
Een prachtig bordje vormt ook dat van de familie Titsingh, eveneens in eierschaal-porselein uitgevoerd. Heel eigenaardig komen hierop een vermenging van famille-rose en famille-verte voor, terwijl het plat versierd is met de fijn-geteekende decoratie der ‘zwarte kunst’.
Een bizonder zwak heb ik altijd bezeten voor de vermakelijke leeuwen, die het servies der O.I. Compagnie sieren (fig. 21). Welke ongure of zotte gedierten zijn dit toch! Duidelijk is te zien, dat de teekening weer uit Europa moet afkomstig zijn en dat de Chineezen die, op hun wijze, zoo goed mogelijk hebben geinterprêteerd. De beestjes zijn in bessensap-kleurig rood en hun manen in een week citroen-geel uitgevoerd. Niettemin zijn het uiterst kostbare stukken, waarop de initialen en de wapenspreuk der Compagnie niet ontbreken. De aardige koffiekopjes zijn weer in eierschaalporselein uitgevoerd.
Een der schoonste bezittingen der collectie Klatte vind ik de enorme schotel (afb. 16), uitgevoerd in famille verte, van weergaloos fraai materiaal vervaardigd. De prachtige rand is vol inheemsche motieven: de vijfklauwige draak, als symbool van den keizer; de vogel feng, dat van de keizerin. Het schelpmotief behoort tot de Bouddhistische symbolen, terwijl de uit de golven omhoog springende visschen een heilwensch beduiden voor letterkundig succes. Het kan ons alleen verbazen, dat zulk een schotel, vol van
| |
| |
de rijke, inheemsche beeldspraak, gebruikt kon worden om er een Europeesch wapen op aan te brengen, ofschoon, dit moet gezegd, de uitvoering hiervan voortreffelijk is.
Rijk aan Bouddhistische symbolen is ook de kan (afb. 23), die men tot de groep ‘Canton-ware’ zou kunnen rekenen. Ook hierin overheerscht veel goud. Daarnaast komen rood, aubergine en een poging om zwart te bereiken voor. Dit laatste heeft zoowel de porseleinbakkers van het Verre Oosten, als de Delftsche plateelbakkers een strevenswaardig voornemen toegeschenen. De opbloei van het ‘famille noire’, was hieraan te danken.
Even sober als bekoorlijk is het mooie bordje (afb. 22), dat weer famillerose-traditie naast Europeesche zeegezichtjes te zien geeft. Hoe gratieus en verfijnd is dat Chineesche motiefje van bloeiende struik en goudfazant. Hoe stijf en onbeholpen daarnaast de rand met de scheepjes, die waarschijnlijk in deze kleine tafreeltjes het binnenkomen van de baai bij Canton te zien geven.
In het begin der 18de eeuw genoot de z.g. ‘zwarte kunst’ in Europa een zekere populariteit. Het bord (fig. 27) benevens een tweetal theeserviesjes, zou men tot dit type kunnen rekenen. In zijn beste uitingen is het onmiskenbaar gratieus en fijn. Zoodra het patroon echter wat druk wordt, doet het zwaar en log aan. Meestal werden de wapens wel met kleuren versierd, zoodat eigenlijk deze alle aandacht tot zich trekken. In de zwarte kunst wordt haast altijd veel goud aangebracht, waardoor het sobere geheel op den achtergrond raakt. Ook werd met het goud soms rood verwerkt in plaats van zwart, wat lang niet altijd de schoonheid ten goede kwam.
De beide serviesjes van dit type zijn afkomstig van de familie Reverhorst. Vooral van een der serviezen zijn heel wat stuks in omloop en dus moet het wel buitengewoon groot geweest zijn. Hier is de rand in rood met goud uitgevoerd, terwijl het plat versierd is met de gansche stamboom der familie Reverhorst. Het servies moet vervaardigd zijn voor Hermannus van Revehorst, zoon van Dr. Maurits van Reverhorst en Emerentia Schrevelius. Deze Hermannus werd op 13 October 1717 geboren. In 1743 werd hij beroepen tot predikant te Mijnsheerenland van Moerkerken, waar hij in 1777 emeritus werd. Hij vestigde zich daarna in Oud-Beierland, waar hij in 1781 overleed. Van dezen Hermannus Reverhorst is den nazaten niet veel meer bekend, dan dat hij ter gelegenheid van een grooten brand op Strijen, op 22 Mei 1759, een leerrede in het licht gaf.
Eigenlijk vind ik het andere serviesje veel mooier. Komt dit door de fijnheid en soberheid van de behandeling? Op den rand zijn famille-rose motieven in zwarte kunst uitgevoerd; heel luchtigjes, bijna speelsch legt het rankje, waarin wat goud, zich tegen den rand aan (afb. 27).
De kunst van Japan was omstreeks zeventienhonderd eveneens in het Westen in de mode gekomen en velen gaven aan dit porselein de voorkeur.
| |
| |
Zoo kan het ons niet verbazen, dat we ook wapens vinden op porselein van Japanschen oorsprong met de kenmerkende combinatie blauw, roest-rood en goud. De Japanners hebben al niet beter dan de Chineezen met deze opdrachten raad geweten en soms van het wapenkleed maar eenvoudigweg wat wonderlijke krulletjes gemaakt. Nochtans is er een kolossale schotel, uitstekend van uitvoering. Beeldig is ook het fijne kommetje op onderschotel, met chrysant en lelie motieven. Daarentegen is de slecht uitgevoerde fleschvormige vaas zeer curieus om het feit, dat hij in Europa, en wel te Lowestoft, moet zijn overgeschilderd, zooals blijkt uit de typische Lowestoft roos, die op de beide zijkanten voorkomt. Het geval is meer merkwaardig dan fraai.
Buitengewoon rijk is de collectie Klatte aan z.g. Provincie-schotels, die zij in meerdere soorten bezit. Voor deze schotels, mits puntgaaf, wordt vaak zeer veel geld betaald. Vooral in Amerika schijnt men zeer verzot op deze schotels te zijn.
Maar zoeken we den mensch achter deze menschelijke voortbrengselen! Opdrachtgever en opdrachtuitvoerder. Dan treft ons dat in Europa de bewondering voor het zuiver Chineesche decor nog onverzwakt is, al wil men die dan ten dienste maken aan de eigen ijdelheid. En de Chineesche werkman penseelt nog, volgens de oude traditie zijn bekoorlijke gestalten en fraaie bloemranken (fig. 17, 18 en 19) en met het eindelooze geduld, zijn ras eigen, de minutieuse rijstekorrel randen en brocaat-ondergronden in blauw-onderglazuur. Maar met het hem opgedrongen wapendecor wist hij niet goed raad, al trachtte hij zich zoo goed mogelijk van zijn opdracht te kwijten. De schotels zijn bizonder rijk met goud bewerkt. Op de schilden der wapens is dat meestal in dun bladgoud opgebracht. Het zijn dan ook wondermooie stukken, die getuigen van de onovertroffen hoogte, die de Chineesche porseleinkunst gedurende de regeering van keizer K'ang Hsi bereikte. De liefde van den vakman voor zijn werk heeft hier nog weinig van den invloed der buitenlanders te lijden gehad, hoewel dit met het ‘blauw’ uit deze periode reeds wel het geval was. De grootste schotels hebben een diameter van ongeveer 50 cm. De kleinere provincie-schotels vertoonen een eenigszins ander type. Zij zijn ook zeer precieus van uitvoering, met hun fijnen, gegolfden rand, doch vertoonen een zuiver famille-verte type. In waaiervormige punten zijn een twaalftal afwisselende tafreeltjes gevat. Deze punten liggen tegen een rand van smaragdgroene famille-verte motieven. De bloemranken, die het wapen omgeven zijn echter geheel overeenkomstig met die der groote schotels.
Al bizonder eigenaardig zijn de schotels met het fantastische tooneel decor. Zij bevredigen ons veel minder. Het is, alsof de Chineesche werkman hier een ‘Chinoiserie’ volgens Europeesche opvatting heeft gegeven. Het is wel moeilijk uit te maken of deze veronderstelling inderdaad juist is. Ook acht ik het niet uitgesloten, dat deze schalen in Japan zijn uitgevoerd. Japan
| |
| |
afb. 16 - chineesche schotel, familie verte. ± 1700
| |
| |
afb. 17, 18, 19 - chineesche z.g. provincie-schotels, famille verte
afb. 20 - chineesch bordje ± 1730, famille rose. afb. 21 - chine de commande, bordje van het servies der o.i. compagnie
| |
| |
afb. 22 - chineesch bord ± 1730, famille rose met europeesche randmotieven. afb. 23 - chineesche kan ± 1720, z.g. ‘canton ware’, versierd volgens inheemsche traditie
afb. 24 - chineesch bordje, famille rose, der familie de neufville. afb. 25 - idem ‘canton ware’ ± 1720
| |
| |
afb. 26 - chineesch bordje ± 1770, type ‘lowestoft’. afb. 27 - idem, ± 1730 type ‘zwarte kunst’ of grisaille-servies der fam. reverhorst
afb. 28 - vaasje, worcester ± 1780. afb. 29 - bord, worcester ± 1780
| |
| |
werkte in die dagen zeer veel naar Chineesche voorbeelden. In Japansche collecties kwamen specimina van de beste Chineesche stukken voor, die dan weer nauwgezet in Japan gecopieerd werden. Zoo zou het niet onmogelijk zijn, dat we hier met een Japansche copie van de oorspronkelijke, groote provincie-schotels te doen hebben. Er bevinden zich in de collectie ook eenige scheerbekkens, van veel minder kwaliteit echter; wel een bewijs, dat men deze schotels in verschillende uitvoeringen heeft laten maken en telkens heeft nabesteld. Ze zullen dus ook in hun tijd reeds zeer gezocht zijn geweest. In Het Britsch Museum bevindt zich zulk een provincie-schotel met het wapen van Mechelen. Gedurende de 18de eeuw zien we de inheemsch-Chineesche motieven voor porselein-decoratie hoe langer hoe meer plaats maken voor Europeesche. De porselein-handel met de Europeanen was een zeer voordeelig zaakje voor de Chineezen en zij waren derhalve bereid om aan de verlangens der vreemdelingen tegemoet te komen. Deze toegevendheid is hun noodlottig geworden. De invloed der Europeanen heeft van de eens zoo hooge en voorname Chineesche porseleinkunst een tak van nijverheid gemaakt, goed voor gebruiksartikelen, doch zonder eenige artistieke pretentie, die te rechtvaardigen zou zijn. Het is alsof na den bloei der K'ang Hsi-periode al de levenssappen zijn uitgeput. Men teert voort op wat reeds bereikt is, copieert de oude modellen en wat er nieuw bijkomt mist meestal de charme der antieke voorbeelden, is druk en pretentieus. Daarnaast overheerscht ten deele de smaak van Europa. Vooral in het z.g. ‘Lowestoft’ komt deze tot uiting.
Dit is een type van porselein, waarover nogal heel wat te doen is geweest. Er bestond in het Engelsche kustplaatsje van dien naam in de tweede helft van de 18de eeuw een vrij onbeduidend porseleinfabriekje, welks producten echter, van wege hun zeldzaamheid, door latere verzamelaars zeer gezocht waren en waarvoor vaak aanzienlijke sommen besteed werden. Daar echter het fabriekje niet bizonder veel te doen had, legde het zich toe op het beschilderen van, van elders aangevoerd, wit porselein. Hoewel zij volstrekt niet in het bezit was van uitnemende porseleinschilders, is er zeer veel porselein, in deze werkplaats gedecoreerd, doch elders vervaardigd, in omloop. Ook dit draagt den naam van ‘Lowestoft’. Een vitrine in het Britsch Museum draagt echter het opschrift: ‘This so-called Lowestoft is Chinese’, waaruit men kan afleiden, dat er in Lowestoft zeer veel wit Chineesch porselein gedecoreerd is.
Het gelukte namelijk de Europeesche kooplieden te Canton lang niet altijd, de benoodigde hoeveelheden porselein, die zij voor onderlaag in de schepen behoefden, machtig te worden. Was al het blauw opgekocht, dan nam men zijn toevlucht tot ‘geamalgeerd’, wij zouden zeggen polychroom porselein. Maar ook dit raakte eens aan zijn eind, waar er zooveel liefhebbers waren. En dus nam men - faute de mieux - maar zijn toevlucht tot het onge- | |
| |
decoreerde, witte porselein. Nu komt men dit witte, ongedecoreerde porselein nooit in Europa tegen. Dus moet het in de Europeesche fabrieken versierd zijn geworden. Uit den aard der zaak waren weinig fabrieken zoo gelegen, voor het ontschepen van de aangevoerde Chineesche porseleinen, als juist Lowestoft. We zien dus spoedig zich daar een gelegenheid ontwikkelen, om het witte, Chineesche porselein te decoreeren. Men herkent dit ‘Lowestoft’ zeer gemakkelijk, wanneer men let op het typisch-Chineesche materiaal, toch altijd duidelijk te onderscheiden van dat, hetwelk in Europa vervaardigd werd en de meestal vrij onbeholpen decoratie. Want de Lowestoftsche porselein-schilders waren lang niet ‘first class’. Eén hunner, een zekere Larose, had een groote voorliefde voor het decoreeren met een - verbazend onbeholpen-geschilderd, - roosje. In de collectie Klatte treft men er meerdere voorbeelden van aan, o.a. op de u reeds eerder genoemde Japansche vaas.
Een aantal bordjes van het type van afb. 26 met Europeesche motiefjes versierd, behooren allen tot dit ‘so-called Lowestoft’. Hiermee wil echter nog niet eens altijd gezegd zijn, dat al deze bordjes in het kleine werkplaatsje van Lowestoft gedecoreerd zijn. Er zijn heel wat voorbeelden bekend, dat ook in Chelsea dit Chineesche porselein beschilderd is geworden. De decoratie is dan echter meestal beter van uitvoering. Ook is niet uitgesloten, dat andere Europeesche porseleinfabrieken dit werk ter hand namen, waardoor zij veel goedkooper konden werken dan wanneer zij eerst zelf de moeizame bewerking van het porseleinmaken op zich moesten nemen. Toch wordt al dit goed met den verzamelnaam ‘Lowestoft’ aangeduid. Bij vele dezer bordjes valt een zekere overeenstemming van motieven op: b.v. de exotische, papegaaiachtige vogel, die op fig. 26 voorkomt.
Men heeft zich met dit Chineesche Lowestoft herhaaldelijk in de vingers gesneden, door het aan te zien voor het geheel te Lowestoft vervaardigde porselein, waarvoor zulke ontzaggelijke prijzen besteed worden, hoewel het fabrikaat eigenlijk zeer onvolmaakt is. Tegenwoordig is men er echter wel achter, dat men hier met twee geheel verschillende voortbrengselen van de zelfde fabriek te maken heeft, waarbij zich het eigenaardige geval voordoet, dat het verre van onberispelijke materiaal veel meer waarde heeft, dan het kwalitatief veel betere, dat in China vervaardigd werd. Op enkele der bordjes komt een eigenaardige, opgespoten witte decoratie voor, z.g. bianco sopra bianco, waarop speciaal de Engelschen zeer verzot waren. Men kan hier duidelijk de Rococo-geest van het tijdperk in waarnemen. Ongetwijfeld is dit Lowestoft een weinig voorname verschijning in het aristocratische gezelschap der porseleinen van de 18e eeuw.
Enkele zuiver Europeesche stukken is de collectie rijk. Zij zijn in dit verband merkwaardig om de karakteristieke tegenstelling. Want het Worcester bord en siervaasje zijn zoo zuiver Europeesch als maar mogelijk is met de
| |
| |
luchtige strooiboeketjes, de bladmotieven en arabesken, de geschubde, paarse fond en het opgespoten bianco sopra bianco (afb. 28 en 29). Het materiaal is van onberispelijke kwaliteit, de decoratie, hoe eenvoudig ook, getuigt van smaak, zonder het armelijke van het Lowestoft. Het siervaasje met de ramskoppen aan weerszijden en het ajourwerk aan den bovenkant is van een model, dat ook in onze Hollandsche porseleinfabrieken vaak gevolgd is. Het voorwerpje is in zijn geheel zeer aantrekkelijk door de zuiverheid van stijl, die het kenmerkt.
Geheel apart staat wel het uiterst aristocratische Saksische serviesje van diep purper fond-porselein, met zwaar bladgoud gevoerd. Ook de binnenkant van het suikerpotje evenals die der kopjes is geheel met dit kostelijke materiaal bekleed, dat prachtig harmonieert met het diepe purper en het servies een vorstelijk aanzien verschaft. Het is van veel vroeger datum dan het zooeven besproken Lowestoft en Worcester, daar dit type porselein omstreeks 1730 aan de fabriek te Meiszen vervaardigd werd. Het mooie wapentje zou door Herold zelve geschilderd kunnen zijn. En let eens op de buitengewoon sierlijke lijnen van oortje, tuitje, knopje. Vergelijken we dit porselein met het ‘Chine de Commande’, dan maakt het stellig een goed figuur, daar het soberder is, zonder aan bevalligheid in te boeten. Het behoort tot een hoofsche tijd en de porseleinkunst is een bij uitstek hoofsche kunst, bereid om de ijdelheid te vlijen.
Zoo wordt het verklaarbaar, dat met de luchtige gratie der 18de eeuw ook de porseleinkunst moest sterven. De meeste porseleinfabrieken beleven de nieuwe eeuw niet meer. In China is van verdere ontwikkeling geen sprake. Wat er nog te vinden is, zoowel in Europa als in het Verre Oosten, teert voort op de oude voorbeelden, volgt sleur en traditie en zoekt geen nieuwe wegen meer.
|
|