Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 35(1925)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Lenterythmen, door Urbain van de Voorde. I Ten voorjaars drempel; ijs op 't eenzaam bosch. O reine rust op 't aangezicht der dagen! O blankheid vóor de lent die wringt zich los uit diepte en scheur van wolken en van vlagen! Verjongde zonne toovert gouden blos om 't sneeuwgebloemte op twijg en tak en hagen, smeltend en vriezend weer tot tuil en tros, met klaren glimlach van bezield behagen! - 'k Ontmoette u, vóor de lente ons was begonnen: Ons bloed zong hoop en onze geest was licht; en, als in 't woud wordt tot één bloem geronnen smeltende sneeuw, omgloord van 't eeuwig licht, reikten we als groet de nieuwe en verre zonne 't dankend veréénd zijn van ons stergezicht. [pagina 42] [p. 42] II O zachte zegen van de stille dingen! Nóg is de lente jong, nóg 't loover schriel, maar gouden vogels in den morgen zingen en alles hoort naar 't groeien van zijn ziel. Gaan wij thans weer waar reeds zoo vaak we gingen: Lente is nog heil wien alle heil ontviel! De schoonheid en de rust die ons omringen bevreedgen 't hart na 't veel en oud ge wiel.... Voelt gij niet ook, mijn kind, ons mooi genieten van liefdes mildheid onder 't diep azuur heilig en rein als 't leven der natuur, wijl 't vizioen der lichtende verschieten en aller dingen schoone, kalme duur 't loutren tot lust die laat geen wrang verdrieten? [pagina 43] [p. 43] III O wat is 't goed je lijfje aan mij te voelen, te weten: al dit wit-en-goud is mijn! - Mijn kindje, wat kan 't leven wel bedoelen dat 't ons nu laat zoo heel gelukkig zijn? O wat is 't goed in je lang haar te woelen; Wat is je kus stil heul van de oude pijn - en dit, wijl over ons de winden joelen in de muziek van 't ruischend loofgedein! O wat is 't goed je borstjes zacht te streelen en warm te zijn en innig bij elkaar, dankbaar voor 't heil waarmee we elkaar bedeelen - O lent des levens in dees lent van 't jaar! - Laat ons als kindren met dit alles spelen: Kindren alleen valt 't leven niet te zwaar! [pagina 44] [p. 44] IV. Na duizend lenten, in 't verleên verzwolgen, lilt weer een nieuwe lente in 't ijl azuur. Duizenden lenten zullen déze ook volgen, jong en fataal in de eeuwige natuur. Even fataal, mijn lust die laait als vuur! - Moet dan begeerte ons steeds verwoed vervolgen in lente en zon? Is op ons de aard verbolgen dat met haar gloor ze ons foltert uur aan uur? Lenten vergaan en nieuwe lenten komen; Steeds paren dieren, groenen hooge boomen; dit leven denkt noch streeft - en staat in God, onsterflijk stoer, en gróót het Al deelachtig - Maar óns, helaas, is 't eigen Zijn te machtig dat wil zijn lúst in weerwil van zijn lot! Vorige Volgende