Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41(1931)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 266] [p. 266] Allegorie van handjes en touwtjes door A.J. Luyt Met haar handje trekt een vrouwtje Spelend licht aan 't dunne touwtje, Waarmee zij een sterken man Onlosknooplijk binden kan. En de man wordt een piasje, Dat daar danst zijn dwaaste pasje, Al naar 't vrouwtje, impulsief, Dit vindt ‘eng’, of dat vindt ‘lief’. Als hij doodvermoeid gaat raken, Wil het vrouwtje 't spel niet staken: Licht en spelend dóor zij trekt, Tot de danspias verrekt, En erbij moet nedervallen. Hoor 't gespannen touwtje knallen! Als een elastieke band In te achtloos wilde hand, [pagina 267] [p. 267] Die een ander touwtje neemt En volstrekt niet vindt zoo vreemd, Dat nu weer een ander ventje Sparteldansend hijgt naar 't endje. Zoo worden de handjes ouder, En de mannen worden kouder. 't Eind van 't lied is eenzaamheid: 't Vrouwtje is haar touwtje kwijt. Zedig loopt ze dan naar kerken, Waar de dominees zich sterken Om aan het genadetouw Voort te sjorren de oude vrouw. Vorige Volgende