| |
| |
| |
Kunstlievende vorsten uit Italiën's verleden.
Door Dr. Raimond van Marle.
V.
De Noormannen in Zuid-Italië en Sicilië.
DE regeering der Noormansche vorsten in Sicilië is het gevolg van een kleine, onbeduidende militaire verrichting.
De Noormannen, die van de 9e eeuw af de kusten van Europa teisterden, hadden in de 10e eeuw een landstreek op de Noord-Fransche kust gekregen, welke thans nog naar hun verblijf aldaar Normandië heet. Hoewel tot het christendom bekeerd en door de andere naties erkend, bleven zij belust op strijdtochten naar vergelegen landen, en deze dispositie, vereenigd met hun nieuwe godsdienstige overtuiging, was oorzaak dat zij aan vele kruistochten deelnamen. Van een dergelijke onderneming terugkeerend bevonden zij dat Salerno door de Saracenen belegerd werd. Hoewel zij slechts veertig (?) in aantal waren, werkte hun hulp zoo krachtdadig, dat de prins van Salerno er in slaagde de belegeraars op de vlucht te drijven. Deze vorst schatte zijn toevallige bondgenooten zoo hoog, dat hij een gezant met ze mede zond naar hun vaderland, om daar hunnen landgenooten aanbiedingen te doen bij hem in de krijgsdienst te treden.
In 1018 kwamen de eerste Noormansche troepen in Zuid-Italië en vochten er met buitengewoon groot succes. De hertog van Benevento, en de in Zuid-Italië gevestigde Byzantijnen zochten hun hulp. In 1028 kregen zij van den keizer een landstreek in de buurt van de stad Capua en iets later de stad Aversa, ten Noorden van Napels.
Weldra besloten zij van hun nieuw rijk uit tot een veldtocht tegen de Saracenen in Sicilië, die dit eiland sedert 831 in bezit hadden. Het was eigenlijk de Prins van Salerno die dit plan had opgevat, maar het waren weldra de Noormansche hoofdmannen die de onderneming leidden: eerst Willem met den IJzeren Arm, daarna Robert Guiscard. Het duurde meer dan vijftig jaar (1038-90) voordat de Noormannen er in slaagden de Saracenen te onderwerpen en dusdoende hunne macht in Sicilië te vestigen, waar zij tot den dood van Willem II, de Goede (1189), dus zoowat een eeuw, in stand bleef.
Intusschen werd het Noormansche gezag in Zuid-Italië door den Paus aangevallen, maar dit conflict eindigde met een overwinning van Humphry,
| |
| |
een der Noormansche vorsten, en Paus Nikolaas II erkende de rechten der Noormannen op de titels van hertog van Apulië en Calabrië en later ook op dien van groot-graaf van Sicilië, zoodat Roger I (1087-1101) over een belangrijk rijk regeerde, want ook de streek Capua, Salerno - de huidige Campania - behoorde aan hem, zoodat hij het bewind voerde over geheel Zuid-Italië en Sicilië. De verovering van zijn rijk had hij echter vooral te danken aan zijn vier broêrs Willem, Drogo, Humphry en Robert Guiscard, zoons van Tancred de Hauteville, die er twaalf had.
De Paus Gregorius VII sloot een verbond met den nieuwen staat, en de Noormansche vorsten toonden zich niet slechts getrouwe bondgenoten, maar vervulden ook hunne plichten van eerbied tegenover den Paus, als leenheer van de landen over welke zij het bewind voerden.
Zoowel Robert Guiscard als Roger I namen deel aan kruistochten, en de laatse dezer vorsten, die in 1101 overleed, was de stichter van vele bouwwerken. Zijn zoon Roger II was bij zijns vaders dood minderjarig en regeerde van 1112 tot '54; hoogst belangrijke bouwwerken en de schoonste Siciliaansche mozaieken kwamen in dit tijdperk tot stand, één van deze werd vervaardigd ter herinnering van zijn kroning tot koning der beide Siciliën. Zijn zoon Willem I (1154-66) toonde zich een veel minder bekwame vorst; gedurende zijne regeering kwam Zuid-Italië, onder aanvoering van de ontevreden edelen, tot een waren opstand, welken Willem met geweld onderdrukte; de stad Bari werd door hem in 1156 zoowat geheel verwoest, en hij kreeg den bijnaam van ‘de Slechte’. Behalve deze moeilijkheden bedreigde hem ook een aanval van keizer Frederik Barbarossa, die hem Sicilië wilde ontnemen, maar in dit conflict werd Willem bijgestaan door den Paus.
Zijn zoon Willem II werd daarentegen ‘de Goede’ genaamd (1169-89). Ook hij was minderjarig bij den dood zijns vaders. Willem II onderhield, meer dan zijn voorgangers, betrekkingen met Noord-Europa. Zijne echtgenoote was een Engelsche prinses, en zijn eerste minister de Engelschman, Walter Off a Mill. Hij sloot een verbond met Noord-Italiaansche steden, en droeg veel bij tot den vrede, die in 1177 tot stand kwam tusschen den Paus, den Keizer en de Lombardische steden. Zijn uitstekend bewind bezorgde hem een plaats in Dante's Paradijs (XX, 62). Intusschen was hij niet uitsluitend een vorst des vredes en voerde hij oorlog met de Muzelmannen en de Byzantijnen.
Met den dood van Willen II komt de Noormansche dynastie tot een einde. Constance, de reeds niet meer jeugdige zuster van Willem I, was erfgenaam van het rijk, en werd uit het klooster gehaald, om Heinrich V, den zoon van keizer Frederik te huwen, en zoodoende Zuid-Italië en Sicilië bij het keizerrijk te voegen.
| |
| |
Wat wij vooral in de regeering van de Noormansche vorsten moeten bewonderen is hunne onbegrensde verdraagzaamheid, waardoor zij alle uitheemsche elementen, welke zich in hun gebied bevonden, wisten te bewaren en tot hun recht te doen komen. Terwijl zij zelve kruistochten tegen de Muzelmannen ondernamen, werden de Saracenen, die vooral in Sicilië huisden, waar zij gedurende bijna twee eeuwen meester geweest waren, met groote lankmoedigheid behandeld. Behalve deze heidenen, was het Noormansche rijk bevolkt door Byzantijnen, die Sicilië na de Saraceensche invasie bezaten, Lombardiers, Italianen en Noormannen.
De vorsten regeerden met behulp van Emirs en een soort van parlement, en de officieele documenten werden zoowel in het Arabisch als in het Grieksch of Latijn opgesteld.
Napels was in dit tijdperk van weinig beteekenis; Amalfi en Salerno daarentegen waren reeds bloeiende steden. Amalfi had veel handel met het Oosten en was in dit opzicht een concurrent van Venetië, waartegen zij het echter op den duur moest afleggen, terwijl Salerno een medische school bezat, welke gedeeltelijk Muzelmansch was. In Apulië woonden vele Byzantijnsche kooplieden en de havensteden Bari, Barletta en Trani kwamen er tot groote welvaart. De vele schoone gebouwen en andere kunstwerken, die in Zuid-Italië en Sicilië werden uitgevoerd, waren te danken aan dezen nieuwen voorspoed, terwijl de verscheidenheid der stammen, welke in deze streken vertegenwoordigd waren, het verschil der stijlen verklaart.
Het is merkwaardig dat in het Noormansche rijk verschillende streken hunnen eigen bouwtrant bezaten. In de Campania - de streek waarin Napels gelegen is - treft men uit dit tijdperk bijna uitsluitend kerken aan, welke het oude Romeinsche basilika-model vertegenwoordigen.
De kathedraal van Amalfi buiten beschouwing latende, daar deze niets bewaart dat voor de verbouwing van 1203 tot stand kwam, zullen wij ons het eerst met die van Salerno bezig houden. Met dit bouwwerk werd dadelijk na het innemen der stad in 1084 een aanvang gemaakt en de namen van Robert Guiscard en van den Noormanschen prins van Capua, Jordan, welke hier boven den ingang van het Atrium te lezen zijn, maken het zeker, dat wij hier een kerk voor ons hebben, die haar bestaan aan het Noormansche bewind te danken heeft, hoewel deze inscriptie toch niet het voorkomen heeft oorspronkelijk te zijn. In het Atrium vinden wij een colonnade, die uit antieke kolommen en kapiteelen werd samengesteld, maar de kerk heeft van binnen veel van zijn oorspronkelijk aanzien verloren, vooral door het verdwijnen van een deel der kolommen.
Waarschijnlijk volgde men het model der beroemde, en nabijgelegen Benedictijner abdij van Montecassino, die in 1071 gebouwd werd. Een
| |
| |
fig. 1. de kathedraal van bari en haar koepel. (omstreeks 1160-80).
fig. 3. de s. cataldokerk te palermo (voor 1161). (foto alinari).
fig. 2. façade van de st. nicolaaskerk te bari (1087-1105). (foto alinari).
| |
| |
fig. 5. de cappella palatina (gebouwd 1128-40, mozaïeken 1154-66).
(foto alinari).
| |
| |
mozaïek, den Evangelist Mattheus voorstellend, dat in deze kathedraal wordt aangetroffen, schijnt eveneens tot de school van Montecassino te behooren. De kathedraal toont ons, niettegenstaande de veranderingen, die er zijn aangebracht, nog steeds duidelijk het plan der Romeinsche basilika, zonder de koepels der Oostersche bouwwerken.
De Kathedraal van Capua komt in vele opzichten met die van Salerno overeen en werd dan ook in hetzelfde tijdperk gesticht. Het atrium is echter het eenige gedeelte uit deze periode; de rest werd na 1120 gebouwd, maar ook hier vinden wij dat het basilika-model, en vooral dat van de abdijkerk van Montecassino, gevolgd werd.
Dezelfde principes hield men voor oogen bij den bouw van de kathedralen van Carinola (1103), Calvi, Sessa Aurunca, - een wel geconserveerd exemplaar (1103-1113), - Caserta Vecchia, die oorspronkelijk vooral op de kathedraal van Sessa Aurunca geleek, maar waaraan in lateren tijd koepels werden toegevoegd (voor 1153), en de kathedraal van Ravello.
Alle deze gebouwen toonen ons het model van de Romeinsche basilika, zonder koepels; dit laatste Oostersche element komt in de Campania slechts in drie kleine kerkjes voor, het zijn S. Agistino te Ravello, S. Giuseppe te Gaeta en S. Contanzo op het eiland Capri.
Geheel afwijkend van dezen bouwtrant toont zich de kathedraal van Aversa (1071-98) in de nabijheid van Napels; boven een van de zijdeuren vindt men hier weer den naam van den prins Jordan. Van het oorspronkelijk aspect der kerk is niet zoo heel veel meer overgebleven, maar de chimères, waarmee het portaal versierd is, de vorm van de koor-abs en vooral de nog ietwat onbeholpen, maar toch reeds gothische gewelven schijnen op Franschen oorsprong te wijzen; in alle geval behooren zij niet tot de Italiaansche, maar tot de Noord-Europeeschen bouwtrant.
Er bestaan in het rijk der Noormannen in Zuid-Italië eenige bouwwerken die een meer uitgesproken Fransch karakter hebben. De abdij van de Heilige Drievuldigheid te Venosa in de Basilicate bezit twee kerken, waarvan de eene achter de andere gelegen is. De tweede dezer kerken is geheel Fransch in bouwplan, stijl en ornamenteering. Met dezen bouw werd vóór het jaar 1135 een aanvang gemaakt, en na tweemaal te zijn onderbroken, werd hij tegen het eind der 12e eeuw opgegeven. Ook hier treffen wij de romaansche noordelijke chimère aan en een ietwat hard en droog uitgevoerd bladmotief, dat stellig van Noordelijke afkomst is.
Dan vinden we ook nog een kerk in den Franschen stijl gebouwd in de stad Brindisi in Apulië. Zij is aan St. Benedictus gewijd en toont, hoewel nog in zeer primitieven vorm, reeds den gothischen boog. Het is van belang hier op te merken, dat de Fransche elementen welke in eenige kerken van Zuid-Italië opvallen, niet overeenkomen met hetgeen men in dit tijdperk in Normandië aantreft, zoodat het niet is aan te nemen dat deze aan
| |
| |
de tegenwoordigheid der Noormansche vorsten moet worden toegeschreven. Men heeft dan ook gemeend, dat de internationale invloed der Benedictijnen waarschijnlijk de oorsprong van den Franschen bouwstijl in Zuid-Italië was. Te Acerenza in de Basilicate vinden wij, dat de kathedraal eveneens volgens een Fransch model gebouwd werd (1130-50); het zou kunnen zijn dat de architect alhier de abdijkerk van Venosa volgde.
Terwijl in de Campania de basilika den regel vormde, en de koepel slechts hoogst zelden voorkwam, treffen wij in Apulië en Calabrië het tegenovergestelde aan.
De basilika vinden wij hier slechts twee maal, maar dit zijn zeer belangrijke vroeg-Noormansche bouwwerken. Wij weten trouwens dat vele andere - thans verloren - monumenten onder het Noormansche bewind tot stand kwamen, maar hoewel veel tengevolge van aardbevingen verdween, zal het toch wel niet louter toeval wezen dat de overblijvende gebouwen bijna uitsluitend van koepels zijn voorzien. In Calabrië wordt de basilika vertegenwoordigd door de kathedraal van Gerace, een belangrijke, hoewel gedeeltelijk verbouwde kerk, voor het optrekken waarvan veel antiek materiaal gebruikt werd; zij schijnt uit de tijd van Robert Guiscard of Roger I te dateeren.
Van vroeger datum nog is de eerste der twee abdijkerken van Venosa, welke door den Noorman Drogon tusschen 1046 en '51 werd aangevangen en in 1059 door Paus Nikolaas II gewijd. De groote beteekenis van deze kerk is, dat zij de grafstede werd van de eerste Noormansche vorsten, want de broeders Willem met den IJzeren Arm, Drogon, Humphry en Robert Guiscard werden er begraven. Men vindt er ook het uiterst eenvoudige graf van Alberada, de eerste eegade van Robert, de moeder van Bohemond, die, wegens haar verdrag met den Lombardischen vorst van Salerno door haren echtgenoot verstooten werd.
De hier genoemde voorbeelden maken het waarschijnlijk dat de kerken der eerste Noormansche vorsten den vorm der basilika bezaten, maar, terwijl dit model in de Campania bleef voortbestaan, toont het hier volgende ons, dat in Apulië, waar de Byzantijnen zeer talrijk waren, de koepelbouw weldra het antieke model verdrong.
Van hoeveel beteekenis de koepel in den bouwstijl van Apulië was, blijkt wel uit het feit, dat het oudste voorbeeld van dergelijke kerken van vijf koepels voorzien is. Het is de kathedraal van Canossa, die tusschen 1071 en '89 tot stand kwam; naar alle waarschijnlijkheid droeg de Normansche prins Bohemond veel bij tot het doen ontstaan van deze kerk, bij den bouw waarvan blijkbaar een Oostersch model gevolgd werd. Andere kerken, van koepels voorzien, dateeren van lateren tijd. Het zijn de kathedraal van Bari, (begonnen na 1156, geëindigd na 1178) wier koepel in een achthoekige tambour verborgen is (fig 1), S. Francesco te Trani de
| |
| |
Ognisanti bij Valenzano, St. Margherita te Bisceglië, en S. Pietro te Balsegniano, deze laatste echter reeds van een later tijdperk dan dat der Noormannen (1197). Te Trani vinden wij echter nog een 12e eeuwsche kerk - S. Andrea - waarvan het plan geheel Byzantijnsch is; het toont ons als vorm het Grieksche kruis, waarop een groote koepel op een tambour rust. De reeds genoemde kathedraal van Bari is een zeer gecompliceerd bouwwerk; een galerij van arcaden aan den buitenkant dient als steun voor de zijmuren, twee hooge torens naast de apsis doen eer aan Romaansche kerken in Duitschland denken.
Geheel Oostersch daarentegen is weer de kleine grafkapel van den in 1111 gestorven Prins Bohemond, die tegen de kathedraal van Canossa aangebouwd werd. Het lage gebouwtje met zijn breede arcaden en enormen koepel doet niet zoozeer Byzantijnsch als wel Mohammedaansch aan en is zeker een resultaat van de aanwezigheid der Saracenen.
De herkomst der heerschers van Zuid-Italië doet zich ten slotte ook gelden in een der belangrijkste kerken van Apulië, n.l. in die gewijd aan St. Nikolaas te Bari, welke tusschen 1087 en 1105 gebouwd werd om de reliquiën van dezen grooten Heilige te ontvangen. Dit gebouw lijkt in zijn geheel - maar voornamelijk in zijn façade (fig 2) - bijzonder veel op de kerk van St. Etienne te Caen in Normandië, waar de Noormannen sedert de 10e eeuw gevestigd waren. Voor de kleine verschillen welke kunnen worden waargenomen bestaan technische gronden, en veelal wordt dan ook ondersteld, dat een bouwmeester uit 's vorsten vaderland met deze taak belast werd.
Verscheidene kerken hebben hetzelfde voorkomen, maar in plaats van aan te nemen, dat elk dezer onder leiding van een Normandischen architect werd uitgevoerd, achten wij het waarschijnlijk, dat voor deze de St. Nikolaas te Bari tot voorbeeld genomen werd, vooral omdat deze kerk een van de meest bekende bedevaartplaatsen was.
De collegiale kerk van Barletta, aangevangen in 1139 en waarschijnlijk onderbroken toen in 1156 Willem I de stad met wraakzuchtige plannen naderde, en de kathedraal van Trani, waaraan men in 1170 bouwde, hebben opvallende overeenkomsten met die van Bari, vooral de façade van de laatstgenoemde kerk toont een bijzonder sterke gelijkenis.
Alsof de vele verschillende bouwstijlen, die wij reeds in Zuid-Italië aantroffen en wier tegenwoordigheid op logische wijze kan worden verklaard, nog niet voldoende waren, vinden wij ook nog kerken welke geheel overeenstemmen met de Romaansche basilika's in Noord-Toscane, vooral met die welke in de streek van Pisa tot stand kwamen.
De kathedraal van Troja (1093-1127) zou in de nabijheid van Pisa meer op zijn plaats geweest zijn dan in Apulië. Het lagere gedeelte van de façade - (het bovengedeelte werd in de 13e eeuw veranderd) - met zijn
| |
| |
weinig uitstekende arcades, die men op de zijmuren terugvindt, komt in Toscane herhaaldelijk voor. In dezelfde stad vinden wij nog een ander voorbeeld van Toscaanschen bouwtrant in de kerk van S. Basilio, welke het voordeel heeft zoogoed als onveranderd te zijn gebleven. Hier, als in Pisa, vindt men den grooten koepel direct op het dak der kerk rustende. Ook de S. Benedetto te Brindisi toont de blinde arcade.
Verscheidene andere kerken, in den Toscaanschen stijl uitgevoerd, zouden hier kunnen worden opgenoemd, maar dit zal ik achterwege laten, even wil ik slechts vermelden, dat de S. Niccolò e Cataldo in de nabijheid van Lecce gebouwd door Tancred, den natuurlijken zoon van Roger I, een vreemd mengsel van antieke en Noordelijke Romaansche elementen toont.
De Byzantijnsche archeologie heeft zich veel moeite gegeven om zonder meer de hand te leggen op al de koepelbouwen in Sicilië, en indien dit haar vrij wel gelukt is, zoo ligt het vooral daaraan, dat de kennis der oude monumenten van den Islam veel beperkter en van veel lateren datum is en zich eigenlijk nog een plaats moet verwerven. Wanneer wij echter de typisch Byzantijnsche koepels van den San Marco te Venetië, de St. Sophia van Constantinopel vergelijken met die van S. Giovanni degli Eremiti, S. Cataldo, of het zoogenaamde Cuba-kiosk (niet het paleis) te Palermo, en indien wij daarnaast weer eens bekijken de koepels der moskees van Damaskus, Caïro en Jeruzalem, dan kan het geen twijfel lijden, dat de Siciliaansche gewelven veel meer overeenkomst toon en met de laatste, en dit zoowel door hunne proportie met de rest van het gebouw, door hunne plaatsing (direct op het bouwwerk rustend) als door hunne dikwijls hoogen vorm, vooral opvallend in de koepels van S. Cataldo.
Gebouwen in den Mohammedaanschen stijl vinden wij vooral te Palermo.
Het is een bekend feit, dat, toen Roger I Sicilië veroverde, hij vol verbazing stond tegenover de prachtige gebouwen en andere kunstwerken die hij er vond; oude kroniekschrijvers vermelden zelfs eenige zijner uitroepen van bewondering, toen hij het vele schoons te zien kreeg, dat de Saracenen er tot stand gebracht, waarschijnlijk ook veelal van hun voorgangers, de Byzantijnen behouden hadden. Wij danken het aan den kunstzin van dezen verlichten vorst, dat hij al de aanwezige elementen wist te gebruiken bij de bouwwerken, die hij tot stand deed komen; van producten uit den tijd der Saraceensche en Byzantijnsche overheersching bleef echter blijkbaar bijna niets over.
In een door heidenen bewoond eiland was de aanbouw van kerken in de eerste plaats noodig; zij zijn zoo talrijk dat ik den lezer zeker niet met de opsomming zal lastig vallen, vooral daar van de meeste weinig of niets oorspronkelijks is overgebleven. Vermelding verdient echter
| |
| |
fig. 4. la zisa te palermo (1154).
(foto alinari).
fig. 7. noormansch portaal, s. giorgio
bij girgenti.
fig. 6. de kathedraal van monreale. (1174-82). (foto alinari).
| |
| |
fig. 8. de s. spirito te palermo (1173). (foto alinari).
fig. 9. de kathedraal van cefalu. (gesticht 1131). (foto alinari).
| |
| |
de kerk van S. Giovanni dei Leprosi, gesticht in 1071 door Robert Guiscard en Roger I, juist buiten de muren van het toenmalige Palermo, en waarvan de oorspronkelijke vorm bewaard bleef. Te Troina werden verscheiden kerken gesticht; de in 1081 aangevangene Sta Maria schijnt een basilikavorm gehad te hebben Met den bouw van de St. Nicolaaskerk te Messina werd reeds in 1063 begonnen en de kathedraal van Catania kwam tusschen 1075 en '92 tot stand. Dit laatste bouwwerk toont vooral Longobardische trekken en over het algemeen schijnen de eerste kerken welke door de Noormannen op Sicilië werden gebouwd, een mengsel geweest te zijn van Latijnsche, - of ten minste Noordelijke - en Byzantijnsche factoren. Verder komt het waarschijnlijk voor dat in enkele gevallen als decoratie een arcade in relief op de buitenmuren werd aangebracht, hetwelk een Saraceensch détail zou kunnen wezen, maar geen enkele kerk uit den tijd van Robert Guiscard en Roger I bleef voldoende bewaard, om ons een juist denkbeeld van hun oorspronkelijk voorkomen te geven.
Zuiver Arabische bouwwerken vindt men in Sicilië eigenlijk niet, maar in de 12e eeuw kwamen hier wel eenige gebouwen tot stand, waarin Arabische elementen voorkomen.
S. Giovanni degli Eremiti, waarmee in 1132 werd aangevangen, staat gedeeltelijk op een stuk grond, dat vroeger een moskee droeg. De kerk zelve heeft den vorm van een Latijnsch Kruis, maar het vierkante aspect, den vorm en de plaatsing van den koepel, de beteekenis van deze voor de silhouet van de kerk, dat alles herinnert te zeer aan den bouwstijl van den Islam om hier niet een direct verband te zoeken vooral met het oog op het lange verblijf der Saracenen in deze streek.
Even duidelijk herkent men de moskee in de kerk van S. Cataldo, die in 1166 reeds bestond (fig 3). De abs en de arcaden in relief, die de muren versieren, leveren ons het bewijs, dat de bouwmeesters op Sicilië de voorbeelden der Mohammedanen niet slaafs volgden, maar het technische gedeelte van den kapel-bouw, in deze naakte kerk van binnen duidelijk zichtbaar, komt bijv. geheel overeen met die van de Moskee van Hákin te Caïro, welke tusschen 990 en 1003 gebouwd werd.
Dezelfde eigenaardigheid treft men aan in de Palermitaansche kerken van Sta Maria dell Ammiraglio en den Palatijnschen kapel, die overigens Byzantijnsch zijn en daarom niet in deze groep thuis behooren.
Twee niet religieuse gebouwen werden daarentegen weer geheel in den Mohammedaanschen stijl gebouwd, het zijn twee paleizen, waarvan het eene ‘la Zisa’ genaamd door Willem I in 1114 gebouwd werd, terwijl het andere de naam van ‘la Cuba’ draagt en aan Willem II te danken is (1180).
Veelal wordt aangenomen dat ‘la Zisa’ een Saraceensch bouwwerk der 10e eeuw was hetwelk door Willem I slechts gewijzigd en verbouwd
| |
| |
was geworden (fig 4); van het oorspronkelijke interieur, hetwelk ons uit oude beschrijvingen welbekend is en hetwelk een zuiver Arabisch karakter had, blijft nog een binnenhof met een fontein over; wij vinden hier belangrijke overblijfselen van Mohammedaansche decoratie en een Arabische inscriptie aan den top van het gebouw.
De zware, ietwat vormlooze ‘Cuba’ heeft geheel het voorkomen van een burcht, maar de plattegrond komt in vele opzichten met dien van het hiervoren genoemde paleis overeen. Van de kiosken, die in het park stonden, is er maar één overgebleven, welke ik reeds noemde als voorbeeld van Mohammedaanschen koepel-bouw. Zonderling, en karakteriseerend voor de stijlvermenging, die toen in Sicilië plaats vond, is, dat de arcade, die den ingang versiert, in zijn sobere, droge ornamentatie eigenlijk zuiver Normandisch is, ik meen dien vroeg middeleeuwschen stijl die de Engelschen ‘Norman’ noemen.
Even buiten Palermo vindt men de overblijfselen van het slot Favara, hetwelk oorspronkelijk ook een Saraceensch bouwwerk uit de 10e eeuw was en door Roger II gewijzigd werd. Een ander profaan gebouw is een nog steeds bestaande brug, in 1113 door een emir gebouwd.
De Byzantijnsche stijl was te Palermo vertegenwoordigd in de eerste plaats door de kerk van Sta Maria dell' Ammiraglio, later ook de Martorana genaamd. Zij werd in 1143 geslecht door den emir (Ammiraglio) van Roger II, George van Antiochië. De techniek van den koepelbouw moge Mohammedaansch wezen, maar de rest van het bouwwerk was zuiver Byzantijnsch. Het had oorspronkelijk een ongeveer vierkanten vorm, met drie absides, een zuilengalerij en een voorhof bevonden zich voor den ingang. Nu werd dit alles in een gebouw vereenigd, waar in de 17e eeuw nog een groote kapel aan werd toegevoegd, zoodat wij heden met moeite den ouden vorm terug vinden.
De wegens hare mozaïeken terecht beroemde Capella Palatina werd door Roger II in 1128 of '29 gesticht en schijnt ongeveer in 1140 gereed geweest te zijn (fig 5). Het is een zuilen-basilika voorzien van een koepel, en als bouwwerk niet van bijzonder groote beteekenis of schoonheid; de plaats, die voor den bouw van den koepel ter beschikking stond, kan hebben bijgedragen tot de bepaling van haar vorm, welke toch wel het meest met dien eener Byzantijnsche kerk overeenkomt. De kerk ‘della Trinita della Magione,’ in 1161 door den kanselier d'Ayello gesticht, is eveneens een basilika, voorzien van een koepel.
Een zuilenbasilika van een Westersch voorkomen was de, door de groote aardbeving verwoeste, en voor dien reeds dikwijls verbouwde dom van Messina, die in 1098 reeds bestond maar in 1125 door Roger II werd vergroot met het doel er de kathedraal van te maken. Tot ditzelfde type behooren ook de kathedralen van Monreale, door Willem II kort na zijn
| |
| |
troonsbestijging aangevangen (1174-82) (fig 6) en van Palermo, een stichting van den Engelschen kanselier Off a Mill, geëindigd in 1185, maar waarvan bijna alleen de kript en de apsider hun oorspronkelijk voorkomen behielden.
In de Siciliaansche architectuur uit het Noormansche tijdperk troffen wij tot nu toe reeds de Mohammedaansche, de Byzantijnsche en de Latijnsche stijlen aan; om het tableau te volmaken moeten wij er nog de Engelsche ‘Norman’-bouwtrant aan toevoegen.
De ‘Norman’ is een zeer speciale onderverdeeling van den Romaanschen bouwstijl. De benaming is juist gekozen daar zij in werkelijkheid in die streken voorkomt, welke door de Noormannen werden bezet; ten eerste in Normandië, maar ook op vele plaatsen in Engeland. Men neemt veelal aan dat de ‘Norman’-stijl van Gallo-Romeinschen oorsprong is.
De bouwwerken welke tot dezen trant behooren, hebben een sober en ietwat gedrukt voorkomen. Zij zijn indrukwekkend door hunne kracht, en breedte, door hunne zware gewelven en bogen, met hoogsteenvoudige decoratie. Het sier-motief bepaalt zich veelal tot zig-zaglijnen, of kleine rozetten, veeleer het werk van een steenhouwer dan van een beeldhouwer, want figuren komen er bijna niet voor, en dan nog alleeen van een uiterst archaisch aspect.
Men kijkt er vreemd van op, wanneer men onder den blauwen hemel van Sicilië tusschen die half Oostersche bevolking, dezelfde portalen aantreft, welke men in zulk een geheel verschillende omgeving in Engeland heeft gezien. De kerken van Norwich, Gloucester, Durham, Iffley, en Hales, die van 's Georges de Boschierville in St. Etienne te Caen, in Normandië toonen in dit opzicht de grootst mogelijke overeenkomst met de veelal vervallen bouwwerken te Bivona, Girgenti (fig. 7), Catania en Trapani. Vooral in de laatstgenoemde stad vindt men een overblijfsel van een merkwaardig Noormansch bouwwerk, genaamd la Guidecca, en in de, in geen Italjaansche stad ontbrekende Via Garibaldi, een portaal met een hoogst eenvoudige versiering, geheel overeenkomend met de reeds vermelde ornamentatie van de kiosk in het park van het Cubapaleis. Veelal toonen deze portalen reeds een flauw element van den Gotischen spitsboog, welke daardoor overeenstemmen met de Engelsche gebouwen uit de ‘Transitional’ periode, die van omstreeks 1145 tot 80 duurde. Ik zie dan ook geen reden om aan te nemen, dat de ‘Norman’-stijl eerst na 1175 in Sicilië zijn intrede deed; integendeel de in 1171 door Walter Off a Mill gebouwde S. Cristina la Vetere, en de in 1173 gestichtte Santo Spirito zijn ‘Norman’ maar van eenigszins geavanceerd type, zooals de spitsbogen van de ramen ons aantoonen (fig. 8). Dit levert ons dus reeds het bewijs dat deze stijl voor 1175 in Sicilië voorkwam, en het schijnt mij hoogstwaarschijnlijk dat de portalen welke een primitiever aspect hebben en waar de spitsboog ontbreekt, van nog ouderen datum zijn. Zeker is dit
| |
| |
eigenlijk niet, want in de ‘Transitional’-periode waren zoowel de spitsboog als de ronde boog gebruikelijk. Zonder twijfel was het Willem II, die, zooals ik reeds vermelde, veel betrekking met Engeland had, die de invoering van dezen bouwtrant in de hand werkte, maar waarschijnlijk was zij ook vóór hem reeds in Sicilië bekend. De ‘Norman’ elementen in de kathedraal van Cefalu, die waarschijnlijk in 1131 gesticht werd, zouden dit ook bevestigen. Het is een bekend feit, dat de eerste Noormansche hertogen, architecten uit Bourgondië ontboden, maar het is niet aan te nemen, dat zij het waren die dezen bouwtrant verspreidden, daar deze in Frankrijk bijna uitsluitend in Normandië voorkomt.
De reeds genoemde Santo Spirito te Palermo, die veel stijlverwantschap toont met Fountains-abbey en Malmesbury-abbey, heeft decoratieve eigenaardigheden, die ons doen vermoeden, dat de ‘Norman’-invloed zich ook in andere gebouwen deed gelden. Het is het motief dat gevormd wordt door de elkander snijdende ronde arcades, die door deze snijding spitsbogen vormen, en die op de apside van de S. Spirito voorkomt, wij vinden deze eveneens en ter zelfder plaatse aan de kathedralen van Palermo en Monreale aangebracht, en op de facaden en aps van die van Cefalu. Men heeft willen aannemen dat ook dit een element ware, hetwelk aan den Islam werd ontleend, maar dit is bepaald onjuist, want in de kathedralen van Durham en Norwich komt deze decoratie reeds in 1093 en 1119 voor en ik twijfel er dan ook niet aan, of dit motief kwam uit Engeland naar Sicilië.
Het is niet onmogelijk, dat de kathedraal van Palermo, die, zooals men zich zal herinneren, door Off a Mill gesticht werd, denzelfden aan wien wij S. Spirito te danken hebben, oorspronkelijk ook een ‘Norman’-voorkomen had.
De reeds genoemde kathedraal van Cefalu is een vrij wel zuiver Noord-Europeesch Romaansche kruis-kerk, met twee zware torens ter zijde van de façade (fig. 9). De portiek, die zich tusschen deze torens bevindt schijnt eerst in de 15e eeuw aan de rest te zijn toegevoegd.
(Slot volgt).
|
|