| |
| |
| |
Kunstlievende vorsten uit Italiën's verleden.
Door Dr. Raimond van Marle.
V.
De Noormannen in Zuid-Italië en Sicilië.
(Slot).
IK wil den lezer niet lastig vallen met een overzicht van andere gebouwen, die gedurende het Noormansch bewind tot stand kwamen; die welke ik hier opnoemde geven een algemeenen indruk van de groote activiteit op dit gebied, en de verschillende kunstrichtingen die hier tezamen kwamen.
Van het grootste belang is ook, waar te nemen, welke stroomingen zich deden gelden bij het versieren van deze bouwwerken; hun aantal is al niet veel kleiner dan van die welke wij in de architectuur hebben aangetroffen.
De voornaamste branche van sierkunst, die den Noormanschen vorsten ten dienste stond, was die der mozaïek, en in dit opzicht richtten zij zich geheel naar de Byzantijnsche voorbeelden. Niet alleen de wijze waarop de mozaïeken werden aangebracht, maar ook de stijl, waarin zij werden uitgevoerd, was geheel die der Byzantijnen.
Het schijnt waarschijnlijk, dat ook enkele kerken in Zuid-Italië met mozaïeken versierd werden, zelfs bestaat er - zooals ik reeds zeide - in de kathedraal van Salerno een goed uitgevoerde figuur van den Evangelist Mattheus van omstreeks het jaar noo. Hoogstwaarschijnlijk is dit echter een voortbrengsel van de monniken der groote Benedictijner Abdij van Montecassino, waar gedurende het bewind van den abt Desiderius (1058-'86) een werkelijke kunstsschool ontstond en waarheen eenige Byzantijnen ontboden werden om de broeders in verschillende technische geheimen in te wijden; wij weten dat deze monniken verscheiden kerken met mozaïeken sierden. Die welke wij in de kerken van Sicilië aantreffen zijn echter zuiverder Byzantijnsch, vooral de oudste; ik bedoel die in Sta Maria dell' Ammiraglio en in de kathedraal van Cefalu, dateerende van omstreeks 1143 en 1148.
De mozaïeken van Cefalu winnen het van al de andere door de fijnheid der techniek, de edele vormen, de weelde der kleurschakeeringen en - voor mozaïeken een zoo zeldzame eigenschap - de zachte nuanceering. De voorstellingen zijn hier uiterst sober. In den aps ziet men bovenaan de halve figuur van Christus-Pantocrator, daaronder in drie rijen de Maagd
| |
| |
Maria tusschen vier engelen, en de Twaalf Apostelen (fig 10; zie Januari-nummer); op de zijmuren vindt men rijen van Heiligen. De inscripties zijn in het Grieksch en Latijn; deze laatste zijn echter waarschijnlijk eerst bij restauratie aangebracht.
De mozaïeken welke in Sta Maria dell' Ammiraglio bewaard bleven, hebben, behalve een godsdienstige beteekenis, ook betrekking op den stichter en den regeerenden vorst. De eerste - George van Antiochië - is afgebeeld knielend voor de Maagd Maria, terwijl Roger II is voorgesteld uitgedoscht als een Byzantijnsche Basileus, wien Christus de kroon op het hoofd plaatst. Verder vindt men ook hier den nooit ontbrekenden Christus-Pantocrator, de Maria-boodschap, de Geboorte van Jezus, zijn eerste Tempelgang, en de Dood van de Maagd Maria. Men heeft veelal aangenomen dat de kunstenaars, die wij hier ontmoeten, dezelfde geweest zouden zijn als die te Cefalu werkzaam waren, maar wegens den grooten zin voor eenvormigheid, die de Byzantijnsche kunst kenmerkt, schijnt mij dit een gewaagde onderstelling. In kwaliteit komen deze mozaïeken die van Cefalu wel het meest nabij, hoewel zij mij toch iets minder schoon toeschijnen. De inscripties zijn hier in het Grieksch gesteld.
De cyclus van mozaïeken, die de Cappella Palatina siert, is zeer uitgebreid. Men heeft ze aan twee op elkander volgende groepen van kunstenaars willen toeschrijven, maar hiertoe zie ik eigenlijk geen grond, en zij dateeren zeker alle uit den tijd van Willem I (1154-'66) (zie fig 5 van het 1e stuk).
De muren van de kerk toonen een ononderbroken reeks van voorstellingen, welke zijn vervolg vindt op de muren boven in het schip der kerk. De koepel en de drie apsiden zijn vol van mozaïeken; men vindt er ook in de arcaden tusschen de kolommen, en boven de kolommen zelve (fig. 11). De meeste voorstellingen hebben betrekking op het Oude en Nieuwe Testament en de geschiedenis van S.S. Petrus en Paulus, en verder ziet men er Propheten, Evangelisten en ontelbare Heiligen. Christus-Pantocrator treft men er tweemaal aan, eenmaal in een apside, en ook nog eens in den koepel, omringd van Engelen. De inscripties zijn in het Latijn en in het Grieksch, de laatstgenoemde zijn talrijker en de andere, die er veelal niet oorspronkelijk uitzien, zijn waarschijnlijk eerst bij latere wijzigingen en restauraties aangebracht. Of deze mozaïeken werkelijk door Grieken werden uitgevoerd, is niet met zekerheid te zeggen. Zeker waren het Grieken, die in deze kunst het meest bedreven waren, en hoogstwaarschijnlijk werden de mozaïeken in Cefalu en in de Sta Maria dell' Ammiraglio door Grieken, of ten minste door onmiddellijke scholieren van deze, vervaardigd. De figuren in de Cappella Palatina echter hebben een ietwat harder en minder verfijnd aspect, en dit zoowel in de teekening als in de kleuren; het voorkomen der personen is minder statig en geestelijk sereen en ook minder gratievol.
| |
| |
Terwijl het verval in de laatstgenoemde mozaïeken nog maar nauwlijks is waar te nemen, wordt het in die in de kathedraal van Monreale een voldongen feit, hetwelk ons bij vergelijking met de oudere producten van deze kunst dadelijk in het oog springt. De mozaïek-decoratie, die ongeveer van denzelfden tijd als de bouw der kathedraal moet dateeren (1174-82), en aan Willen II te danken is, beslaat een oppervlakte van 6 à 7000 vierkante meters (fig. 6 van het 1e stuk en fig. 11 en 12.) De onderwerpen zijn dezelfde als in de Cappella Palatina - de Pantocrator en de aps; de voorstellingen uit het Oude Testament in het middenschip, boven de kolommen; die van het Nieuwe Testament op de zij muren en hier ook in de Transepten. Ook in deze kerk vinden wij voorstellingen uit de geschiedenis van den heiligen Petrus en Paulus, verder van de Madonna, Engelen en vele Heiligen. In de nabijheid van het koor zien wij twee afbeeldingen, die op Willem II betrekking hebben; in de eene biedt hij de kerk, waarvan hij een phantastisch model draagt, aan de Madonna aan, in de andere plaatst Christus hem de kroon op het hoofd (fig 13). De twee mozaïeken stellen den vorst op nog al verschillende wijzen voor; misschien is dit een gevolg van restauratie.
Zooals ik reeds zeide toonen de mozaïeken van Monreale een voortgang van het verval wat wij reeds in de Cappella Palatina waarnamen. Zonder twijfel zijn het voortbrengselen van Italjaansche, of ten minste niet Oostersche kunstenaars. De gelaatstrekken zijn, in vergelijking met de oudste Siciliaansche mozaïeken, vulgair, en zoo zijn ook de uitdrukkingen en houdingen. Het is waar dat de Byzantijnsche gematigdheid in uitdrukking en actie aan hunne voorstellingen dat verhalend element ontnamen, dat een kwaliteit is van de Italjaansche en andere Westersche afbeeldingen, en ook hier gaat het gebrek aan verfijning gepaard met een spontaniteit en een realisme, hetwelk, hoewel hier nog in een uiterst primitieven vorm, toch reeds een zekere psychologische waarde aan de handelingen geeft.
Wat wij verder in Sicilië aan mozaïeken aantreffen is minder belangrijk. Van beteekenis is nog de versiering van den ‘zaal van Roger’ in het paleis, een van de weinige oorspronkelijke gedeelten van dit koninklijk verblijf, waarvan de Cappella Palatina een onderdeel vormde; behalve medaillons, die figuren van dieren omlijsten, ziet men boven aan de muren vogels en jachtafereelen afgebeeld.
In Palermo vindt men verder nog kleine mozaïeken in de kerk en in het oude klooster van S. Gregorio - Madonna met een kleine adorateur en een aartsengel - en in de kathedraal, waar bij den ingang een Madonna is afgebeeld. In het museum van Siracusa is een mozaïekfragment hetwelk waarschijnlijk ook deel uitmaakt van een jachttafreel. De mozaïeken welke te Messina bestonden werden door de aardbeving bijna geheel verwoest.
| |
| |
Terwijl wij in Zuid-Italië bijna geen mozaïek-voorstellingen aantreffen, ontmoeten wij er daarentegen een zeker aantal zuiver decoratieve mozaïeken, welke gebruikt werden voor het ornamenteeren van de vloeren, van kansels en andere monumentale en liturgische benoodigdheden. Deze twee vormen van mozaïek-versiering - ik meen de zoo juist genoemde, en die der vloeren - zijn van een geheel verschillend karakter. De mozaïekvloeren eigenlijk heelemaal geen bijzonderheid van Zuid-Italië, en eigenlijk zelfs ook niet van Italië, want men vindt ze in vele andere streken, zij zijn vooral in Duitschland geen zeldzaamheid.
Een mozaïek-vloer van 1132 te Patir toont een Arabisch monogram; een ander, van 1163-66 dateerende, bevindt zich in de kathedraal van Otranto en bestaat uit een mengsel van Arabische motieven, Byzantijnsche iconographie en Noordelijke elementen in de afbeelding van chimères en in zekere onderwerpen, die aan den roman van ‘le Roi Arthur’ ontleend zijn. Het geheel werd door een griekschen priester geteekend.
Een dergelijk cosmopolitisch mengsel vormde ook de verwoeste mozaïekvloer van de kathedraal te Brindisi, gemaakt op last van een Franschen bisschop, en waar men Fransche inscripties aantrof naast voorstellingen ontleend aan het Oude Testament en aan de legende van Karel den Groote, en Islamsche siermotieven. Dergelijke mozaïeken tooien thans nog de kathedraal van Taranto en een kerk op het eiland Tremite, terwijl die welke in de kathedraal van Lecce bestond, verdwenen is.
Mozaïek-vloeren komen niet in de Campania voor, waar de andere vorm van decoratieve mozaïek-kunst bloeide, welke daarentegen blijkbaar niet in Apulië, maar wel in Sicilië doordrong. Deze mozaïeken, die uitsluitend uit geometrische motieven bestaan, sieren de kansels van verscheidene kathedralen en andere kerken in de streek van Napels.
De schoonste zijn die, welke wij in de kathedraal van Salerno vinden, dateerend van het jaar 1175 en die geschonken werden door den reeds genoemden Matteo d'Ayello, kanselier van Sicilië en Bisschop Romnoldo. Het ensemble bestaat hier uit twee gestoelten - een van welke met belangrijk beeldhouwwerk is voorzien - een koorafsluiting, een enorme kandelaar, een arcade, die indertijd boven den ingang tot het koor stond en nu in een zijwand geplaatst is (fig. 14).
Te Salerno vinden wij de rijkste, maar niet de oudste voortbrengselen van deze kunst. Een veel ouder voorbeeld treffen wij aan te Ravello, in de kathedraal, waar een kansel van een geheel anderen vorm reeds uit den aanvang der 12e eeuw dateert. Behalve geometrische motieven, zijn hier ook vogels afgebeeld en een vreemd monster, hetwelk ter eener zijde een man verslindt, en dezen aan den anderen kant weer voortbrengt, waarschijnlijk een voorstelling van de geschiedenis van Jonas. Een dergelijk
| |
| |
fig. 11. abraham's offer en andere voorstellingen.
mozaïeken in de cappella palatina, palermo (1154-66).
(Foto Alinari).
fig. 12. episoden uit de geschiedenis van st. paulus.
mozaïeken in de kathedraal van monreale (1174-82). (foto alinari).
| |
| |
fig. 13. koning willem ii door christus gekroond.
mozaïek in de kathedraal van monreale (1174-82). (foto alinari).
| |
| |
gestoelte ziet men ook te Rome in de kerk van S. Maria in Cosmedin. Belangrijke voortbrengselen van deze zelfde kunst komen ook voor te Ravello in de kerk van S. Govanni del Toro (niet uitsluitend geometrisch) in de Badia van Cava dei Terreni, terwijl van het belangrijk stuk, dat twee opeenvolgende bisschoppen voor de kathedraal van Almalfi deden vervaardigen, de fragmenten nu grootendeels in den klooster hof bewaard worden.
Deze kunst schijnt geen verband te houden met die welke ongeveer terzelfder tijd de familie der Cosmati's te Rome beoefende, hoewel de producten van deze beide scholen wel op elkaar gelijken. De motieven die men in de Campania ziet, toonen meer overeenkomst met die welke eenige fragmenten sieren van de oorspronkelijke abdij van Montecassino. Het schijnt dan ook wel het waarschijnlijkst, dat de monniken van Montecassino - die, zooals men zich herinneren zal, bij de Byzantijnen in de leer gingen - deze werken ten uitvoer brachten, of ten minste direct inspireerden.
Dergelijke versieringen op de muren van de kerken van Palermo en Monreale en vooral een kansel in de Cappella Palatina in de eerstgenoemde stad toonen aan, dat, hoewel minder verspreid, deze vorm van decoratieve mozaïek, ook in Sicilië bekend was.
In tegenstelling met het uiterst eenvoudig beeldhouwwerk van de kerkportalen van de ‘Norman’ stijl, treft men in het Zuid-Italjaansche rijk der Noormansche vorsten, en voornamelijk in Apulië, een groot aantal portalen aan, welke een uiterst rijke Romaansche decoratie doen zien. Van een opsomming zal ook hier weer geen sprake zijn, maar even wil ik de voornaamste noemen.
Het is in de eerste plaats het decoratieve beeldhouwwerk aan de kathedraal van Bari, waar zoowel de deur- als de raamomlijstingen zeer fraai uitgevoerd Romaansch beeldhouwwerk toont, waarvoor echter dat van de basilika van St. Nikolaas en van de kathedraal van Trani niet onderdoet.
Mooie portalen vinden we ook aan de kerk van S. Benedetto te Brindisi en St. Maria te Siponto, terwijl de figuren aan de portalen van de kathedraal van Troia en vooral aan de kerk van Monte S. Angelo, hoewel onverfijnd, toch vooral aan Fransche Romaansche plastiek doen denken. De in elkander gedrongen, op bladermotieven gebaseerde decoratie van de portalen van de S. Niccolo en Cataldo te Lecce heeft daarentegen een bepaald Mohammedaansch karakter.
Wij vinden in deze zelfde streek een grooten rijkdom van kapiteelen, welke veelal het voorkomen hebben van Byzantijnsch werk, zooals dat vele eeuwen vroeger b.v. te Ravenna gebruikt werd. Zij komen o.a. voor in de S. Nikolaas kerk te Bari en in de kathedralen van Trani, Taranto en Otrante, en ook aan de uiterst eenvoudige graftombe van Roger II in de kathedraal van Palermo.
| |
| |
In de kripten van de juistgenoemde kerken hebben de kapiteelen en ook de met beeldhouwwerk gesierde pilaren, een droger, harder voorkomen, dat er eer een Noordelijk Romaansch aanzien aan geeft, hetgeen ons vooral treft te Bari en Venosa, waar wij chimères op de kapiteelen ontmoeten. De kansel van 1158 in de kathedraal van Troia toont een rijke decoratie van denzelfden stijl.
Aan de kunst, waarmee de kapiteelen gesierd werden, sluit zich ook de decoratie der bisschopstronen aan, waarvan verscheiden in Apulië bestaan. Die welke zich te Monte S. Angelo bevindt, dateert van het jaar 1055; zij is eenvoudig van vorm, rustend op twee liggende leeuwen, en is versierd met olifanten, leeuwen en luipaarden, hetgeen dezen zetel een Mohammedaansch voorkomen geeft, hoewel de uitvoering zeker Italjaansch is. In de kathedraal van Canossa vindt men een troon door twee olifanten gedragen dateerend van 1078-'89, de technische behandeling hier herinnert weer aan de Noordelijk Romaansche kunst, evenals een kansel op vier hooge zuilen rustend, in dezelfde kerk. Dergelijke tronen vindt men ook in de kerk op de Monte Giordano, en in de kathedraal, en in de St. Nikolaas kerk te Bari. De laatste welke door mansfiguren getorscht wordt is wel het belangrijkst en het mooist, maar dateert reeds uit de 12e eeuw (fig 15).
De beeldhouwkunst in de Campania heeft over het algemeen een ander aanzien. Ook hier komen eenige stukken voor, die een Romaansch aspect hebben, zooals de figuren aan den reeds genoemden kansel in de S. Giovanni te Ravello, of wel het portaal van de S. Marcello kerk te Capua, maar een geheel anderen stijl, welke uitblinkt boven die van al het overige beeldhouwwerk, dat in Zuid-Italië tot stand kwam, kan men aan het kleinere gestoelte van de kathedraal van Salerno waarnemen, en daarin duidelijk de antieke inspiratie. De vormen hebben weliswaar, dank zij den middeneeuwschen geest, een zekere verandering ondergaan, maar de edele klassieke lijnen zijn in vele figuren het voornaamste element (fig 16). Zonderling is het, dat hier, waar overigens niets ons den Islam herinnert, de kunstenaar een half naakten Arabier afbeeldt, wiens hoofd met een tulband gedekt is.
Een vorm van reliefplastiek uit de Noormansche periode in Zuid-Italië die herhaaldelijk voorkomt, is die welke de bronzen kerkdeuren siert.
Van omstreeks 1060 af, toen een lid van de weldadige en kunstlievende familie Pantaleon van Amalfi een paar dergelijke deuren te Constantinopel deed uitvoeren treffen wij een lange reeks van dergelijke voortbrengselen der kunstnijverheid aan. De juist genoemde deuren waren voor de kathedraal van Amalfi bestemd, waar men ze ook heden nog ziet. Het geheel bestaat uit 24 bronzen platen, waarin de voorstellingen gegraveerd, en ook gedeeltelijk in gekleurd email uitgevoerd zijn; zes leeuwenkoppen houden elk een ring in hun bek; ook zijn kruizen als versiering op de
| |
| |
deuren aangebracht. Kort daarop deed de abt van Moncassino een dergelijke deur te Constantinopel vervaardigen, op welke alleen kruizen voorkomen. De door brand grootendeels verwoeste deur van S. Paolo-fuori-le-Murc te Rome, toont het jaartal 1070 en den naam van den zelfden Pantaleon. Van 1076 dateeren de deuren van Monte S. Angelo, eveneens met 24 geëmailleerde voorstellingen en 6 leeuwenkoppen gesierd; in 1084 deed een Lombardische nobelman er een stel voor Salerno uitvoeren en in 1087 kreeg Atrani, een voorstad van Amalfi, een dergelijk paar deuren.
De tot dusverre genoemde bronzen deuren werden blijkbaar alle in Constantinopel uitgevoerd, zoowel de inschriften als het voorkomen der figuren overtuigen ons hiervan; de onderwerpen toonen echter aan. dat de deuren speciaal werden uitgevoerd naar de plaatsen voor welke zij bestemd waren en de inscripties zijn grootendeels in het Latijn.
De bronzen deuren, die wij in Apulië vonden, schijnen echter alle van Italjaansch fabricaat te wezen en dateeren uit de 12e eeuw. De oudste van deze is die welke de grafkapel van Bohemond sluit, dateerend, zooals men zich zal herinneren van 1111, en aangebouwd tegen de kathedraal van Canossa. Aanstonds worden wij er door getroffen dat de kunstenaar zich niet uitsluitend aan zijn Byzantijnsch model hield maar er vreemde elementen aan toevoegde en de rosaces en andere aangebrachte ornamenten hebben een zuiver Saraceensch karakter. De figuren, die in het brons gegraveerd werden stellen den hier begraven Bohemond, zijn vader en verscheidene andere bloedverwanten voor. Het werk is geteekend door een' zekeren Rogerius waarschijnlijk van Amalfi.
De kathedraal van Troja bezit twee bronzen deuren, beide uitgevoerd door Oderisius van Benevento en aangeboden door een bisschop Willem, die zichzelf ‘steunpilaar der kerk en bevrijder van het Vaderland’ noemt.
Deze laatste zelfverheerlijking was zeker wel tegen de Noormansche dynastie gericht. De deuren dateeren van de jaren 1119 en 1127 en het is duidelijk, dat de kunstenaar die van Amalfi tot voorbeeld genomen had, hoewel hij meer werk maakte van de opgelegde decoratie; jammer genoeg zijn eenige gedeelten door latere stukken vervangen. De kerk van S. Bartolommeo te Benevento had een paar bronzen deuren van denzelfden kunstenaar, maar deze zijn nu verdwenen.
Terwijl de makers van de deuren te Canossa en Troja nog ten minste in zooverre de Byzantijnsche techniek volgden, dat ook deze ons een samenvoeging van graveerkunst en émail toonen, vinden wij, overal onder de latere voortbrengselen, verscheiden die een ander voorkomen hebben, doordat de voorstellingen in relief zijn aangebracht. De groote kunstenaar van Zuid-Italië, die hier in uitblonk, was Barisanus van Trani, van wien wij een stel deuren aantreffen aan de kathedraal van zijn vaderstad, en een ander, waarschijnlijk van omstreeks 1186 aan de kathe- | |
| |
draal van Monreale; in de Campania, te Ravello, bevindt zich aan de kathedraal een paar deuren, gedateerd 1179, van de hand van denzelfden kunstenaar (fig 17).
Barisanus wijkt niet alleen af van de tot dusverre gebruikelijke techniek, maar ook van de keus van onderwerpen. Op zijn deuren vinden wij, naast een betrekkelijk groot aantal Christelijke voorstellingen, ook vrij talrijke niet godsdienstige motieven: boogschutters, vechters en chimères. Deze onderwerpen komen geheel overeen met die, welke men op een aantal ivoren doozen vindt, vroeger aan de 4e of 5e eeuw toegeschreven, maar blijkbaar in de 10e, 11e en 12e eeuw en mogelijkerwijze gedeeltelijk in Zuid-Italië voortgebracht. De stijl dezer ivoren en die der bronzen deuren van Barisanus is ook geheel dezelfde en het schijnt mij dan ook niet twijfelachtig, dat wij hier met voortbrengselen van dezelfde kunstrichting te doen hebben.
Aan de kathedraal van Monreale vinden wij ook nog twee deuren met bronzen reliefs van Bonanus van Pisa, van 1186, van wien er ook een stel bestaat aan de kathedraal van zijn eigen stad. De stijl is een geheel andere, want het werk van Bonanus behoort tot de Toscaansch-Romaansche kunst.
Op de houten deuren van den St. Nikolaas van Bari komen ook twee fragmenten van bronzen deuren voor, waarvan de rest nu verdwenen is.
Van een eigenlijke school van ivoor-snijders kan voor Zuid-Italië en Sicilië in de 11e en 12e eeuw geen sprake zijn. Zooals ik zooeven zeide is het mogelijk dat van een groep van ivoren kistjes een gedeelte in Zuid-Italië tot stand kwam. Deze groep, welke somtijds genoemd wordt naar het voornaamste daartoe behoorende stuk, de ‘Veroli casket’ in het Victoria en Albert-Museum te Londen, toont een merkwaardig voortbestaan, of herleven, van antieke elementen, naast vrij zuiver Byzantijnsche trekken; het is dan ook niet onmogelijk dat het type oorspronkelijk werkelijk in Byzantium ontstond, maar het schijnt mij toch ook zeer aannemelijk dat een aantal hunner in Zuid-Italië werd vervaardigd., vooral met het oog op de stylistische overeenkomst met het werk van Barisanus van Trani. Het belangrijkste exemplaar is daarbij van Veroli, dus ook uit Zuid-Italië afkomstig; in de Cappella Palatina te Palermo treft men een en ander aan.
Eenige ivoren plaquetten heeft men wel is waar aan Zuid-Italië toegeschreven - o.a. een zeer schoone Opwekking van Lazarus, in het British Museum - maar het voor vergelijking geschikt materiaal, dat deze attributie zou moeten staven, ontbreekt. In de kathedraal van Salerno bestaat echter een zeer belangrijk ivoren altaar met een groot aantal Bijbelsche voorstellingen en men neemt, niet zonder grond, aan, dat dit het oorspronkelijk altaar zou wezen, gemaakt voor de kerk zelve,
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
fig. 14. kansel, koorafsluiting en kandelaar in de kathedraal van salerno (1175).
(foto alinari).
fig. 15. bisschopszetel, st. nicolaaskerk
te bari, twaalfde eeuw. (foto alinari).
fig. 16. beeldhouwwerk van den kansel in de
kathedraal van salerno (omstreeks 1175).
(foto Moscioni).
| |
| |
fig. 17. gedeelte van een bronzen deur,
door barisanus van trani. kathedraal
te ravello (1179). (foto alinari).
fig. 18. gedeelte van een ivoren altaar
in de kathedraal van salerno.
(omstreeks 1084?). (foto moscioni).
fig. 19. metalen kistje uit de cappella palatina te palermo.
oostersch damasceerwerk. (foto brogi).
| |
| |
welke Robert Guiscard deed bouwen en die in 1084 gewijd werd (fig. 18). De voornaamste elementen zijn Byzantijnsch, maar in de iconographie en in de vrije, ietwat populaire wijze waarop de handeling is weergegeven, treft men toch ook vele Westersche, of wel Italjaansche factoren aan; heel mooi of fijn van uitvoering zijn deze ivoren eigenlijk niet.
Een op zich zelf staand stuk van kunstnijverheid is het ciborium, dat zich over het altaar in de St. Nikolaas kerk te Bari bevindt. Het geheel heeft den vorm van een dubbelen baldakijn, maar een medaillon in émail uitgevoerd toont ons den vorst Roger II, die zich door den heilige, wiens relequien in deze kerk bewaard worden, de kroon op het hoofd doet zetten, een voorstelling zooals wij die reeds herhaaldelijk vonden, en die als type van Byzantijnschen oorsprong is. Het émail heeft het aanzien van een Fransch werk, maar toch is bijna niet aan te nemen, dat het werkelijk in Frankrijk zou zijn uitgevoerd.
Wat van kunstnijverheid in Sicilië werd uitgevoerd heeft veelal een zuiver Mohammedaansch voorkomen. De zoldering van de Cappella Palatina met hare als stalaktieten neerhangende ornamenten scheidt zich in niets af van die welke men in de Arabische Moskeeën ziet (fig. 5 van het 1e stuk). De geschilderde figuren, die van dezelfde zoldering afkomstig zijn, bevinden zich nu in het museum van Palermo; het zijn afbeeldingen van Oostersche personen, in Muzelmansche kleedij en geheel uitgevoerd in den stijl der Perzische miniatuurkunst. Een en ander was ongetwijfeld het werk van Saraceensche kunstenaars, en aan hen danken wij ook de decoratie van den hof van de Zisa, die geheel met de zoldering van de Palatijnsche kapel overeen stemt.
De Noormansche vorsten waardeerden de Saraceensche zijde-weef kunst zoozeer, dat zij een weverij aan hun hofhouding verbonden, en eerst in de 13e eeuw verloren de Siciliaansche voortbrengselen eenigszins het aanzien van Mohammedaansch werk. Prachtige zij de-weefsels van het atelier van Palermo vindt men in verschillende plaatsen van Europa. In het Museum van Weenen wordt - behalve eenige liturgische gewaden - Roger II's statie-mantel bewaard, gedateerd van 1133; een deel van zijn zijden gordel vindt men in de kathedraal van Cefalu. Twee stukken, die voor Willem II vervaardigd werden en geteekend zijn door den kunstenaar Abd-el-Aziz zijn verdwaald geraakt naar Ratisbon, en andere dergelijke producten der weef kunst treft men aan in de kerken van Chur, (Zwitserland) van St. Rambert-sur-Loire en van Sense.
Een uitstekend voortbrengsel der Oostersche damasceerkunst, bevindt zich in het paleis te Palermo, maar is afkomstig van de Cappella Palatina, het is een klein metalen koffertje, en een der fraaiste van dezen vorm van kunstnijverheid (fig. 19).
Behalve eenige ivoren kistjes van minder belang treffen wij er hier ook
| |
| |
een aan, beschilderd met jachttafereelen, in stijl weer geheel overeenkomend met de Perzische miniaturen. Waarschijnlijk werden deze voorwerpen ten tijde van Willem II vervaardigd, daar hij zeker niet de beste, maar wel de meest Oostersch gezinde vorst van de Noormandische dynastie was.
En hiermede wil ik dit overzicht van de kunstproductie ten tijde der Normandische vorsten in Zuid-Italië eindigen. Hoewel reeds lang, kan het slechts een zeer onvoldoend beeld geven van de beteekenis dezer beweging.
Wij kunnen niet zeggen, dat, dank zij de aanmoediging dezer vorsten, in hun rijk een eigen nationale kunst ontstond, maar de verdienste dier vorsten bestond daarin, dat zij niets onderdrukten, en dat zij de verschillende onsamenhangende kunstrichtingen, die zich om hen schaarden, wisten te schatten, te doen voortbestaan en zelfs tot bijzonderen bloei te brengen.
Palermo werd onder hun bewind een brandpunt van beschaving, zooals er in die tijden maar weinige bestonden, en het vele schoons dat daar tot stand kwam, weerkaatst de wijze verdraagzaamheid met welke de vorsten alle elementen, die in hun cosmopolitisch rijk vereenigd waren, tot hun recht wisten te brengen.
Dit overdenkende krijgen wij wel een heel anderen indruk van de Noormansche vorsten als die welke onze Vaderlandsche geschiedenis ons verschaft, maar dit bewijst slechts in hoe korten tijd deze hoogst begaafde mannen zich met de hun aanvankelijk onbekende beschaving wisten vertrouwd te maken.
|
|