Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 35

[p. 266]

Ontkluisterd,
door C.W. Sangster-Warnaars.

Ik ben een deel van U, o Heer,
Gij storttet mij in 't leven neer.
Ik heb geleden en gedorst,
ik heb geworsteld en gevorscht
en mij doorwondde de ééne pijn
van, kennend U, alleen te zijn.

Toen lag ik met gebogen hoofd.
Wel had mijn trouw in U geloofd,
maar toen mijn gift niet werd gevraagd,
voelde ik mij ijdel en verlaagd
en wanende mij niet begeerd,
heb ik mijn liefde afgekeerd.

Toen dacht ik, dat de dood mij nam,
maar 't was Uw Zelf, dat tot mij kwam
en Gij gingt zitten, waar ik lag
en toen ik zien kon, was het dag. -

Nu ben ik het bekken, waar Uw wijn
in wordt tot vonken karmozijn,
ik ben de bodem, waar de zee
zich intrekke en naar buiten treê,
ik ben de aarde, waar het zaad
in neervalt en weer groeien gaat.
Ik ben het water, Gij de bron,
Ik ben de schaduw, Gij de zon.
Ik ben het nietige onderdeel,
het noodige in het groot geheel
en doe den arbeid van Uw wil
en doende wordt mijn denken stil -
en als de dag wordt uitgebluscht,
strekt zich mijn spanning tot Uw rust. -