Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 36

[p. 360]

Einde,
door H. van Elro.

Het smalle bed waarin gij zijt gestorven
en onze daden stom hebt aangezien
heeft uw genegenheid niet eer verworven
vóór gij het zeker einde hadt voorzien.

Gij hebt uw voeten aan de rust gewend
en uw gesloopte krachten doen vergeten
dat gij niet langer in de blijde tent
an een volkomen lichaam waart gezeten.

De dagen dreven naar een leeg verleden,
de grauwe nachten stalen droom en slaap,
toen werdt gij uit uw waardelooze leden
weer tot den vreemden ongebaarden knaap:

Gij hebt uw handen gansch uiteengelegd
op de gebergten van het koude laken....

Zóó heeft de dood u in een kort gevecht
verrast en snel gevangen kunnen maken.