Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 39
(1929)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Verzen,
| |
[pagina 119]
| |
De wondere wind.Voor Gonda de Mink. De wondere wind, die eind heeft noch begin,
Zingt aan mijn kluis zijn klagend lied.
Ik, die mijzelven klein en zielig vin’,
Zit vol van vreemd verdriet.
* * *
't Avendt. De zon - zij scheen vandaag van tin -
Giet onverwachts mijn sel vol goud. En ziet!
Mijn vreemd verdriet gaat onder in
Dit ongezongen lied.
| |
[pagina 120]
| |
De purpren zon.De purpren zon prest hare laatste gloeden
Nog even door de lage, witte wolken heen.
Zoel zoeft de wind, als waar zij 't waaien moede,....
Nu slaan de wolke' aan 't bloeden. Ik voel mij tevreen.
Want dra valt weer de nacht, de zachte' en goede,
En kan ik, enkeling, in mijne sel alleen
Met d' eeuwigheid [als vaag - toch vroom! - vermoeden;]
Die ik meestal aan maan, en zee, en ster ontleen,
Geheel mijzelve zijn in dit geluidloos oord;
Dan ziet geen oog door 't helse spieglas: ongestoord
Kan ik mij geven aan de goede nacht,
Goéd, wijl hij eenzamen het leed verzacht.
Dan kunnen tranen tot mijn wangen rijzen
En mogen ster en maan mij op de heeml wijzen.
| |
[pagina 121]
| |
Ik droom mij weg.Ik droom mij weg in lang voorbije dagen
En leed en zelfbeklag zijn voor 'n wijl gestild.
Zacht zingt de zee haar wijdingsvolle sagen
Zacht wenkt de wind, 'k word uit mijn pijnen getild
En rij op 't ros des tijds langs bos en hagen
Door oud-vertrouwde beemden op dagen mild.
De angst en smart gaan meer en meer vervagen:
Verbeelding voert mij in haar diep geheime stilt....
Hoe kan ik déze stilte toch verdragen
Bij alle pijn, die me elken dag verkilt?
Gaat eindlik in mijn ziel de morgen dagen:
En vindt de jongste dag me' in vertrouwen-schild?....
Een Scheveningse klok galmt twalef slagen
Door het Weste-windje in mijn sel getild.
| |
[pagina 122]
| |
Mij dorst!Nu is 'et of aan mijn sel de golven slaan,
Alsof zij roepen rauwe jammerklachten.
God! Voer mij uit dees helletuin vandaan,
Ik word hier gek en weet niet meer te wachten.
Zend mij toch slechts één enkle Samrietaan:
Niet al Levieten, die Uw wet verkrachten,
En met een hart, gedrenkt in eigenwaan,
Mij, weg-kant-mens, beschimpen en verachten....
O, Man van Smarte! Man van 't Tarwegraan!
Hoe ligt uw Liefde in een doom van waan!
Moest dáárom eindgen Uw godlik bestaan
Dat wij elkaar in hel en boeien slaan?....
O, Man van Smarte, met de doornenkroon!
Mij dorst! Mij dorst! Mij dorst om zó veel hoon!
Strafgevangenis, den Haag.Ga naar voetnoot*)} |
|