- Zij zijn naar de Moorkens gaan zoeken, vertelt lachend Evelin's moeder. Evelin wordt daar almeteens heel boos om....
Gelukkig, daar is voor hen een schoteltje kersen bewaard en hoe ziet Evelinneke haar moeder nu zoo ineens weer geerne!
Dan moeten Guustje en Evelinneke te bed.
Een poosje liggen zij nog wakker en praten met elkaar over dat groote geheim, dat hunne zieltjes weten en dat niemand kent.
Evelinneke kan maar niet zwijgen. Niet waar, Anne-Mieke is nu zoo ver van huis en ligt ginder, zoo heel alleen, onder dien schoonen boom, waarboven de Hemel zijn onmetelijkheid spant. Anders sliep Anne-Mieke bij Moeke Evelin.... Nu daar heel alleen in 't veld....
- Weet ge, Guustje, als Maria komt zal ik met Maria er henen wandelen en zeggen: Maria, hier ligt Anne-Mieke.... Ik zou morgen eens willen gaan kijken hoe zij er uitziet.... Ze zal wel zwart zien.... Denkt gij het ook niet Guustje....
Maar Guustje slaapt alweer.... ‘Sakkerdeboere’ vloekt Evelin.... En ey, zoo vlug springt zij uit haar bedje en behoedzaam gaat zij naar Guustje toe. In haar lang, wit japonneke is zij als een engeltje. Even loert zij in de groote kamer, waar moeder slaapt, moeder die nog met tante Lowies in de keuken te babbelen zit....
Hoe zij ook aan Guustje's arm schudt en trekt, Guustje verroert niet en blijft met zijn hoofd naar den muur gewend.... slapen.
- Flauwe jongen.... Och, ik zal hem maar laten betijen, peinst ze grootmoedig....
En voorzichtigjes, op haar teentjes, glijdt zij terug over den vloer, die met maan-licht zilver bestikt is.
Ha, daar is het venster, dat met zijn open ramen een spiegel lijkt. Waarom zal zij er niet eens door loeren?
Uren en uren ziet zij ver. Ginder ergens, ginder ligt nu Anne-Mieke. Als Guustje nu niet sliep, zij zou het hem toonen....
In de diep-blauwe lucht, waarin sterren hun bogen en lijnen trekken, hangt de maan als een witte chrysant en strooit klaren vrede over het land dat daar ver, roerloos en open ligt als een boek.... Zilver belicht is de kamer en klaar geteekend staan daar al de dingen....
Op Evelin's witte kleedje vloeien er fonkelende droppelen blauw en purper licht.
Alles, dat in den dag zoo eindeloos verre lijkt is nu vlak onder haar bereik. Witte huttekens en donkere hoeven, zwarte bosschen en gele korenvlakken, liggen daar voor 't grijpen als een schoon stuk speelgoed.
En och, het is nu toch wel spijtig dat Anne-Mieke zoo ver en zoo wijd is, thans. Evelinne staat daar nu zoo heel alleen, zoo eenzaam. Guustje