Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 37
(1927)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 314]
| |
Verzen,Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 315]
| |
Tibet.Achter de dalen volgestort met puinen
Van tempelsteden, waar de kloostertuinen
Op richels tusschen rotswand en ravijn
Vergroeid en door de zon verlaten zijn;
Ver achter steppen, stilstaande moerassen
Onder de graven van vergeten rassen
Rijst 't doodsgebergt, geen stroomversnellingen
Geen waterval op steile hellingen,
Alleen in beker van graniet begrepen
Een kratermeer van onder uitgeslepen,
Waar 'n levenloos droefgeestig eiland in ligt.
Geen beek vloeit, geen riet ruischt, geen vogel schreit,
De doodsche stilte heeft zich daar verinnigd
Tot tempel van de grootste eenzaamheid.
Geen tempelschatten in de rotsspelonken,
Geen monniken van heilge waanzin dronken.
De eeredienst der stilte wordt met staren
Door kluizenaars gehoed, er is geen boot, vanwaar
Hoe kwamen ze er? Kan de aarde schepselen baren?
Verloor een ster dorlevende meteoren?
De kraterwanden zijn de eenige kimmen
Bereikbaar slechts als 't meervlak ligt bevroren,
Te steil om van beneden te beklimmen.
Dan wordt van boven leeftocht neergelaten.
Hun afgezanten schuiflen over 't ijs
En keeren met gevulde nap en vaten,
In eeuwigheid hun eenige aardsche reis.
| |
[pagina 316]
| |
Ochtend Macao.Waar de nacht is verdronken
Waakt nog een maan, oudvergeeld.
Eilanden, jonken en wolken
Staan over hun spiegelbeeld
Evenrank overeind,
Terwijl de zon in roode
Rimpels de mist naar het doode
Heilge Macao onderschijnt
En in de slapende smalle
Straten sluipt, in de tuinen
Waar dwars door 't gebloemte vervallen
Paleizen hun praal in puinen
Storten tot waar beneden
Bekoorlijk de Praia Grande
Blank omarmt de verzandde
Voorgoed verlaten reede,
Waar eeuwen lang even vroeg
Nog thans de visschersvloot
Uitzeilt voor het morgenrood
Het donker voor den boeg.
Daaronder zien de jonken
Oud en voorovergebogen
Zich voor den boeg onder de oogen
Verhangen en verdronken.
|
|