| |
| |
| |
Herinnering aan Assisi,
door Fenna de Meyier.
DE lucht hangt laag en schijnt ons Holland af te sluiten van al wat daarbuiten leeft en gloeit. Traag vallen de zieke herfstbladeren en vochtige nevels omwikkelen boomen en huizen. Dit is de tijd om zich met smachtend verlangen de zonnige dagen te herinneren, toen het lichaam zich met wellust voelde opgenomen in de warme atmosfeer, toen het licht op de huid gloeide en alle goud van de wereld scheen uitgestort over bergen en rivieren.
Zulke zonnige dagen heb ik gekend in Assisi, het oude italiaansche stadje met de vrome herinneringen aan den heiligen Franciscus. Zelden komt het voor, dat wat één mensch eeuwen geleden gevoeld en gedacht heeft, zulk een sterken stempel drukt op de plaats, waar hij geboren werd en waar hij leefde, zooals hier. De basiliek, gebouwd op Franciscus' graf, beheerscht geheel Assisi. (Zie fig. No. i). Het stadje is gedrenkt in de herinneringen aan zijn heilige. Ik kreeg, toen ik in de groote kerk wasgeweest en door de oude schilderachtige straatjes liep, die nog steeds het karakter van zijn tijd hebben behouden, het gevoel of de geschiedenis van Franciscus zich pas had afgespeeld, of hij eerst eenige weken geleden was begraven. Welk een vreemde aandoening en welk een verhevenrust om zoo, eenige eeuwen terug, het leven mee te leven van een grootscheenvoudige ziel. En hoe goed begrijpt men de hevig-levende, alles liefhebbende natuur van dezen grooten kunstenaar, als men daar ronddwaalt in de lieflijke dreven van olijven en cypressen, op de glooiing van den door de zon verheerlijkten berg, met het teedere dal beneden en de rythmische lijn der blauwe bergen tegen den horizon. Ja, hier genoot hij van de schoonheid des levens; was hij dankbaar voor de koestering van de lentezon, had hij dieren en bloemen lief, beminde hij het wisselende, blinkende water. Ja, hier kwamen de zachte, verheven gedachten op in zijn geest, werd zijn hart groot van liefde voor al zijn medemenschen; nergens beter dan in Assisi begrijpt men dat.
En het stadje (waar goddank weinig moderne bouwsels de homogene schoonheid ontsieren) heeft zijn karakter bewaard van landelijken vrede en ingekeerde rust. Wel is waar hijgen en dreunen op gezette tijden eenige zware autobussen de helling van den berg op om een aantal vreemdelingen aan de hôtels af te zetten, maar gelukkig blijft het daarbij en bestaat het verkeer gewoonlijk uit antieke karren met groote tonnen wijn of most beladen en getrokken door die machtige witte ossen, zooals het ‘groene Umbrië’ ze al sedert eeuwen kent. Ook de op zoovele primitieve schilderijen
| |
| |
voortschrijdende ezeltjes met hun zachte, donkerbruine huid, witte buik en wit snoetje, zetten er nog altijd hun ranke, wijze pootjes neer op de steile paden en worden nog op dezelfde wijze bevracht. Soms zit er een in sluike plooien gehulde en met een doek omhuifde vrouw met haar kindje in den arm op zoo'n gewillig beestje; en is het dan niet of ze zoo door Giotto voor één zijner fresco's in de groote basiliek werden vastgehouden?
Van die fresco's moet men langen tijd en rustig genieten. Zij zijn dikwijls moeilijk te zien; alleen bij heel helder weer en dan nog op sommige uren van den dag valt er in de donkere gewelven der benedenkerk genoeg licht om ze behoorlijk te kunnen beschouwen. Maar welk een genot wacht ons dan! Met welk een vroomheid, hoe innig liefdevol werden zij geschilderd. Zij verzoenen ons met de pijnlijke gedachte hoezeer het indruischt tegen den geest van hem, den vriend der armoede - il poverello -, die de katholieke kerk juist heeft willen redden van ijdelheid, weelde en eerzucht, zulk een grootsche en rijke basiliek te bouwen op zijn graf 1 Doch nemen wij de kerk nu eenmaal zooals zij daar staat, dan kunnen wij toch genieten van haar schoonheid. Zie op de afb. No. 1 hoe mooi de lijnen van dit kunstwerk doen tegen het landschap; zij geeft de kerk gezien van den top van den berg Subasio.
De basiliek is gebouwd op geweldige basementen en het klooster der Franciscanen er naast, trekt dadelijk de aandacht door zijn enorme contraforten en arkaden, twee verdiepingen van bogen op elkaar (zie nog eens fig. No. 1) Het klooster is sedert 1875 veranderd in een weeshuis. Het publiek mag er enkele zalen van zien (o.a. de eetzaal) en in de open galerijen wandelen, vanwaar het uitzicht over de vlakte mateloos en innig schoon is, met de bergen, op den achtergrond, die telkens verder weg wijken en wier kleur wisselt van diep en zalig blauw tot den gloed van roodig purper. Assisi ligt daar als een oostersche stad. Op één van de muren zag ik een zestal versregels van Dante gegrift, waarin hij het (middeleeuwsche) ‘Ascesi’ prijst als het Orient van Europa. (Paradiso, Canto XI).
Wat de basiliek betreft, deze bestaat eigenlijk uit drie deelen: de crypt, (met het graf van Franciscus) de benedenkerk en de bovenkerk. Taine, in zijn bekende beschrijving van dit gothische kunstwerk, heeft er woorden van innigen eerbied en warm enthousiasme aan gewijd. De somberheid en de treurnis om den dood lossen zich hier op in de stijgende blijde lijnen van de bovenkerk, die zich hoog en vreugdig in den hemel verheft. Een persoonlijke voorkeur heb ik echter voor de benedenkerk, met haar lage gewelven, haar warmdonkere kleuren en haar heerlijke, naïve wandschilderingen. Onder een hemel van donker azuur-blauw en roode, goudbesterde banden langs de lijnen der kruisgewelven, waar wondermooie versieringen als een borduurwerk overheen loopen, ligt de
| |
| |
ruimte van 't hoogaltaar besloten in donkere lieflijkheid. Ook de zijgewelven glanzen van ingehouden pracht. Een wereld van lijnen en kleuren is er in harmonische schoonheid ontbloeid. Het oog, eindelijk gewend, aan het streng getemperde licht, ziet de schilderingen van Giotto, Gaddi Martini, Lorenzetti en Cimabuë, elk in hun eigen karakter, opkomen als een levend wonder, (zie fig. No. 2).
Boven het hoogaltaar, in de vier driehoeken van het gewelf heeft Giotto, door Dante geïnspireerd, in allegorischen vorm de drie hoofddeugden van de franciscaner orde verheerlijkt: de armoede, de gehoorzaamheid en de kuischheid. (Ook de beeltenis van Dante gaf hij daarbij). Een smalle trap leidt naar de bovenkerk; maar vóór wij die bestegen, bracht de monnik die ons rondleidde ons eerst naar de geheime sacristie, waar in drie fraai gebeeldhouwde kasten de kostbare relikwieën van den heilige bewaard worden; o.a. de vilten schoenen, die zijn vriendin Clara voor hem maakte en die hij droeg na het ontvangen van de stigmaten; een haren boetekleed en zijn handschrift.
De bovenkerk is ruim en hoog en slank van lijn; het licht valt er mild en goud naar binnen; er is ontegenzeggelijk een omhoogstijgende harmonie in die gothische pijlers en gewelven die tot vreugde stemt en de fresco's van Giotto op de zijmuren, die tafereelen geven uit Franciscus' leven, zijn hoogst merkwaardig. Maar omdat de dienst gewoonlijk in de benedenkerk gehouden wordt en daar meer ‘stemming’ is van lijden en diep vertrouwen, lijkt het hier wat leeg en koud.
Toen wij eindelijk het gebouw verlieten, stortte de volle middagzon zich op het kerkplein uit. Auto's en rijtuigen beladen met kijklustige vreemdelingen vulden de ruimte, waar op geschraagde planken koopwaar lag uitgestald; foto's, briefkaarten, souvenirs van Assisi en vooral het borduurwerk dat de vrouwen er al sedert eeuwen van geslacht op geslacht met traditioneele motieven maken: een donkere (roode of blauwe) kruissteek op wit linnen; zóó werden al kleeden geborduurd voor altaars en tafels in de dertiende eeuw; men ziet het op menige schilderij uit dien tijd. Een tenger meisje met één verschrompeld been hinkte naar ons toe om ons een ruikertje bloemen te verkoopen; het waren de kleine wilde bergcyclamen, zacht purper van kleur en fijn, doordringend geurig. Ik zag met deernis in de gevoelige, doorzichtig-bruine oogen van 't arme meisje, maar men kon geen echt medelijden met haar hebben; er was een heldere blijheid in haar wezen en zij liep zoo vlug met haar verschrompeld beentje en lachte zoo dankbaar! Sereen geluk hangt in Assisi's luchten. - Wij wandelden het hooge pad op naast de kerk; het was of de lucht telkens minder woog of er zelfs een kracht in trilde, die ons optrok, zoodat wij zelf minder zwaar gingen wegen. De zonnestralen gloeiden nu van een rooder goud; de avond kwam, stil en innig.
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
fig. 1. assisi.
de basiliek van s. francesco.
fig. 2. vlucht naar egypte. muurschildering van giotto in de s. francesco.
| |
| |
assisi.
poortje.
assisi.
oude stad.
fig. 3. assisi.
de kerk van santa chiara.
| |
| |
Slank en zwart stonden de cypressen tegen den hemel. Wij gingen door oude vervallen poortjes; hier scheen het leven te hebben stilgestaan; oude vrouwtjes met het spinrokken in de hand staarden ons vriendelijk aan. Rustige menschen zaten op verbrokkelde trapjes te genieten van den avond. Wij stegen, stegen....en hoe eenvoudig leek alles nu, hoe klaar; hoe belachelijk het zware, ingewikkelde van onze moderne problemen. Hier was de schoonheid; hoe kon men anders dan de in de avondzon verinnigde, heerlijke aarde liefhebben en de menschen die er liepen, als stukjes van die aarde? Gods liefde koesterde immers alles en ons allen; Gods liefde was in alles, was in ons allemaal. En de westerhemel kleurde zich dieper rood en de laatste zonnestralen gloeiden op Assisi's roomkleurige en okergele huizen, op het bleeke rood van de daken.
Wij daalden en zagen het smachtende dal, dat het laatste licht naar zich toetrok en opzoog, maar waar het duister al ging vallen; onze oogen bleven geboeid aan de bergen hangen en aan den wijden horizon, waar de muziek van kleuren en lijnen stil weerklonk in de immense wijdheid.
Assisi's gele muren werden gloeiend; bleekrood en vurig tegelijk; een kleur, die ik nooit ergens meer gezien heb. - De avond kwam; het was een goddelijk feest.
Den volgenden morgen lag het dal in den mist; alleen de koepel van Santa Maria degli Angeli in de vlakte stak er vaag boven uit. Maar de zon kwam door en brandde alles droog. Wij wandelden naar een oud kerkje, San Pietro; een vriendelijk graspleintje ligt er voor, omboord met boomen, waartusschen weer een heerlijk uitzicht over het dal is te genieten. Wij konden de kerk niet binnen; zij was dicht, omdat er een schilder aan 't werk was, zei de portier geheimzinnig. Maar toen ging de deur toch open en zagen wij in het oude romaansche schip hoe een priester in stroomend groen gewaad voor het altaar stond, waarachter een gordijn hing van een dof, verbleekt rood tegen blauwe doeken; een koorknaap stond op de treden en hield het wierookvat in de hand. Het rood-goud en wit van dit jongetje was weer een levendiger, realistischer noot in de droomerige schoonheid van den priester tegen het gordijn. Een schilder keek verrukt toe en trachtte dit beeld op zijn doek te brengen; maar toen wij binnen kwamen hield hij op, de priester verwisselde van kleed en het koorknaapje verdween schaamachtig. Het was dus een ‘mise en scène’?
Wij liepen verder door de schilderachtige straatjes met veel poorten, bogen en trappen, langs oude muren waar de wingerd-blaren bloedrood stierven, naar de kerk van Santa Chiara gewijd aan Francesco's onsterfelijke vriendin. Hoe teeder geheimzinnig en toch doorzichtig-puur moet de verhouding tusschen die twee edele menschen geweest zijn. Zulk een liefde is even lieflijk als een bloem die ontbloeit en even vol geheim. Suarès in zijn ‘Les Bourdons sont en fleurs’ - het mysteriespel over Franciscus'
| |
| |
leven heeft er de onbegrijpelijke en toch voelbare schoonheid van weergegeven. - De Santa Chiara-kerk is een mooi gebouw (zie fig. No. 3) uit de 13e eeuw, eenigszins in den stijl van de basiliek van San Francesco. Merkwaardig zijn de geweldige contraforten die er in de 14e eeuw zijn aangebracht om de kerk te stutten. De hoofdingang doet romaansch aan maar het inwendige met de hooge kruisgewelven is wel echt gothisch. Hier vonden wij als een ware verrassing een paar fresco's die nog niet lang geleden onder een kalklaag te voorschijn zijn gekomen. Eén er van (zie fig No. 4) stelt de madonna voor met het kindje in de armen vlak naast de koppen van een os en een ezel, die over hun ruif met zachte belangstelling naar het Wonder staan te kijken. Vooral het ezeltje is zoo levend en met zoo'n innige liefde weergegeven; er zit een vrome ziel in dat beestje. De met teedere overgave uitgestrekte handen daarnaast zijn van een zwaar beschadigde figuur, (van Jozef of van een der herders?) Dit fresco maakt een onvergetelijken indruk.
Ook treffend vond ik het graf van de heilige Clara zelve. Wij daalden af in de crypt en zagen door een dubbel ijzeren hek een glazen kastje, waarin zij gemummificeerd is neergelegd. Een droomgezicht is dat fijne profieltje onder de nonnenkap, dat zóó als door een wonder behouden werd boven dat strakke, tengere lijfje - dood omhulsel van een eens zoo vurige ziel!
De kerk heette vroeger San Giorgio, werd aan Clara gegeven door den aartsbisschop en toen stichtte zij er het klooster der Clarissen. Wij hoorden een vaag gezang in de verte; de monnik die ons rondleidde, vertelde, dat anders een der zusters het heilige graf liet zien; maar om dezen tijd zongen zij allen. Zij zingen zeven uur per dag, deelde hij glimlachend mee.
Dien middag gingen wij ook nog naar de oude kathedraal van Assisi, San Rufino geheeten, (zie fig. No. 5) een gebouw van donkere schoonheid, romaansch van stijl, uit de 12e eeuw.
De voorgevel is harmonisch van lijn, met symbolische figuren versierd, (zie de details op de foto van een der zijdeuren, No. 6).
De toren, zooals bij veel italiaansche kerken, staat er vrij naast. Het inwendige van de cathedraal is vrijwel bedorven door latere restauraties. Merkwaardig is nog het romaansche doopvont, waaruit ook Franciscus en enkele zijner makkers gedoopt zijn. Een andere bezienswaardigheid is de crypt. Hier zijn de overblijfselen van de aloude basiliek (11e eeuw) die al aan den heiligen Rufino was gewijd en waarop de tegenwoordige kerk gebouwd is. De sarcophaag van dezen heilige wordt daar beneden nog bewaard; het is een louter heidensch kunstwerk, versierd met een wonderlijk bas-relief, Diana voorstellend, als zij den slapenden Endymion bezoekt in de grot van den berg Lamius.
De crypt is van een bijzondere schoonheid met zijn slanke, sterke
| |
| |
zuiltjes en zware muren; het lijkt een geheimzinnig versteend woud.
Toen wij terugwandelden, gingen wij langs het heel oude gebouw dat eens de Tempel was aan Minerva gewijd en waarin de katholieke eeredienst zich later heeft genesteld (Santa Maria sopra Minerva) met leelijke barokversierselen. Eerzaam als een veelbeproefde, maar sterk gebleven romeinsche, richt zich de koepel met haar zes volmaakt schoone zuilen op. Even gaat de gedachte uit naar een wereld, vreemd, ja bijna vijandig aan die van een Franciscus van Assisi! Maar de tijd, die glimlacht om dogma's en levensconcepties van menschen, is over alles heen gespoeld en daar staat de tempel, alsof ze zóó gegroeid is uit den bodem, in harmonie met het omringende. Want harmonisch is Assisi, zeldzaam haar homogene schoonheid, waarin niets scherp opklinkt in wanklank, waar alles zich voegt in één rythmisch geheel. Hoe mooi sluiten de huizen zich aan bij de kerken; hoe ongemerkt gaan de tinten van alle bouwsels in elkaar over, zóó dat men uit de verte de stad tegen den berg ziet aangeleund als een groot monument, egaal geelachtig van tint.
Stil, lieflijk in haar zwijgen is Assisi in den boeienden maneschijn; mooi is zij als de middag haar overweldigend in bezit neemt, koestert, doorgloeit en branden doet als een juweel in de zon; maar het allerschoonst is zij bij avond, als de laatste kleuren zich hechten aan haar gele steenen en de stad zich smachtend naar den hemel schijnt te strekken om voor het laatst gezegend te worden door het licht. Zóó zagen wij haar op den dag, dat wij van Perugia terug reden naar den berg toe, waartegen Assisi zich leunt; den Subasio, paarsrood doorgloeid, waarboven de maan bleekgoud te rijzen begon, als een lieflijke belofte. Daar lag Assisi, als het beloofde land, te vlammen van een innerlijken brand, een zielebrand!
Den volgenden morgen maakten wij onze laatste wandeling naar het kleine klooster van San Damiano. Het was een bekoorlijke landweg, waarlangs wij gingen, tusschen moerbeiboomen en olijven, steil op en af met telkens opduikende en wegzinkende vergezichten.
San Damiano.... voor hem, die waarlijk belang stelt in het leven van Franciscus, is dit de gewijde plek. In dit oude, vervallen kerkje zocht hij een wijkplaats voor den toorn van zijn vader; hier hield hij zich schuil en zocht naar klaarheid in zijn ziel, terwijl hij als een eenvoudig; metselaar de vervallen muren herstelde. Hier kreeg hij eindelijk het visioen, dat zoo'n hevigen indruk op hem maakte en richting gaf aan zijn leven: vóór het crucifix in gebed verzonken, vernam hij de woorden: ‘Ga, Franciscus en herstel mijn huis, dat in puin valt.’
Het klooster gaf hij later aan zijn vriendin Clara die hier twee en veertig jaren lang geleefd heeft en die er ook gestorven is (in 1253). Hoe treft ons de armoedige eenvoud van 't kerkje, van de koorbanken, van de cellen en van het refter, waar alles zoo gebleven is als zeven eeuwen geleden
| |
| |
(zie fig. No. 7). Hier, in deze onveranderde omgeving trilt als 't ware nog haar vurig toegewijde natuur vol liefde. Ook 't heel kleine tuintje zagen wij, waar nog dezelfde ouderwetsche bloemetjes worden gekweekt, die zij zoo liefhad: veronica, ooievaarsbek, lavendel en marjolein. Hier had zij tusschen de kloostermuren een plek om uit te zien over de wijde wereld; een stukje aarde om stil te staan en zich te laten zegenen door de zoele zuiderzon. Later werd hier de schoone hymne aan de zon van haar heiligen vriend op een marmersteen in den muur gebeiteld; die heerlijke juichkreet van liefde voor zijn ‘goddelijken broeder zon.’
Toen ik uit het klooster gekomen, op een doorgloeid steenen muurtje te genieten zat van de koesterende straling der herfstzon, wist ik: hier leefde zij gelukkig, die zoo met hart en ziel haar vriend en meester was toegedaan en haar liefde overbracht op Gods schepping, tot God zelf in haar te stralen begon.
....De monniken vertelden ons, dat in 1878, toen ook dit klooster door den staat werd bedreigd met ontruiming, een edelmoedig Engelschman, Lord Ripon, het gekocht heeft en het den Franciscanen terug gaf.
Nu leven de broeders daar rustig en tevreden, als kinderen, in die liefelijke natuur. (Zoo was tenminste onze indruk). Zoo ergens dan leeft hier iets van de ideale gedachte, die Franciscus bezielde, toen hij liefde, armoede en gehoorzaamheid predikte en zóó de in haar hart bedreigde katholieke kerk te redden beproefde.
Nòch in de grootsche basiliek, nòch in het moderne en met afschuwelijke namaak-gothische fresco's versierde Santa Maria degli Angeli (in de vlakte) voelt men zijn geest; maar hier en in het eenvoudig-lieve stadje zelf, waar zijn jeugd is vergaan en zijn idealisme opvlamde en zich bestendigde tot een hoog en helder licht.
| |
| |
fig. 4. assisi.
geboorte. muurschildering in de basiliek van s. chiara.
| |
| |
fig. 5. assisi.
kathedraal van s. rufino.
fig. 6. assisi.
deur v.d. kath. van s. rufino.
fig. 7. assisi.
het kerkje van s. damiano.
|
|