Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 36(1926)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 406] [p. 406] Bij de wieg, door P. Otten. Wees nu een wijle stil, mijn zonnig kind, Mijn prille zoon van even zeven maanden. Eens zal je luisterende hart verstaan den Donkeren zang, die in mijn hart begint. Jij, die de helle kamerstilte vult Met ijlste klankjes, die je lipjes vonden, Nog nimmer had ik in mijn donkre stonden Zoo schel besef van schuld. Te dikwijls keek ik naar het looze spel Van 't spartlend zonlicht door bewogen blaadren, Of zoomaar, doelloos, naar het honing gaadren Van meen'ge vreemd geteekende kapel. En 'k volgde vaak tot aan der aarde zoom Het statig volk der wolken zilverrandig - Mijn handlen bleef onwennig en onhandig: Ik zuimde 't leven voor den droom. Zoo bleef ik daadloos, aarzelend en liet - De ziel alleen voor vage verten open - Als zand het leven door mijn vingren loopen En greep te laat.... of niet.... [pagina 407] [p. 407] Ik heb zooveel gezondigd op mijn pad.... Misdaden niet, maar kleine nederlagen, Een eindelooze rij - en grijze dagen, Waarin mijn armoe alle schoon vergat. Dat ik mijn leven niet kon groeien doen Zooals een slanke populier, door ééne Machtige kracht bewogen, die stuwt henen Door den gegroefden stam en door het waaiend groen, Dat 'k ijdel was, begeerig, zwak en moe - Mijn schaamle hart zal eenmaal daarvoor boeten - Maar dat 'k in jou mij weer zal vinden moeten: Dat is wat mij benauwt ten doode toe. Je kleine vuistjes, bijna zonder wicht, De wieg uitzwaaiend, rap, zoo vlug als water - Al hunne daden, als je groot bent later, Houden meedoogenloos gericht. O als je volgen moet mijn wankle spoor; Wanneer mijn halfheid zich in jou gaat wreken; Mijn slappe lafheid uit jouw mond zal spreken - Mijn teeder kind, is daar vergeving voor?.... Vorige Volgende