Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 40(1930)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Gedichten naar Mexicaansche volksliederen, door Hendrik de Vries. I. Wie zag ze weer, de blaadren, Door wervelstorm gegrepen, Of golven, die zich sleepen Zwaar zuchtend naar de zee? Wie zag in zich herboren De hoop en 't blij gelooven, Waar liefde's vlammen dooven In wervelstorm van wee? Nooit zag men wolken weder Die winden woest verscheuren; Noch blijven zoete geuren Wanneer de bloem vergaat. Voorbij die waan, zoo teeder, Van rust, geluk en vrede: De liefde neemt haar mede Wanneer zij 't hart verlaat. [pagina 106] [p. 106] II. (Afscheidslied van een roover aan zijn meisje, gedicht toen hij werd weggevoerd om te worden gefusileerd in La Alhóndiga de Granaditas). Zie mij niet aan, doe mij geen vragen, Toon mij voor troost geen medelij: 't Ongeluk, dat mij altijd heeft geslagen, Gaat met het eind van 't leven voorbij. Steeds bleef ik eenzaam; nooit kende ik mijn vader, Ik had een moeder die vroeg mij ontviel; Ik had een vriend, hij werd mijn verrader; Liefde vermoordde de rust van mijn ziel. Wat zal nog hopen, wat zal nog vreezen, Hier of hierna, wie 't geloof heeft verloren? Enkel het graf kan zijn jammer genezen, Enkel het graf kan zijn snikken smoren. Vorige Volgende