| |
| |
| |
fig. 10. mozaïeken in de apsis van de kathedraal van cefalu (omstr. 1148). (foto alinari).
| |
| |
cabinet van zwakt- en goudlak, in het bezit van h.m. de koningin.
| |
Japansch lakwerk,
door H.C. Buurman.
NOG te weinig wordt Japansch lakwerk in Europa gewaardeerd. Toch vraagt goed Japansch lakwerk onze aandacht, omdat het op een hoogen trap staat als voortbrengsel van nijverheid, en omdat het, broos meestal en delicaat in zijn satijn-glanzende huid, eeuwen lang goed blijft. Er is lakwerk, dat de hedendaagsche Japansche industrie maakt voor export, en er is lakwerk, dat de Japanner in eigen land houdt en waardeert als gebruiksvoorwerp, voldoend aan smaak en eisch. In vroeger eeuwen en ook nu nog wel worden lakwerken vervaardigd, die den toegewijden arbeid van jaren vragen van een kunstenaar.
In het begin van de zeventiende eeuw, toen het onzen Oostinjevaarders eindelijk gelukt was om nà de Portugeezen den weg te vinden naar Japan, werden de Hollanders daar vriendelijk ontvangen. De Shogoens van de Tokoegawa-dynastie, die de werkelijke macht in Japan hielden, regeerden naast den keizer, wien, als een half-goddelijk wezen, slechts een schijn van macht was gelaten. De Shogoen Iyeyasoe zorgde, dat de Hollanders gastvrij ontvangen werden in het Japansche rijk en bij de uitwisseling van geschenken is ook menig kostbaar lakwerk gekomen naar Holland. In de eeuwen, die volgden, waarin wij de eenige Europeesche natie waren, die een handelspost in Japan mocht houden, droeg menig schip lakwerk naar ons Holland, waar het in veel gevallen bewaard is gebleven in Musea of in de collecties van oude families.
Veel beschaving en vele uitingen van beschaving zijn uit China naar Japan gekomen, meestal door Korea. Zoo zou het niet behoeven te verwonderen, als het Chineezen zijn geweest, die het eerst lakwerk maakten en de kunst later door Koreanen werd overgebracht naar Japan. Chineesche legenden spreken van het gebruik van lakwerk in 2225 vóór Christus. Japansche legenden duiden aan, dat de kunst van het lakken geheel van Japanschen oorsprong is en ontdekt werd in 392 vóór Christus. Maar een verhaal uit het jaar 100 onzer jaartelling vertelt hoe onder de regeering van Keizer Keiko een zekere Yamato Takeroenomikoto, aan het jagen zijnde in de provincie Yamato, een tak afbrak van een kleinen boom en zag, dat het sap uit dien boom op zijn hand een vlek maakte, prachtig zwart. Het sap droogde vlug en de jager begreep, dat dit een goede dekking voor hout zou kunnen zijn. Blijkbaar was Yamato Takeroenomikoto een rijk man, tenminste het verhaal vertelt, dat hij een van zijn volgelingen opdroeg om proeven met dit wonderbare sap te nemen. Eerst werd houten speelgoed er mee bestreken, later huishoudelijke gebruiksvoor- | |
| |
werpen en het bleek dat heet water geen schade aan het lak deed en het hout sterker werd als men het sap er op aanbracht.
Japan, een land waar van oudsher ambtenarij in hoog aanzien staat, beloonde den volgeling, Tokowa Soekoené genaamd, door hem te benoemen tot eerste Ambtenaar van Lakwerken.
Eerst in 724, onder de regeering van Keizer Shomoe, werd in Japan zilver en goud gebruikt om er de sierlijkheid van zwart lakwerk mee te verhoogen. Andere kleuren dan zwart wist men toen nog niet te bereiden; het duurde tot het jaar 1333 voor rood lak gebruikt werd. De Ambtenaar van Lakwerken nam in die kunstzinnige eeuwen een eerste plaats in het rijk in. Pas in later tijden, toen de krijgshaftige Shogoens het zwaard het belangrijkste stuk speelgoed achtten, raakte het gedaan met de macht van den Ambtenaar van Lakwerken. De Diamyo's, de onafhankelijke leenheeren, waren te vaak op het oorlogspad om in zoet gepeins de schoonheid van een kunstwerk van lak te genieten. En de machtige soldatenstand, de Samoerai's, verheven tot een der eerste standen van het rijk, leerde van jongs af aan alle kunst minachten. Soberheid, gehardheid, waren de eigenschappen, die golden voor een krijgsman, voor den man, die geloofde verre te zijn verheven boven alle zachtere gevoelens. Die werden overgelaten aan de vrouwen, die in de eerste plaats hun man en heer in gedweeheid moesten dienen en daarnaast dan wel mochten dwepen met kunst, muziek en zang, lakwerk of wat al meer.
Na de twaalfde eeuw, toen de stad Kamakoera in aanzien steeg, omdat de Shogoens er resideerden, trachtte men daar een lak-industrie te vestigen, door beroemde lakwerkers uit Kyoto en Nara er heen te lokken, maar men kon Kyoto den roem niet ontnemen. Bleef Nara tot den huidigen dag de plaats, waar nog fijn lakwerk komt uit de handen van de kunstenaars, Kyoto hield van de eerste tijden tot nu toe den naam en positie van voornaamste plaats voor de lak-industrie, en de pogingen van de stad Kamakoera hadden weinig succes.
In de dertiende en in het begin van de veertiende eeuw legden monniken en priesters zich op de kunst van het lakken toe en vooral het klooster van Negoro bracht schitterende stukken voort. Om zijn rood-gelakte kommen werd het klooster geroemd en nu nog heet die soort: Negorolakwerk.
Maar wat vooral nieuw leven in de lak-industrie bracht, was het ontstaan van de thee-ceremonie. Die thee-ceremonie, nog in eere, maar nu feitelijk meer kunstmatig in eere gehouden, is een soort van half-religieuze, half-ceremonieele studie om naar overlevering en gewoonte op omslachtige wijze thee te schenken en te genieten. Rijke mannen lieten in hun tuinen wel thee-huisjes bouwen, gelijk aan tempels van thee-vereering, waar jonge meisjes als Vestaalsche maagden de thee bewaak- | |
| |
ten en, kwam de groote heer zijn thee genieten, met angstige nauwgezetheid de honderden handelingen uitvoerden, die noodig zijn om de thee-ceremonie te volbrengen. Daar zat de heer op zijn kussen, met of zonder gasten, alleen of tezamen in vrome aandacht te volgen hoe naar ritus de houtskool in de hibachi, den vuurpot, tot gloeien werd gebracht, het water opgezet, de thee bereid en gepresenteerd werd. Eén handeling, niet volgens de voorschriften gedaan, zou het meisje in ongenade brengen.
Die thee-ceremonie, die door het gansche Japansche rijk onder de Shogoens met een haast ziekelijken ijver werd betracht, maakte dat geen voorwerp te kostbaar was om glans bij te zetten aan dezen godsdienst van de thee. Vuurpotten en waterketels, prachtige gewaden voor de thee-maagden, speciale thee-kakemono's, kwamen in gebruik naast het meest kostelijke lakwerk om de thee in te bewaren, om de dikke poeder-thee, bekend als de fijnste, in te roeren, of om uit te drinken. In de zeventiende en begin achttiende eeuw maakten kunstenaars lakwerken van een sobere pracht en fijnheid, van een kostelijke overdaad en grootschheid, dat we nu nog in stille vereering naar die kunstwerken staren, als we ze in onze handen mogen vatten, maar dan voorzichtig met een zachtzijden doekje, om het glanzende lak niet te schaden door de ruwe huid van onze vingers.
Tafeltjes en doozen, schrijf lessenaars en kommen, schermen en sakékopjes, ja, geheele huizen en tempels werden door kunstenaars gemaakt tot wonderen van lakwerk. Wie de gelakte tempelvloeren, de van lak glanzende houten kolommen, die de daken der tempels dragen, nu nog bestaand in Kyoto, Nara of Nikko, ziet, kan moeilijk gelooven, dat die dekking, met een zachten metaal-glans schemerend, eeuwen geleden reeds werd aangebracht. Maar nog verrassender zijn de kleine voorwerpen van goudlak, de meest kostbare lakkunstwerken. Een klein medicijn- of reukdoosje, goud gelakt, dat de Japansche dandy van vroeger eeuwen in zijn gordel droeg met er aan hangend aan koordjes, een ivoren netzoeké, een gordelknoop - zoo'n stukje grappige fantasie - is vaak waard om met een vergrootglas bekeken te worden. Of beschouw alleen al den ondergrond van een decoratie in goud op een wierookdoos aangebracht. Die ondergrond doet denken aan een zomerschen sterrenhemel, want duizenden vonkjes zuiver goud, vierkante millimeters groot, vormen met het fond van zwart lak een tintelende dwarreling.
Gelukkig dat de kunst van het lakken nog bloeit in Japan. Wel vreesde men soms dat de moderne tijd deze teere kunst zou schaden, maar de Japanner en ook in toenemende mate de vreemdeling, geniet nog van het mooie lakwerk. Het is alleen maar jammer dat vreemdelingen meestal vragen naar goedkoop lakwerk, want goed lakwerk kan niet goedkoop zijn. De vraag naar goedkoop lakwerk ontstaat omdat voor den oninge- | |
| |
wijde alle lakwerk, goedkoop of duur, even mooi glimt. Het is wel zoo, dat men eenigermate ingewijde moet zijn om lakwerk naar waarde te waardeeren.
Voor goed lakwerk is het noodig gezond, uitgewerkt cypressen-hout te gebruiken. Kersenhout, ceder- of eschdoornhout komt daarna, terwijl hout van den pijnboom wel de slechtste soort er voor is. Zijn de vormen van dun hout nauwkeurig gemaakt, dan worden de aparte stukken gelijmd, doch nooit met spijkers aan elkaar gezet. Met fijn schuurpapier wordt het gladde hout zoo lang bewerkt tot geen oneffenheidje meer te zien of te voelen is en een satijn-zachte oppervlakte is verkregen. Daarna komt een zeer belangrijke handeling, die het lakwerk zijn weerstand moet geven, n.l. het overtrekken van het hout met zijde of linnen. Daartoe wordt het hout eerst bestreken met een kleverige substantie van zwart vernis gemengd met een bepaald soort klei. Op dien kleverigen ondergrond wordt angstig-voorzichtig de zijde of het linnen plooiloos aangebracht, waarna de eerste lakbedekking wordt opgestreken. Is die droog, dan wordt met de hand allerzorgvuldigst een soort van houtskoolpoeder er over heen gewreven, tot men een spiegelend oppervlak verkrijgt. Dan wordt weer gelakt, gedroogd, en weer gepolijst en zoo gaat het nog verscheidene malen door. Wil men soliede stukjes goud, relief-figuren, enz. in de lakhuid brengen, dan gebeurt dat nu. Het inlegsel wordt met lijm op zijn plaats gebracht en weer overlakt tot alle ruwheid weg is. Daarna volgt het zeer zorgvuldig polijsten voor de laatste maal, dat het lak glad maakt en het goud, het relief, naar voren brengt.
De voorbereidende werkzaamheden vragen geen kunstenaarshand, maar wel zijn het kunstenaars, die de figuren en decoraties aanbrengen en die opwerken met rood, zilver of goud-lak.
De decoraties teekent men eerst met een kleverige vloeistof op zijdepapier, drukt dat papier voorzichtig tegen het lakwerk en haalt het er weer af. De omtrek van de decoratie is nu in een kleverige lijn op het lak aanwezig. Over die kleverige lijn strooit men een wit poeder om het ontwerp in een duidelijken omtrek te doen uitkomen. De omtrekken worden vervolgens met gekleurd lak, met goud of zilver, opgewerkt of ingevuld. Wil men b.v. een onderdeel van de decoratie doen uitkomen in goud, dan wordt uiterst omzichtig eerst verschillende malen zacht lak er op aangebracht, waarna men er poeder van zuiver goud op penseelt. Dat goudpoeder hecht zich gemakkelijk aan het zachte lak. Niet alleen moet de man, die dit werk verricht, een kunstenaar zijn om artistieke versiering te ontwerpen, maar voor de uitvoering behoeft hij een vaste hand en een zuiver oog. Geen stofje goud, geen streepje lak, mag buiten het ontwerp komen.
Bekijk eens rustig een goudlak doos, waarover b.v. een grappig gebogen
| |
| |
deksel van een schrijfdoos in goudlak met relief ornament.
(verz. r.w.p. de vries jr.).
| |
| |
medicijndoosje (inro) in goud-, grijs, rood
en groen lak.
medicijndoosje (inro) even geopend om de
verschillende afdeelingen te laten zien.
spiegeldoozen in goudlak, ingelegd met paarlemoer.
| |
| |
denneboom zijn takken spreidt. Tot ondergrond zijn er duizenden vonkjes dof goud op zwart lak gebracht, zoodat een gulden schemer werd verkregen. De stam, wat sprekender van goud, maar toch niet glimmend, heeft grillige bulten, heeft knoesten, die wat uitsteken en scheuren, die diep wegzinken. Hier is schaduw, daar een lichtglans, ginds zit weer een doode plek. Zie de takken, die leven en aan die takken schijnen de dennenaalden te trillen. Een grond van mos en dennenaalden om-dekt de knoestige wortels en hoopt zich op tegen den stam. Dat fijne werk wordt door de kunstenaars gemaakt in ruime Japansche kamers, waar niets hun aandacht afleidt. Maar de kostbare stukken mogen niet door stof bedorven worden en daarom worden die afgewerkt in aparte vertrekken, die volgens het zeggen stof-vrij zijn. Sommige firma's zijn ook daarmee niet gerustgesteld en laten de laatste bewerkingen volbrengen midden op een rivier of een meer.
Is het wonder dat voor een kostelijk stuk, waar een kunstenaar twee of drie jaar zorgvuldig aan arbeidde, soms tienduizend gulden en meer moet worden betaald?
Lak is een eigenaardige substantie. Ze blijft vochtig in een droge kamer en droogt in een vochtige kamer. Daarom gebeurt het drogen in een vertrek, waarin stoom ontwikkeld wordt.
Behalve nog hout wordt ook soms doek, metaal of porselein als vorm gebruikt. Maar hout is het meest aangewende materiaal.
Wie in Europa een Japansch tafeltje, een theeblad, een vingerkommetje, een saladebak van gelakt hout wil koopen, moet niet vragen, of er nog goedkooper is. Want goedkoop lakwerk schilfert en breekt spoedig, heeft geen linnen of zijden voering en is niet als het betere bestand tegen heet water. Goed lakwerk, ook het eenvoudige zwarte, zonder decoratie, wordt niet anders gemaakt dan na zorgvuldigen opbouw van den vorm, na overtrekken met zijde of linnen en na overlakken en polijsten tot soms 25 maal toe. Maar goed lakwerk, mits niet mishandeld, heeft bewezen eeuwen lang mooi te blijven.
|
|