Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 40(1930)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Verzen, door Hermance Farensbach. Marche funèbre (Chopin). Alle kracht vloeit uit mijn lichaam heen, 't Merg trekt weg uit mijn verlamde leên, 't Bloed, dat bruiste in vroeger jaren, Voel ik flauw varen Als water door mijn aren. Niets, nee niets is mij gebleven nu, Vreugd, noch smarte als ik denk aan U, Want ik weet nu dat ons leven Slechts was een geven Uit eigen heil - bestreven. O, te staren steeds op 't eigen leed In zichzelf verstikkend, wijl men weet Dat slechts levens brood zal eten Wie zelf - vergeten Vergaf zijn laatste bete. Heel 't verleden trekt aan mij voorbij, 'k Volg als laatste in de trage rij, Achter al mijn do ode droomen, Trieste fantomen, Die ter begraaf'nis komen Van dit leven, dat ik, star en blind, Omdraag als een vrouw haar doode kind; Als werktuiglijk gaan mijn voeten, Die verder moeten..... Dood mocht ik u begroeten! [pagina 32] [p. 32] Der stille uren bloei. O deze stille bloei der uren Aan uwe voeten doorgebracht In veiligheid der kamer-muren Als buiten roerloos stond de nacht, Beschuttend welvend hare handen Om de ingeslapen huizing heen, Wier vreê als dons omving de wanden, Waarbinnen waren wij alleen, En spraken weinig tot elkander, Elk in een balsemende rust Vervuld van 't wezen van den ander, En in elkaar zichzelf bewust. O deze stille bloei der uren Aan uwe voeten doorgebracht, O deze stille bloei der uren Als buiten roerloos stond de nacht. [pagina 33] [p. 33] Eeuwig nieuw. Ik ken dit alles al zoo lang, Bezonken kleurend op 't behang Wat oude plate’, 'n oude doek, Het boeken-rek in gindschen hoek Met band aan band aanééngereid, 't Voorname Perzische tapijt Warm op den bruin gebeitsten grond. O, al die dingen in het rond Zorgvuldig bij elkaar gebracht; Die dingen door wier wezen zacht De schoonheid uwer ziele gloeit, Die in hùn schoonheid openbloeit, En staat te bloeien ademloos, Stil als een vreemde witte roos. O, dit blijft altijd nieuw voor mij Die kamer, deze sfeer en gij, Want al, waarvan de ziele houdt, Blijft eeuwig nieuw en toch vertrouwd. [pagina 34] [p. 34] Uw tegenwoordigheid. O liefste als gij bij mij zijt Blijft slechts uw tegenwoordigheid, Die donzig mij omvangen houdt, Een ijle wolk van glanzend goud, Waarin ik kracht-ontspannen rust, Mij slechts van U, mijn lief, bewust. En weg valt wereld, plaats en uur Om deze bloei intens en puur Als van een louter bloem-gezicht Uitbloeiend in 't verstilde licht Van eenen ijlen najaarsgaard, Een onbewogen, gouden klaart’. O liefste als gij bij mij zijt Voel ik iets van de eeuwigheid. Vorige Volgende