Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41
(1931)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 402]
| |
Huanito
| |
[pagina 403]
| |
Er is geen water, hoe zou men doopen?
De paden zijn steil, hoe kon men loopen
Statig met ouwel en monstrans?
Het Allerheiligste heeft hier geen kans.
In de Gran Chaco Boreal
Hangt nergens een kruisbeeld aan een paal,
Want wie zou erbij bidden om troost
Waar de gloeiende steen de knieën roost?
Ook de gendarme zou zich vervelen
Want in de Chaco valt niets te stelen
Dus zijn de verstompte indianen
God noch Rosas-'onderdanen:
Vogelvrij, door de wereld vergeten,
Ingesloten tusschen bergkeetnen.
Is er dan geen bedwelming, geen zonde
Waardoor zij 't bestaan vergeten konden?
(Geen mate, geen aguardiente, geen vrouwen?)
Toch een, zij hebben de coca te kauwen.
Ze zitten gehurkt om het smeulend vuur,
Nog straalt de zon, maar het wordt al guur.
Zij voelen de nachtlijke koude naadren
En nemen haastig de weldoende blaadren,
Zoodat bij donker, voor dat het vriest
Elk zich in doffen droom verliest.
| |
[pagina 404]
| |
Ze zitten tegen de steile helling
Eindlijk bevrijdt van de hitte, de kwelling
Van kou zijn ze vóór; de kromme gestalten
In een deken gewikkeld om een al te
Snelle afkoeling te vermijden
Weten: genot is verlost zijn van lijden!
Zij hurken roerloos, zij aadmen nauwlijks
De maan komt op, iets milds en vrouwlijks
Daalt neer op het zwart bacchanaal
Van de Gran Chaco borealGa naar voetnoot1).
|
|