werpen staande, al ontwrichten zij zijn - droomend - wezen niet en vinden zij in zijn werk aan de oppervlakte een eerlijke spiegeling zonder verleugening, toch kan, dieper-in, zijn lyriek hen niét ten volle bemeesteren, hangt zij, deze lyriek, haar droom óm en áan hen, zonder hen te doordringen. De kunstenaar stelde zich hier m.i. een ontijdige taak uit angst voor eigen droomen. Maar waar de droom zóo echt, zóo zuiver is als bij van Dobbenburgh, kan men hem meer vertrouwen dan de droomer in dit geval blijkbaar zelf deed en had hij zich geen bewuste taken behoeven op te leggen. Overgegeven en vertrouwend had afgewacht kunnen worden tot de natuurlijke groei van het talent uit den lyrischen den epischen droom had opgeroepen, die in het kunst-symbool van genoemde onderwerpen spreken kan. Een groei, die, waar de wortels van het ‘goede ambacht’ zóo hecht en diep in den vruchtbaren grond van een rijk gemoed geslagen zijn als hier het geval is, met recht verwacht kon worden. En zoo die groei dan toch ware uitgebleven, dan nóg zou er niets verloren geweest zijn. Ook de kleinere, lyrische, teedere droom, die zich aan eenvoudiger realiteit blijft toetsen, heeft zijn waarde!
Belangstelling voor een kunst die men lief heeft verleidt dikwijls tot een, misschien ál te psychologische, expertise in het geestelijk laboratorium van den kunstenaar, een laboratorium dat tenslotte toch mysterie blijft. - Ik ben hier aan deze verleiding niet geheel ontkomen. Was ik er wel aan ontkomen, ik had kunnen volstaan met te zeggen, dat nog altijd de bouquetten, de boerentuintjes, het vogelnestje, het hondenkreng, voor mij dit talent in voller mate openbaren dan deze hoogovens, dit haventafereel, - deze portretkoppen ook, die, hoe rijk van toon en hoe knap van techniek, nog niet de heroiek en (of) de psychologie voegen bij de teederheid, die in den droom van van Dobbenburgh voorgoed verankerd is.
Van Dobbenburgh blijft een voortreffelijk kunstenaar, die als bijna geen ander in ons land de schoonheden van den ‘steen’ doet spreken en wiens arbeid altijd op een zéer hoog peil blijft, ook daar waar hij zich, naar men mag aannemen, uit.... overmaat van geweten een taak stelde die hem (nog?) niet geheel ligt....
A.E. VAN DEN TOL